Je leest:

Dinoscheten warmden de aarde op

Dinoscheten warmden de aarde op

Auteur: | 8 mei 2012

Miljoenen jaren geleden was het klimaat op aarde warm en vochtig. Plantenetende dinosauriërs hebben daar waarschijnlijk een belangrijke bijdrage aan geleverd door de productie van het broeikasgas methaan. Engelse wetenschappers berekenden dat de methaanuitstoot van de dino’s ongeveer even groot moet zijn geweest als de totale methaanuitstoot op dit moment.

Reconstructie van de brontosaurus.
Wikimedia Commons

In het spijsverteringsstelsel van de meeste planteneters huizen methaanproducerende bacteriën. Die bacteriën helpen bij de afbraak van plantaardig voedsel, maar daarbij komt ook het broeikasgas methaan vrij. Moderne grazers als koeien en geiten stoten met zijn allen tussen de 50 en 100 miljoen ton methaan per jaar uit. Daarmee leveren de grazers een belangrijke bijdrage aan de opwarming van de aarde, menen sommige klimaatwetenschappers.

De Engelse wetenschapper David Wilkinson en zijn collega Graeme Ruxton doen al jaren onderzoek naar de ecologie van sauropoden. Dat zijn enorm grote plantenetende dinosauriërs met een opvallend lange nek. Het gemiddelde gewicht van een volwassen brontosaurus (ook behorend tot de sauropoden) bedraagt ongeveer 20.000 kilogram. Als – de hierbij klein afstekende – moderne grazers al zoveel methaangas produceren dat klimaatwetenschappers zich daar druk over maken hoe zat dat dan bij de dino’s, vroegen Wilkinson en Ruxton zich af.

Wandelende methaanvaten

Zij zochten contact met methaanexpert Euan Nisbet en berekenden dat een gemiddelde brontosaurus bijna twee kilogram methaangas per dag uitstoot. Uitgaande van tien dino’s per vierkante kilometer kwamen de wetenschappers op een totale methaanuitstoot van 520 miljoen ton per jaar. Dat is ongeveer vijf keer zoveel als de grazers van tegenwoordig per jaar produceren. Sterker nog, het is ongeveer net zoveel als de totale methaanuitstoot op dit moment. Die schommelt tussen de 500 en 600 miljoen ton per jaar.

Sauropoden waren dus wandelende methaanvaten. En aangezien methaangas de warmte op aarde 20 tot 25 keer zo efficiënt vasthoudt als het broeikasgas CO2, is het zeer waarschijnlijk dat de dino’s door hun methaanuitstoot een grote invloed hadden op het klimaat.

Onze huidige methaanuitstoot ligt tussen de 500 en 600 miljoen ton per jaar. Onze veestapel neemt iets minder dan 100 miljoen ton daarvan voor zijn rekening. De rest van het methaan is voor een groot deel afkomstig van de industrie. Voor de industriële revolutie was de totale methaanuitstoot dan ook een stuk lager, ongeveer 200 miljoen ton per jaar. De methaanuitstoot van sauropoden is net zo hoog als de totale methaanuitstoot op dit moment.
Current Biology

Het is niet voor het eerst dat de methaanuitstoot van uitgestorven grote grazers onder de loep wordt genomen. In 2010 schreven Amerikaanse wetenschappers al dat het uitsterven van mammoeten en andere grote grazers gepaard ging met een scherpe daling van de methaanconcentratie in de atmosfeer. Na die daling begon op aarde een koude periode. Volgens de Amerikanen het directe gevolg van het dalen van de methaanconcentratie.

Dankzij dit soort onderzoeken wordt duidelijk dat het klimaat op aarde duizenden (in het geval van de mammoeten) en zelfs miljoenen (in het geval van de sauropoden) jaren geleden al beïnvloed werd door schetende planteneters.

Bron:

David Wilkinson e.a. Could methane produced by sauropod dinosaurs have helped drive Mesozoic climate warmth? Current Biology 22:9, 8 mei 2012

Zie ook:

Schetende mammoet dood, methaan omlaag

Lees meer over klimaatverandering op Kennislink:

Oeps: Onbekende tag `feed’ met attributen {"url"=>"https://www.nemokennislink.nl/kernwoorden/klimaatverandering.atom", “max”=>"5", “detail”=>"minder"}

Meer over dinosauriërs op Wetenschap24:

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 08 mei 2012
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.