“Goedenavond meneer, hier is de menukaart. U heeft een genenpaspoort bij u zie ik?” De ober van het restaurant plugt de USB-stick in de computer. “Ik zie het al, u heeft een verhoogde kans op diabetes en hartfalen. Ik raad u ons menu aan met veel vitamine B, antioxidanten, omega-3-vetzuren en vezels, en met weinig cholesterol en verzadigde vetten.” Is dit science fiction? Nu nog wel, maar het is dichterbij dan we misschien denken.

Een kijkje in de genen
Het begon allemaal met de voltooiing van het Human Genome Project zo’n tien jaar geleden. Na jaren werk, en drie miljard dollar, waren eindelijk alle 20.000 genen van ons in kaart gebracht. De volgende stap is uitzoeken wat dat DNA ons kan vertellen. Veel genen zijn al gekoppeld aan allerlei ziektes. We weten daarom steeds meer over de oorsprong van ziektes, en kunnen ze daarom ook eerder herkennen.
Tegenwoordig gaat DNA-analyse een stuk sneller door verbeterde technieken. Het prijskaartje is ook razendsnel gedaald. Je kunt al voor een paar honderd euro een deel van je DNA laten analyseren bij een commercieel bedrijf. Zoals bij het Amerikaanse bedrijf 23andMe dat jouw risico op 97 veelvoorkomende ziektes als Parkinson en diabetes berekent, maar ook je gevoeligheid voor bepaalde medicijnen analyseert.
Edwin Cuppen, professor menselijke genetica van het UMC Utrecht, was benieuwd wat voor cijfers zo’n paspoort geeft. Hij bestelde een DNA-test via de website van 23andMe. Kort daarna kreeg hij een buisje thuisgestuurd waar hij speeksel in moest doen. Hij stuurde het buisje mét speeksel terug en na vier weken kreeg hij bericht dat zijn profiel klaar stond op de website van 23andMe.
Het bleek dat hij het meeste risico liep op darmkanker. Hij had 9,4 procent kans dit te krijgen, bijna twee keer zo veel als de gemiddelde Europeaan risico loopt op darmkanker. Maar de kans dat hij geen darmkanker krijgt blijft groter. De ziekterisico’s die zo’n paspoort geeft blijven dus voorspellingen die wel of niet zullen uitkomen.
Voorspellende genen
Voor de meeste ziekten weten we nog amper welke genen verantwoordelijk zijn. Klopt de informatie uit een genenpaspoort dan wel? Dat is makkelijk te checken. Er staat namelijk ook informatie in over lichamelijke eigenschappen.
Edwin Cuppen heeft volgens zijn genetisch profiel nat oorsmeer en blauwe ogen. Klopt allebei volgens Cuppen. Ook zou hij van zoetigheid houden en een sprinter zijn. “Incorrect, ik eet nooit suiker en ben, als ik al aan sport doe, meer van de duursport dan van krachtexplosies”, zegt Cuppen. Het genenpaspoort geeft soms onzekere uitkomsten. Bovendien dragen je genen bij sommige ziektes maar weinig bij aan het ziekterisico. Kijk naar diabetes. Je gewicht, leeftijd en familiegeschiedenis zijn de beste voorspellers. Je genen bepalen slechts een kwart van het risico.

Dan staan er in het paspoort ook nog de voorspellingen over je gevoeligheid voor bepaalde medicijnen. Cuppen had bijvoorbeeld een verhoogde gevoeligheid voor de bloedverdunner warfarin.
Dat is handig om te weten. Patiënten reageren vaak verschillend op geneesmiddelen vanwege hun erfelijke aanleg. Toch krijgt elke patiënt vaak hetzelfde medicijn. Mensen met een verhoogd cholesterol krijgen bijvoorbeeld allemaal statines. Maar sommigen reageren daar slecht op, of hebben last van bijwerkingen.
In een genenpaspoort zouden we dat in de toekomst mogelijk van tevoren kunnen zien. Borstkankerpatiënten krijgen vaak al therapie die gebaseerd is op het genetisch profiel van hun tumor.
Voeding ter preventie
Naast medicijnen bepaalt je DNA ook grotendeels hoe je reageert op voeding. Stel dat wetenschappers, over een jaar of twintig, onze genen beter kunnen interpreteren. Dan zou je in principe voedingsadvies gebaseerd op je DNA kunnen krijgen. We weten bijvoorbeeld dat onverzadigde vetzuren gezond zijn. Maar voor tien procent van de bevolking geldt het omgekeerde. Mogelijk kun je in de toekomst met je genenpaspoort naar de diëtist stappen. Diegene vertelt je dan wat je wel of juist niet moet eten om je risico op aandoeningen zoals diabetes en hart-en vaatziekten zo laag mogelijk te houden. Voeding ter preventie van ziekte dus.
Voedingsadvies gebaseerd op genetisch onderzoek is niet helemaal nieuw. In Nederland krijgen baby’s een hielprik om hun bloed te testen op erfelijke afwijkingen, waaronder de stofwisselingsziekte fenylketonurie. In baby’s met deze aandoening hopen eiwitten op in het bloed, met hersenbeschadiging als gevolg. Zij krijgen een speciaal eiwitarm dieet.

