Je leest:

Dienstbaar aan de natuur

Dienstbaar aan de natuur

Auteur: | 22 september 2008

Buitenaards ogende mijnlandschappen. Portretten van krioelende industriële activiteit. De gevolgen van de wereldwijde economische groei. De Canadese fotograaf Edward Burtynsky (1955) wijdt zich al zijn hele carrière aan de impact van industrie op milieu. Ecotoxicoloog Herman Eijsackers kijkt met verwondering naar Burtynsky’s foto en geeft een reactie in “hink-stap-sprong.”

Aanloop

Toen ik de vraag kreeg te reageren op bijgaande foto verwachtte ik beelden van bezwangerde luchten, vervuilde wateren en onttakelde bodems.

Maar toen ik de foto zag, was mijn eerste reactie er een van schoonheid, de pure schoonheid van het beeld. In wisselende vlakken, in een bijna volmaakt evenwicht en symmetrie wordt je blik de diepte in getrokken. “Wat kan natuur mooi zijn”. Vroeger hadden we van die kartonnen kijkkokertjes met gekleurde vlakjes, caleidoscopen. Als je daar doorheen keek en het kokertje ronddraaide, kreeg je steeds wisselende composities, samengesteld uit die simpele, verschillend gekleurde vlakjes. Daar deed dit aan denken, maar dan in wisselende grijsvlakken.

Pas bij nadere en nauwkeuriger beschouwing van de foto zag ik de menselijke bijdragen aan het beeld. Wat kranen, de kabels om de steenblokken omhoog te takelen, haast artefacten, nietig in de alomvattendheid van die eerste indruk. Wat stelt de mens nu eigenlijk voor bij zoveel grootsheid. Je realiseert je dat je soms te vooringenomen naar een plaatje kijkt, met een te gefixeerd verwachtingsbeeld. Kijk eerst en oordeel dan pas, is mijn eerste conclusie.

Iberia quarries in Portugal (Edward Burtynsky, 2006)

Hink

Hoe komt het dat ik zo onder de indruk ben? Is het de omvang van de groeve? Neen, dat is het niet, want ik zag pas later die kleine kraantjes. Het is eerder de symmetrie, de herhaling en ritmiek van die haakse vlakken. Zoals je ook vol bewondering naar verschillende mineralen kunt kijken. Bewondering over de vormingskracht van de natuur groeit nog verder als je van mineralogen hoort dat één enkel atoom op een andere plaats, en verder exact de zelfde chemische formule, al tot een andere mineraalstructuur kan leiden. Er worden ook nog steeds nieuwe mineralen gevonden, zoals in de kleine groeve in het Binntal (Zwitserland), waar ik vorige jaar zomer langs kwam en met de mineralogen een praatje maakte.

Als bioloog en ecoloog komen ook meteen de plaatjes in herinnering van practica planten- en dieranatomie met vrijwel volmaakte symmetrische en dubbel-spiraal patronen zoals die in de natuur bij vele planten en dieren te bewonderen zijn. Of denk aan de fantastische meervoudige symmetrieën van kwallen en poliepen. Dan is mijn conclusie: wie zijn wíj eigenlijk als we zien hoeveel mooier de natuur is vergeleken bij zo’n ‘simpel’ mijnbouwplaatje.

Prof. dr. Herman Eijsackers is momenteel voorzitter van de Wetenschappelijke Adviesraad van Wageningen Universiteit en Research Centrum. Hij is ook buitengewoon hoogleraar Natuurbeheer aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en lid van wetenschappelijke adviescommissies van diverse instituten en onderzoekprogramma’s. Hij heeft kennis over thema’s als biodiversiteit, bodem, duurzaamheid, milieu, natuur, risico’s en veiligheid en ruimtegebruik. Hij heeft verschillende publicaties op zijn naam staan over deze thema’s, waaronder over het gevaar van “Chemische Tijdbommen”, bodemverontreiniging die onder veranderende omstandigheden vrij plotseling een enorme milieuramp kan veroorzaken.

