Je leest:

‘Dit is geen poep wat ik praat’

‘Dit is geen poep wat ik praat’

Auteur: | 15 januari 2005

Hiphop is een onderdeel geworden van de jeugdcultuur van autochtone en allochtone jongeren. In de ‘Hirsi Ali Diss’ komen elementen uit de hiphop (de grove straattaal, het dissen) en de jeugdcultuur van allochtone en autochtone jongeren (assertiviteit, eisen van respect) samen in een reactie op het integratiedebat. Een integratiedebat waardoor ze zich ‘gedisst’ voelen.

‘We zijn bezig met het voorbereiden van een liquidatie, bommenactie, tegen Hirsi Ali.’ Zo luidt een zinsnede uit de ‘Hirsi Ali Diss’ van de rapgroep DHC waarover het televisieprogramma Nova in juni 2004 een reportage maakte. Hoewel er ook critici waren die het nummer niet erg serieus namen, barstte er een storm van protest los.

Voor sommige opinieleiders was het nummer het zoveelste bewijs dat Marokkanen en moslims niet in de Nederlandse samenleving passen. Het Openbaar Ministerie wilde hen aanvankelijk aanpakken op basis van een speciale strafbepaling over bedreiging van volksvertegenwoordigers. Maar waarom maakten die jongens nou deze ‘diss’ en waarom op deze, in vele ogen, grove manier? Ze hadden wel degelijk iets te zeggen dat in hun ogen geen onzin was oftewel ze praatten geen poep. De vraag naar de inhoud en de betekenis is niet aan de orde geweest in de discussie, maar wel relevant als we iets willen begrijpen van de jongeren waarover het integratiedebat gaat. De DHC’ers zijn niet alleen moslims en Marokkanen, ze zijn ook Nederlandse jongeren. Door te kijken naar de jongerencultuur en de relatie met hiphop zoals die uit Amerika is overgewaaid, kunnen we meer begrijpen van het hoe en waarom van de ‘Hirsi Ali Diss’.

Ayaan Hirsi Ali

Hiphop

De termen hiphop en rap worden vaak door elkaar gebruikt. Een veelgebruikt onderscheid is dat van rapper KRS-One: ‘Rap is iets wat men doet en hiphop is iets wat men beleeft.’ Hiphop is te zien als een muziekvorm en levensstijl die niet alleen draait om het rappen (MC-ing en DJing), maar ook om bepaalde wijzen van dansen (breakdancing), bewegen, taalgebruik, kunst (graffiti), kleding en films.

Hiphop is ontstaan in de zwarte en latino gemeenschappen aan de westkust van de Verenigde Staten. DJ Kool Herc, een Jamaicaanse immigrant uit New York, en Grandmaster Flash behoorden tot de eerste DJ’s die van gewone platenspelers instrumenten maakten door op twee draaitafels tegelijk platen te draaien en de drumsolo’s (de ‘breaks’) van die platen te mixen. Africa Bambaata, ook een DJ uit New York, verzamelde een groep dansers om zich heen. Deze groep, Zulu Nation genaamd, liet een nieuwe dansstijl (breakdancing) op straat zien in een poging om de agressie van de straat te kanaliseren in artistieke duels van muziek, dans en graffiti, zo stelde Africa Bambaata zelf. In de jaren negentig verschoof het zwaartepunt van de hiphop naar de oostkust en de gangstarap van rappers als Ice-T, Niggaz With Attitude (NWA) en Tupac Shakur. De gangstarap was een protest tegen armoede, het sociaal-economische milieu in de Amerikaanse getto’s en het politieoptreden tegen Afro-Amerikanen in die tijd.

