Je leest:

De zin van het dialect

De zin van het dialect

Auteur: | 15 juni 2006

De aanwezigheid van complexe zinsconstructies in dialecten laat zien dat elk dialect zijn eigen regelsysteem heeft en daardoor niet onderdoet voor de standaardtaal.

Een dialect is eigenlijk gewoon Nederlands, uitgesproken op een slordige manier, met hier en daar een verkeerd gebruikt woord of een andere taalfout. Een Zeeuw zegt heel in plaats van geel, misschien omdat hij te zuinig is om zijn tong te bollen bij het uitspreken van de g, een Hollander zegt ik gaat en hij hep omdat hij vroeger op school niet goed heeft opgelet toen de vervoeging van de werkwoorden werd uitgelegd. Als dialectsprekers wat meer moeite zouden doen zouden ze best Standaardnederlands kunnen spreken.

Deze uitspraak, vrij naar een beroemde Nederlandse wetenschapper en Volkskrant-columnist wiens naam er nu even niet toe doet, verwoordt wat veel mensen denken over dialecten. Een dialect is een minderwaardig, onverzorgd soort Nederlands dat hoofdzakelijk verschilt van de standaard in de uitspraak en de woordenschat. Wat de zinsbouw betreft zijn de dialecten gewoon hetzelfde als het Nederlands.

Het traditionele beeld van de dialectspreker..

Verdubbelingen

Toch wijst onderzoek uit dat er wel degelijk verschillen zijn in de zinsbouw van de verschillende dialecten. Op het Meertens Instituut is de afgelopen 5 jaar uitgebreid onderzoek gedaan naar zinsbouwvariatie in 267 hedendaagse dialecten van het Nederlands. Voor dit onderzoek zijn ruim 20 taalkundigen (Meertens Instituut, de Universiteiten van Amsterdam, Leiden, Gent en Antwerpen en de Fryske Akademy) er op uit getrokken om dialectsprekers te ondervragen. Een voorbeeld van een zin uit het Oost-Vlaamse Oosteekloo:

(1) Wa peis-de hoe da-n ze ’t zulder hebb-en opgelost? Hoe denk je dat ze het hebben opgelost?

Zin (1) bevat drie verdubbelingen. Allereerst is er een verdubbeling van vraagwoorden. In de Nederlandse vertaling Hoe denk je dat ze dat hebben opgelost? zien we één vraagwoord, hoe, dat vraagt naar de wijze waarop ze het hebben opgelost. In de Oosteekloose zin zien we twee vraagwoorden, wa vooraan in de hoofdzin en hoe vooraan in de bijzin. De Oosteekloose en de Nederlandse zin hebben dezelfde betekenis. Het extra vraagwoord wa levert geen betekenisbijdrage. De tweede verdubbeling betreft het onderwerp van de bijzin, ze. Het onderwerp ze wordt een tweede keer uitgedrukt door het sterke voornaamwoord zulder, dat zij betekent. Ook hier is een verschil in betekenis met een enkel onderwerp eigenlijk niet te traceren. Bij de derde verdubbeling gaat het om vervoeging. In het Standaardnederlands past het werkwoord zich aan bij de persoon en het getal van het onderwerp. We zeggen ik heb, jij heb-t met een -t achter de stam heb, en zij hebb-en, met een -en uitgang. In het Oosteekloos worden niet alleen werkwoorden vervoegd maar ook voegwoorden, dat zijn woorden zoals dat, als en of. In voorbeeld (1) zien we dat het voegwoord da een meervoudsuitgang -n krijgt. het onderwerp van de bijzin wordt dus in totaal vier keer uitgedrukt, twee keer door een voornaamwoord en twee keer door een uitgang.