Stap

Ondanks al die verwondering en bewondering, kruipt geleidelijk een derde gedachte omhoog: hoe komt het dat er zoveel andere plaatjes van groeven, open mijnbouw zijn, waar je alleen maar gigantische desolate gaten ziet, pokdalige overblijfselen van mijnactiviteiten tot het allerlaagste laagje van af te schrapen, winbaar materiaal? Waar slaat de verwondering om in verwording? Hoe komt het toch dat wij mensen de natuur in zo’n desolate toestand kunnen brengen en vervolgens doodleuk achterlaten?

Is dat omdat mensen nog teveel denken in simpele, eindige ketens? Dat ze zich zo zelden bewust zijn dat ze onderdeel zijn van een groter geheel en de natuurlijke verplichting hebben om in kringloopprocessen te denken ? Dat ze op zijn minst moeten zorgen dat natuurlijke herstelprocessen kunnen optreden?

Ik denk het wel, want herstelbeheer na mijnbouwactiviteiten is nog steeds niet veel meer dan het vuil onder het vloerkleed schuiven. Of preciezer: er een groene vegetatie als een soort afdekzeil overheen laten groeien (al dan niet ingezaaid), of zo’n mijnbouwgat vol laten lopen met water. Wat resulteert is weliswaar een mooi spiegelend watervlak, maar daaronder ligt een diepe put met op de bodem zuurstofloos water waar leven nauwelijks mogelijk is, soms verzuurd, soms verontreinigd met nog uit de ondergrond vrijkomende stoffen. En onder die groene afdeklaag komt het herstel van bodem-processen en bodemleven niet of nauwelijks op gang. Wie in Duitsland in bruinkool-winningsgebieden rondloopt, of in Zuid-Afrika en Zuid-Amerika bij allerlei mijnbouwactiviteiten, herkent dit beeld meteen.

Bij duurzame ontwikkeling zorgt de huidige generatie voor zichzelf, zonder de mogelijkheden voor een volgende generatie te beperken. De Cradle-to-Cradle (C2C) (letterlijk: van wieg-tot-wieg) filosofie gaat verder: Zorg nu niet alleen voor jezelf, maar geef toekomstige generaties ook meer mogelijkheden. Alle gebruikte materialen zouden na hun leven in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. Hierbij zou geen kwaliteitsverlies mogen zijn en alle restproducten moeten hergebruikt kunnen worden of milieuneutraal zijn. Deze kringloop is dan compleet…. en afval is voedsel.

Sprong

Dat het ook anders kan, zag ik laatst bij een wandeltocht door het Hagener Land (bij Osnabrück), waar kleine verlaten steengroeven weer waren overgenomen door de natuur. Juist door hun afwijkende omstandigheden (wat dieper en schaduwrijker dan de directe omgeving) leverden ze speciale vestigingsmogelijkheden voor andere planten- en bomensoorten dan daaromheen al stonden, en zorgden zo voor een verdere verrijking van het landschap.

Daar zit de kern: de mens wint grondstoffen zonder zich te realiseren dat, net als bij de oogst van bioproductie, herstel essentieel is om tot een duurzamer beheer van onze aarde te komen. Die gewonnen grondstoffen zijn verbruikt, maar een hersteld landschap kan tot hergebruik leiden. Daarover is kennis beschikbaar, en kan toepasbaar gemaakt worden. Maar dat vergt een andere houding dan de rotzooi achter je laten liggen en de deur dicht trekken. Aandacht voor de sluiting van onze gebruiks- en verbruikskringlopen via concrete acties is essentieel en hard nodig, is mijn eindconclusie, of we dat nu duurzaamheid of C2C (Cradle to Cradle) noemen. Daar moeten wij veel sterker op inzetten.

In zijn nietigheid herkent zich de mens, in zijn dienstbaarheid aan de natuur kent hij zijn waarde.

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 22 september 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.