In de jaren tachtig werd hiphop ook in Nederland geïntroduceerd. De Surinaamse rapper LTH was een van de grondleggers van de Nederlandse hiphop. Eind jaren tachtig begon de opkomst van de Nederlandstalige hiphop, de Nederhop, met de Amsterdamse rapformatie Osdorp Posse. Dat bleek een enorm succes en al snel kregen ze navolgers. Nederlandse hiphoppers hebben elementen van de Afro-Amerikaanse hiphopcultuur overgenomen en het rapgenre omgevormd tot Nederhop. Daarbij hebben zij geleidelijk een eigen vorm ontwikkeld met een eigen Nederlands geluid en Nederlandse thema’s. Dit gebeurt in een omgeving waarin assertief gedrag wordt aangemoedigd. De autonomie van het individu en het gevoel van eigenwaarde zijn in toenemende mate van belang, met name onder jongeren. Dit leidt tot een ‘assertieve levensstijl’, waarbij jongeren sneller en feller opkomen voor zichzelf en waarbij afwijkend gedrag minder getolereerd wordt.

Osdorp Posse introduceert de Nederhop.

Mokro

Rapper Yukkie B. scoorde met ‘Wat nou?’ als eerste Turkse Nederlander een grote raphit. Intussen zijn Marokkaanse Nederlanders als Raymzter (met ‘Kutmarokkanen??!’) en Ali B. hem gevolgd. Andere, minder bekende, Marokkaans- Nederlandse rappers zijn bijvoorbeeld Cilvaringz, Samiro en de rapgroep Intersection. Een viertal elementen keert terug in de meeste raps: het straatleven, de taal, het ‘samplen’ en het sociale commentaar.

Het straatleven Hardcore dat is waar we voor staan het zijn de wetten van de straat ik ben een Thugmarokkaan! […] Ali B te commercieel ik weet niet wat je lult gozer Tuurlijk maak ik geld ik ben blij met elke cent maar als underground mokro zal ik blijven wie ik ben Ali B., ‘Het leven van de straat’

Hiphop geeft jongeren uit de Amerikaanse getto’s een podium waarop zij hun ervaringen in hun eigen buurt kunnen verwoorden. De straat is daarmee een belangrijk concept voor rappers. Met ‘de straat’ wordt niet alleen de fysieke ruimte bedoeld of de specifieke wijk waar de rappers vandaan komen, maar ook een culturele ruimte die de normen, waarden, moraal, esthetiek en gedragscodes vertegenwoordigt die het leven in de eigen wijken bepalen.

De straat is een belangrijk concept voor rappers.

Pels stelt in haar onderzoek naar Marokkaanse jongens dat op straat een cultuur van mannelijkheid overheerst. Iemands eer en status kan worden aangetast door kleinerend gedrag of doordat hij als ‘mietje’ gezien wordt. Jongeren strijden onderling om eer en status en het verwerven en behouden van respect is daarbij een centraal punt. Bartels wijst in NRC Handelsblad van 26 juni erop dat respect in dit geval betekent: ‘afstand houden’, ‘ruimte geven en met rust gelaten worden’.

Het is voor rappers van belang dat zij kunnen aantonen dat ze met het straatleven verbonden zijn; dit betekent dat zij niet té commercieel mogen worden. Amerikaanse rappers als Tupac en Ice T rapten dan ook vooral over het leven in de getto’s waar criminaliteit, drugs, bendeoorlogen, ‘hosselen’ en het politieoptreden daartegen alledaagse beslommeringen waren. De meeste Marokkaanse jongens en meisjes in Nederland realiseren zich dat het leven in die getto’s niet te vergelijken is met het leven hier, maar ze kunnen zich er wel mee identificeren.

Tijdens mijn onderzoek in Gouda had ik een gesprek met enkele jongens en meisjes over Tupac, nadat een van hen zijn hele agenda had volgeschreven met het woord ‘thuglife’. ‘Thug’ betekent een gewelddadige en agressieve crimineel. Tupac vormde met enkele vrienden de groep Thug Life en een van zijn tatoeages was het woord ‘Thuglife’ op zijn buik. Het woord symboliseerde het harde en rauwe straatleven. Het was niet hun manier van leven in Nederland, zo vertelden deze jongeren, maar ze vonden het wel fascinerend. Deze fascinatie komt mede door de ervaringen van racisme en discriminatie waarover Afro-Amerikaanse hiphoppers rappen. Veel Marokkaanse jongeren kunnen zich daarmee vereenzelvigen doordat zij vinden dat zij ook gediscrimineerd worden. Discriminatie is dan ook een thema dat in veel nummers terugkomt zoals in ‘Kutmarokkanen??!’:

Dit klinkt misschien eenvoudig Maar ze kijken me aan alsof ik vloog in de Twin Towers We kwamen hier als gastarbeiders, on the downlow wat goede hash verspreiden Ik weet nog hoe ze me noemden vroeger, ik was wat kleiner Kut Marokkaan, dat is wat ze zeiden!