Sprekers van het Oosteekloos maken veelvuldig gebruik van verdubbelingen.(foto: www.oosteeklo.com)

Volksaard

In de volksmond worden eigenschappen van dialecten wel vereenzelvigd met de psychische eigenschappen of de volksaard van hun sprekers. Dialectsprekers zijn slordig en daarom is hun dialect slordig. Noorderlingen zijn terughoudend en koel, en daarom wars van verdubbelingen, zuiderlingen zijn emotioneel en wijdlopig en kijken niet op een verdubbeling meer of minder. De verspreiding van verdubbelingsverschijnselen over het Nederlandse taalgebied laat echer zien dat er geen eenvoudige noord-zuid verdeling is en daarmee dat er geen verband is tussen grammaticale eigenschappen en volksaard, als er al zo iets bestaat als volksaard.

Voegwoordvervoeging, het verschijnsel waarbij niet alleen het werkwoord maar ook het voegwoord een uitgang krijgt voor getal of persoon, komt niet alleen voor in exotische oorden als Oosteekloo, maar bijvoorbeeld ook dichter bij huis in het Westlandse Monster (voorbeeld 2) en het Groningse Nieuw-Scheemda (voorbeeld 3).

(2) As-e me sober lev-e, lev-e me gelukkig Als we sober leven, leven we gelukkig (3)Zij geleuft da-st doe eerder thuis bi-st as ik Zij gelooft dat jij eerder thuis bent dan ik

Kaart 1 laat de verspreiding van voegwoordvervoeging zien over het taalgebied. Een donkere streek met witte stippen heeft het wel, een lichte streek met zwarte stippen niet. Er zijn ook gemengde gebieden waar zowel plaatsen met als zonder voegwoordvervoeging voorkomen. We zien een westelijke en een oostelijke strook met veel voegwoordvervoeging, met daartussenin een centrale strook waar het afwezig is.

Voegwoordvervoeging in het Nederlandse taalgebied.

Primitief

Er wordt ook wel eens een verband gelegd tussen het denkvermogen van de dialectspreker en de grammaticale eigenschappen van zijn dialect. De opvatting dat dialecten eenvoudiger zijn dan de standaardtaal is buitengewoon hardnekkig en bestaat zelfs onder mensen die zelf een dialect spreken. De Noord-Brabantse constructie in zin (4), afkomstig uit Oerle, met een verdubbelingsconstructie waarin het lidwoord ’n tegelijk voorkomt het het telwoord één, wordt door de Bont (1962) toegeschreven aan

[…] de graad van gekultiveerdheid van de bevolking. Volken die op een primitieve trap van ontwikkeling staan kenmerken zich door “een gemis aan abstraktie en een weelderig tierende konkreetheid.”

Volgens deze redenering moeten we naar de Brabanders ook de Friezen en de Engelsen tot de primitieve volkeren rekenen, want zij hebben een vergelijkbare constructie (voorbeelden (5) en (6)).

(4) ’t Is ene schoonen eene Het is een mooie (5)Do bist ek in rare-n ien Jij bent ook ’n rare! (6) You are a strange one

De voorbeelden van onderwerpverdubbeling, voegwoordvervoeging, vraagwoordverdubbeling en één-verdubbeling laten zien dat dialecten hun eigen zinsbouwregels hebben en dat die regels per dialect kunnen variëren. Het toepassen van bijvoorbeeld voegwoordvervoeging vraagt een grote grammaticale precisie. We kunnen niet volhouden dat dialecten of hun sprekers slordiger zijn dan Standaardnederlands, of dat dialecten eenvoudiger zijn dan de standaardtaal. Er is ook geen relatie tussen de volksaard en het optreden van verdubbelingen. Sommige typen verdubbelingen komen in het zuiden voor, zoals onderwerpverdubbeling, andere zoals vraagwoordverdubbeling in het noorden en weer andere, bijvoorbeeld voegwoordvervoeging, zowel in het noorden als het zuiden.

Bron:

Deze tekst is afkomstig uit de oratie van Sjef Barbiers: Er zijn grenzen aan wat je kunt zeggen, gehouden op 1 juni 2006. Barbiers is bijzonder hoogleraar in de Variatielinguïstiek van het Nederlands aan de Universiteit van Utrecht. Klik hier voor de volledige oratie.

Dit artikel is een publicatie van Universiteit Utrecht (UU).
© Universiteit Utrecht (UU), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 15 juni 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.