Wetenschappelijke kant van voeding
De relatie tussen voeding en ziekte is in veel gevallen duidelijk, volgens Ben van Ommen, programmaleider van TNO in Zeist. “Denk maar aan cholesterol en hart-en vaatziekten, of calcium en botontkalking. Voeding kan geen ziekteveroorzakende mutaties voorkomen, maar het kan wel de kansen verkleinen. Het eten van veel antioxidanten bijvoorbeeld zorgt dat de kans op DNA-schade kleiner is.”
De voedingswetenschap is op het moment vaak nog controversieel omdat er nog van alles mankeert aan voedingsonderzoek. Alles wat we weten komt uit epidemiologisch onderzoek. Dat maakt het lastig om harde uitspraken te doen over de daadwerkelijke effecten van voeding.
Stel dat we echt grip krijgen op de effecten van voeding, moeten we dan allemaal een persoonlijk voedingsadvies krijgen? Nee, volgens Van Ommen zijn voedingsadviezen nu vooral nuttig voor mensen die al ziek zijn. Zij kunnen baat hebben bij een aangepast dieet. Bijvoorbeeld als je familiaire hypercholesterolemie hebt. Dan heb je een mutatie waardoor je cholesterolgehalte en daarmee je kans op een hartinfarct verhoogd is. Het advies is dan om weinig cholesterol te eten.
Of denk aan de negen procent van de Nederlanders die lactose-intolerant is door een mutatie. Het eten van lactose leidt bij hen tot darmklachten. Geen melkproducten eten is dan de oplossing. Maar de meerderheid van de mensen heeft niet zo’n duidelijk afwijkend genetisch profiel. Wel heeft iedereen genetische variatie: kleine individuele verschillen in ons DNA. “Er zijn echter maar weinig genetische variaties die makkelijk te interpreteren zijn”, aldus van Ommen.

Eetgedrag aanpassen
Naast de vraag of een genenpaspoort betrouwbaar is of niet, maken ethici zich zorgen over de stress die kennis over je genen – en bijbehorende voedingsadviezen – met zich meebrengt. Gaat zo’n advies niet je leven beheersen, wetende dat je daarmee je eigen toekomst in de hand hebt?
Dat lijkt mee te vallen. Volgens een Amerikaanse studie naar de psychologische effecten van een genenpaspoort gaan deelnemers na een DNA-test niet anders eten of meer bewegen. Ook niet als ze meer kans hebben op kanker of hart-en vaatziekten.
Of mensen hun eetgewoonten zullen aanpassen aan hun DNA is dan daarmee dus nog maar de vraag. Wat kun je ook doen met de kennis dat je drie procent kans hebt op een ziekte in plaats van 2%? Het enige voedingsadvies dat daarbij past is eet wat gezonder. Dat weet iedereen wel. Toch houdt lang niet iedereen zich aan zo’n advies. “We weten dat teveel vet en suiker slecht is maar we kunnen het niet laten. Dat is de menselijke natuur. Je wilt toch ook op een prettige manier oud worden”, aldus Cuppen. Zelfs wanneer je al ziek bent, is het moeilijk om je gedrag aan te passen.
Zie ook:
- Goedkoop genoom (Kennislink)
- Het genoom ontrafeld (Kennislink)
- Genetische zelftests nog onbetrouwbaar
- Genoom-statistiek (Universiteit Leiden)
- De opmars van persoonlijke pillen (Kennislink)
- Elke eter de juiste hap (Natuurwetenschap & Techniek)