Het straatleven van Marokkaanse jongeren krijgt overigens niet alleen een negatieve betekenis. In het hiervoor geciteerde nummer van Ali B. verwijst hij naar ‘underground mokro’. ‘Mokro’ is straattaal voor Marokkaan en ‘underground’ betekent in de rapscene dat hij verbonden is met de straat en het straatleven.

Door het straatleven in hun raps te romantiseren doen de Amerikaanse en Nederlandse rappers een appèl op andere jongeren in dezelfde situatie en proberen ze een negatief imago om te draaien naar een positief zelfbeeld.

Geuzennaam

In de taal van de rap wordt een negatieve betekenis van een woord vaak omgezet naar een positieve. Amerikaanse rappers geven woorden als ‘nigger’ of ‘nigga’ een positieve lading. Wanneer zij zeggen: ’he’s my nigga’ dan bedoelen ze: ‘hij is mijn broeder’. De termen ‘nigger’ of ‘nigga’ hebben daarmee voor deze rappers een positieve betekenis gekregen, terwijl de term tegelijkertijd taboe blijft onder grote groepen blanken. In Nederland is ‘kutmarokkanen’ hier een goed voorbeeld van. Dit woord werd gebruikt door de Amsterdamse oud-wethouder Oudkerk en werd al snel overgenomen om Marokkaanse jongeren die overlast veroorzaken aan te duiden. Raymzter, de Marokkaanse rapper, heeft deze term in zijn nummer ‘Kutmarokkanen??!’ ge- bruikt om vooroordelen aan de kaak te stellen. Hij kaatst als het ware de bal terug en sommige jongeren nemen de term zelfs over als een soort geuzennaam. Dat is ook gebeurd met de term ‘naffer’. Dit is politiejargon voor ‘Noord-Afrikaan’ en wordt gebruikt om verdachten met een Marokkaans, Algerijns of Tunesisch uiterlijk aan te duiden.

Tegenwoordig nemen veel Marokkaanse jongeren deze term als een soort eretitel over. Er zijn groepen Marokkaanse jongeren in Amsterdam en Rotterdam die zich naffers noemen zoals de WestSide naffers en de GlueHand naffers, en er is zelfs een Naffer-website. Dat past bij het rebelse karakter dat hiphoppers zich graag aanmeten. Ze zetten zich daarmee niet alleen af tegen autochtone Nederlanders, maar presenteren zich ook als zelfbewuste jongeren die niet met zich laten sollen.

De echte Naffersite.

Turkse en Marokkaanse rappers maken ook veelvuldig gebruik van Berberse of Arabische woorden. Een voorbeeld hiervan is de groep Intersection. Deze rappers worden ook wel beschouwd als de grondleggers van de zogenaamde Rif Rap. De groep bestaat uit enkele Marokkaanse jongens die geboren zijn in Al Hoceima en wonen in Haarlem, en een Braziliaanse jongen uit Haarlem. Zij rappen zowel in het Nederlands, Engels als Berbers. Een ander voorbeeld van het gebruik van het Arabisch is het nummer ‘180cc’ van DHC waarin allerlei Arabische scheldwoorden zijn te horen.

Het meest opvallende aan de teksten is het gebruik van jongerentaal of straattaal. Deze taal is een mix is van Marokkaanse, Turkse, Engelse, Surinaamse en Nederlandse woorden. Voorbeelden zijn: ‘lauw’ (wat goed maar ook slecht kan betekenen), ‘skotten’ (wegsturen of vernederen), ‘wack’ (slap), ‘dissen’ (disrespect of dishonour) en ‘doekoe’ (geld).

