
Mensen denken niet graag na over de dood; en dat is nog zwak uitgedrukt. Het liefst bannen we het hele idee dat we ooit zouden kunnen sterven, volledig uit onze gedachten en denken we aan iets anders.
Dat is ook de kern van een theorie uit de sociale psychologie die de ‘terror management’-theorie wordt genoemd, over hoe mensen omgaan met doodsangst. De mens is zeer waarschijnlijk de enige diersoort die zich bewust is van zijn eigen sterfelijkheid, is het uitgangspunt. Maar dat verlamt ons niet voortdurend van angst. Dat komt doordat er, zodra we aan onze eigen sterfelijkheid worden herinnerd, direct allerlei psychologische mechanismen in werking treden die het denken aan de dood uit het bewustzijn duwen. In plaats daarvan richten we ons – ook weer grotendeels onbewust – op manieren waarop we na onze dood toch nog blijven voortbestaan.
We vinden bijvoorbeeld onze nationaliteit ineens belangrijker als we aan de dood herinnerd zijn. Ons geloof. Onze normen en waarden. Dat is allemaal aangetoond in experimenten waarbij bijvoorbeeld de helft van de proefpersonen voor de ingang van een kerkhof werd ondervraagd en de andere helft op een meer neutrale lokatie. Of waarbij de helft van de proefpersonen zich levendig voor de geest moest halen wat er met henzelf en hun lichaam zou gebeuren na hun overlijden; de andere helft moest fantaseren over een bezoek aan de tandarts (ook eng).

Over het algemeen bleek dat mensen die aan hun eigen sterfelijkheid herinnerd zijn, zich vastklampen aan een groter geheel waartoe ze behoren en dat na hun dood waarschijnlijk nog wel blijft voortbestaan. Uit één van de leukste onderzoekjes bleek bijvoorbeeld dat mensen die aan hun eigen sterfelijkheid herinnerd waren, vervolgens meer hete, tabasco-achtige saus deden over het eten van deelnemers aan het onderzoek die andere politieke opvattingen hadden dan zijzelf.
En hoe zit het eigenlijk met de ‘terror management’-wetenschappers zelf, die beroepshalve voortdurend aan de dood worden herinnerd? Dat is niet specifiek onderzocht, maar het is wel zo dat rondom ‘terror management’-theorie opvallend felle debatten zijn gevoerd. In het begin geloofden veel wetenschappers niet dat gedachten aan de dood nou zó speciaal waren, ook niet toen ze daar wetenschappelijk bewijs voor zagen. Aan de andere kant: een onderzoeker die in zijn experimenten aantoonde dat een gevoel van onzekerheid hetzelfde effect kan geven als denken aan je eigen sterfelijkheid, werd ooit nogal onbeleefd weggehoond door ‘terror management’-aanhangers. Als ze de kans hadden gehad om hete saus over zijn eten te doen, hadden ze dat zeker gedaan.
Zelf sprak ik ooit een ‘terror management’-onderzoeker die een boek had geschreven. “Zeker ook een manier om de eigen doodsangst te managen?”, vroeg ik, want zo’n boek ligt er na je dood ook nog. Maar ik kreeg niet de ‘gelukkig, een journalist die het begrijpt’-reactie die ik verwachtte. “Helemaal niet!”, brieste de wetenschapper – en leverde daarmee toch weer steun voor zijn eigen theorie. Want ja, ‘terror management’ gaat grotendeels onbewust.