Het is een wat bevreemdend gezicht. Vlak voor de westkust van het onbewoonde waddeneilandje Griend staan lange rijen met een soort plastic kratjes in de bodem vastgepind. Als je dichtbij komt blijken ze vol te zitten met zeesla en ander drijvend wier. In de open structuur van de blokken schuilen krabben en hebben zich ook kleine mosseltjes gevestigd.
“Dit is ons experimentele rif”, legt dr. Laura Govers, onderzoeker van de Rijksuniversiteit Groningen en de Radboud Universiteit in Nijmegen uit. “Deze blokken zijn gemaakt van biologisch afbreekbaar plastic. Ze worden bijeengehouden door eveneens biologisch afbreekbaar kokostouw, waar ook mosseltjes zich makkelijk op kunnen vestigen. Zelfs de pinnen van betonijzer waarmee ze in de bodem staan moeten over een aantal jaren vanzelf zijn weggeroest.”

“We hebben deze riffen neergezet om te onderzoeken of we de vestiging van nieuwe mosselriffen een vliegende start kunnen geven”, vervolgt Govers. “Daarnaast onderzoeken we of in de luwte van de riffen misschien zeegras wil groeien en ook hoe de rest van het zeeleven op de riffen reageert. Zelfs de hoeveelheid slib en zand rond de riffen brengen we heel precies in kaart.”
Onbewoond vogeleiland
Met name voor vogelliefhebbers heeft het eilandje Griend – bij hoogwater ongeveer honderd hectare groot – een bijna mythische status. Als ze met de boot van Harlingen naar Terschelling of Vlieland varen, zien ze het halverwege, aan de oostkant van de vaargeul liggen. Zeker in de trektijd, in het voor- en najaar, zien ze dan soms ook de enorme wolken van vele duizenden wadvogels boven het eiland.
Een bezoek is lastig, om niet te zeggen onmogelijk. Het eiland wordt in de broedtijd bewaakt door twee vogelwachters. Daarnaast komen er alleen wat onderzoekers in het enige huisje dat het eiland rijk is. En een heel enkele keer organiseert beheerder Natuurmonumenten excursies, bijvoorbeeld om het eiland in het najaar te ontdoen van aangespoeld vuil. Maar verder is het eiland het domein van grote sterns, kanoeten en drieteenstrandlopers.
Tot in de achttiende eeuw was Griend nog bewoond. Enkele boeren hielden er vee vanuit hun op terpen gebouwde boerderijen. Maar Moeder Natuur had andere plannen met het eiland. “Griend wandelt al heel lang naar het oosten”, vertelt Govers. “Aan de westkant verdwijnt zand dat aan de oostkant weer wordt neergelegd. Maar zeker sinds de aanleg van de Afsluitdijk in 1932, is de stroom op het wad zo veranderd dat er meer van Griend verdwijnt dan erbij komt.”
Het antwoord van Rijkswaterstaat kwam in de jaren zeventig en tachtig in de vorm van zanddijken. Govers: “Aan de westkant werd onder andere een soort ‘haak’ van duizenden kubieke meters zand aangelegd, maar dat zand was in 2016 alweer zo goed als verdwenen. Daarom is in 2016 begonnen met een meer natuurlijke hersteloperatie. In plaats van een statische dijk is een enorme hoeveelheid zand voor de kust van het eiland gelegd. Door de natuurlijke dynamiek van wind, stroming en getij moet zich dat vanzelf verspreiden.”
Maar meer nog dan door de dynamiek van het zand, is Govers geboeid door het samenspel van de ‘dode’ en de ‘levende’ natuur rond het eiland. “Griend is een zogeheten stormvloedschoorwaleiland. Dat betekent dat het vooral wordt gevoed door schelpen en ander materiaal dat door stormvloeden wordt opgestuwd. Vroeger werd Griend ook gevoed door grote bulten van afgestorven zeegras, maar dat hebben we niet meer in ons deel van de Waddenzee. Een groot deel van ons onderzoek is er dan ook op gericht om te bekijken hoe we die verbinding tussen de ecologie en de geomorfologie, dus tussen die levende en dode natuur, weer kunnen herstellen.”

Knutselen aan een eiland
Naast het verstevigen van het eiland, waren de recente herstelwerkzaamheden ook gericht op het verbeteren van het eiland als broedplek voor grote sterns en andere typische wadvogels. “Aan de noordkant is bijvoorbeeld een duin verlaagd. Daardoor kan het zand weer wat meer stuiven en kan de zee ook nieuwe geulen maken in de kwelders op het eiland. Tegelijk is het landschap daardoor wat opener geworden, wat broedende stern prettig vinden. Die hebben niet graag hoge duinen vlakbij hun nest, waar bijvoorbeeld een slechtvalk achter zou kunnen schuilen.”
Het lijkt misschien wat vreemd, om in zo’n dynamische omgeving als de Waddenzee te gaan ‘knutselen’ met miljoenen kilo’s zand, schelpen en zelfs kunstriffen. Toch was dit de logische optie, vindt Govers. “Je kan natuurlijk wachten tot Griend vanzelf in een diepe geul aan de oostkant van het eiland is verdwenen. En dan kun je vervolgens hopen dat er elders weer een ‘nieuw Griend’ ontstaat in de natuurlijke dynamiek. Maar doordat we de Afsluitdijk hebben aangelegd, en ook doordat we vaargeulen op diepte moeten houden, hebben we al behoorlijk ingegrepen in de natuurlijke dynamiek. Dan kunnen we het ons niet veroorloven om zo’n enorm waardevol vogeleiland als Griend in de golven te laten verdwijnen in de hoop dat er heel misschien, ooit eens wat voor terugkomt.”