Door straattaal te gebruiken kunnen jongeren zich onderscheiden als een aparte groep en zich afzetten tegen anderen die niet tot hun groep behoren. Dit laatste gebeurt soms zeer uitgesproken zoals in de ‘Hirsi Ali Diss’. Het is mede door de teksten van dit soort nummers dat de rap veel kritiek heeft gekregen. Deze slechte naam is niet helemaal terecht. De aandacht lijkt vooral uit te gaan naar dit type nummers en veel minder naar nummers die geweld juist veroordelen of die allerlei ellende in de wereld op een rustige manier aan de kaak stellen. Voorbeelden van het laatste zijn ‘Millie Pulled A Pistol On Santa’ van De La Soul over incest of ‘De wereld is niet te koop’ van Samiro & Def P. van De Osdorp Posse:

Voorkom een oorlog waar niemand op hoop Want onze wereld is voor niemand te koop En hij die haat met haat bestrijdt Verspreidt de haat geheid

Samiro & Def P., ‘De wereld is niet te koop’

Het ruwe taalgebruik wordt overigens door veel jongeren stoer gevonden en benadrukt nog eens de verbondenheid met de straat. Het gaat daarbij ook om ‘braggin and boasting’, zeg maar ‘opscheprap’, waarin een rapper opschept over zijn rapvaardigheden. De ‘battlerap’ is hiermee onlosmakelijk verbonden. Hierin wordt een andere rapper ‘gedisst’. Dat kan door op subtiele wijze iemands uiterlijk en vaardigheden aan de kaak te stellen, maar ook door op grove wijze iemand af te kraken.

Samplen

Rap heeft vanaf het begin te maken het ‘samplen’, het gebruik maken van verschillende fragmenten uit diverse andere bronnen. Dit kan gaan om fragmenten van Arabische muziek zoals in de intro van ‘Kutmarokkanen??!’. Marokkaanse rappers in Nederland gebruiken vooral fragmenten uit Arabische of Marokkaanse muziek en fragmenten die verwijzen naar de stereotypen die over hen bestaan.

In een nummer van Ali B ‘gescot bij de disco’ klinkt in het begin een politieoproep over een BMW met Marokkaanse jongens en een nieuwsitem over overlast van Marokkaanse jongens. Dergelijke fragmenten geven de nummers meer geloofwaardigheid, alsof ze uit de realiteit zijn geplukt en in een rap omgezet. De muziek in het nummer ‘Couse Couse’ van Samiro verwijst grotendeels naar Marokkaanse melodieën. Aangezien Samiro in dit nummer vooroordelen over Marokkanen uitvergroot en er de spot mee drijft, zet de melodie dit nog eens extra kracht bij.

hij is het zat en hij wil alleen die cousecouse geen patat, kip en ook geen appelmous, mous hij is het zat en hij wil alleen die cousecouse ze zeggen weinig vet, maar het zijn allemaal smoes, smoes

Samiro, ‘Couse Couse’

Door het ‘samplen’ kan een artiest zijn verbondenheid met bepaalde culturele iconen en artiesten uiten en de boodschap van het nummer nog eens benadrukken.

Boodschap

De inhoud van de Nederlandse hiphop kenmerkt zich door kwesties als wat ‘authentieke’ rap is (in Nederlands of Engels gezongen bijvoorbeeld), door het overnemen van de gangstarap en door sociale kritiek. Dezelfde thema’s zien we terug bij de Marokkaanse rappers. Naast het afkraken van andere rappers en nummers over wie het beste kan rappen maken zij veelvuldig een combinatie van sociale kritiek, verwijzingen naar het integratiedebat en stereotypen over Marokkanen. ‘Kutmarokkanen??!’ is daar een voorbeeld van evenals ‘Geweigerd. nl’ van Ali B., dat gaat over het weigeren van toegang aan Marokkaanse jongeren door discotheken en cafés.

Ali B. zingt over het weigeren van toegant aan Marokkaanse jongeren door discotheken.

Andere thema’s die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld drugs en gezinsproblemen zoals in het nummer ‘down met jou’ van Raymzter en liefde en romantiek in de hitsingle van Ali B. en Brace ‘Ik ben je zat’. De verbondenheid van de Marokkaanse rappers met hun etnische en religieuze achtergrond komt vooral tot uiting in de politieke en sociale onderwerpen die ze behandelen, bijvoorbeeld in het nummer ‘Palestina’ van DHC:

Ik krijg pijn als ik zie dat een Palestijn, die oversteekt bij een illegale grenslijn, vernederd wordt en mishandeld, en als een hond wordt behandeld, en teruggekeerd ziet ‘ie dat z’n huis is gebombardeerd.

DHC, ‘Palestina’

Het nummer ‘Kutmarokkanen?!!’ en de ‘Hirsi Ali Diss’ hebben tevens een directe link met het integratiedebat en gevoelens van uitsluiting en stigmatisering waar jonge Marokkanen veel last van hebben. Dat zij hun pijlen daarbij richten op Ayaan Hirsi Ali kan moeilijk verrassend genoemd worden, gezien haar ongenuanceerde en voor veel moslims beledigende uitspraken over de profeet Mohammed. Mede naar aanleiding van dat soort uitspraken is zij ‘gedisst’ door DHC: ‘we willen onze gevoelens uiten’.

De relatie met de etnische en religieuze groep is niettemin slechts één van de affiliaties. De straatcultuur en de hiphopcultuur kenmerken zich juist door het feit dat het amalgamen zijn van verschillende invloeden zoals te zien valt in het volgende fragment uit een interview van ML75 met Cilvaringz waarin hij uitlegt hoe hij aan zijn naam komt: ‘De naam komt eigenlijk uit een kung-fu-film, ik kan me niet meer precies herinneren welke precies. Ik nam gewoon een naam uit een film waarin een klein Chinees mannetje iedereen kon verslaan met kleine zilveren ringetjes. Ik wist dat een paar van de Clanleden ook hun naam hadden uit kung-fu-.films, zoals Ghostface Killah of Mastah Killa. Cilvaringz vond ik wel een dope naam, Cilva staat voor de 2e generatie van de clan: de zilveren generatie oftwel de Killa Beez. De 1e generatie is de gouden generatie, de 9 generaals van Wu-Tang. Cilvaringz valt ook weer terug op onze profeet die alleen zilveren ringen droeg omdat goud dragen voor een islamitische man “haram” is. Ringz staat verder ook voor “360 degrees complete”, er zijn allerlei wendingen aan die naam.’

Commotie

Door de ‘Hirsi Ali Diss’ te plaatsen in de context van de relatie tussen jeugdcultuur en hiphop, wordt duidelijker waarom de jongens van DHC deze rap op deze wijze hebben gemaakt. Hiphop is een onderdeel geworden van de jeugdcultuur van autochtone en allochtone jongeren. Hiphop biedt jongeren een platform voor het construeren van een eigen identiteit op basis van verschillende culturele repertoires waar ze uit kunnen putten: als jongere in de Nederlandse samenleving, als allochtone minderheid, als Marokkaanse Nederlander, als moslim enzovoort.

In de ‘Hirsi Ali Diss’ komen elementen uit de hiphop (de grove straattaal, het dissen) en de jeugdcultuur van allochtone en autochtone jongeren (assertiviteit, eisen van respect) samen in een reactie op het integratiedebat. Gevoelens van onrecht, discriminatie en achterstelling, die worden aangewakkerd door de manier waarop dat debat wordt gevoerd, worden samengebald in één ‘diss’. Het is voor de DHC’ers hun manier om te reageren op een debat waardoor zíj zich ‘gedisst’ voelen.

De wijze waarop ze dat doen roept veel kritiek op, maar maakt wel duidelijk hoe diep de indruk van ‘disrespect’ door autochtonen ten opzichte van Marokkanen bij hen zit. Dit lijken we te vergeten in alle commotie. Moeten we ons niet afvragen waarom we dergelijke beweegredenen negeren en welke gevolgen dat zou kunnen hebben? Is de toon van het integratiedebat, waarin ‘kutmarokkanen’ ook een gewoon woord is geworden of waarin sommige opinieleiders moslims vrijelijk kunnen uitmaken voor geitenneukers, nu echt zoveel constructiever dan die ‘Hirsi Ali Diss’?

Martijn de Koning is als onderzoeker verbonden aan het het International Institute for the Study of Islam in the Modern World (ISIM).

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van ZemZem.
© ZemZem, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 15 januari 2005
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.