Je leest:

Zestiende-eeuwse propaganda werkt

Zestiende-eeuwse propaganda werkt

‘Laatste woorden’ Willem van Oranje geven blijk van succesvoll propaganda-offensief

Auteur: | 11 april 2012

‘Mijn God. Mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk’. Dat zouden de laatste woorden van Willem van Oranje zijn geweest, voordat Balthasar Gerards hem op 10 juli 1584 in het Prinsenhof in Delft vermoordde. Veel mensen kennen die woorden uit het hoofd. Uit een nieuwe interpretatie van het originele lijkschouwingsrapport uit 1584 bleek onlangs dat de Vader des Vaderlands op slag dood moet zijn geweest, en dus helemaal niets meer kon hebben uitgebracht.

Willem van Oranje. Zijn bijnaam was Willem de Zwijger, vermoedelijk omdat hij nooit het achterste van zijn tong liet zien.

De vermaarde laatste woorden van Willem van Oranje duiken voor het eerst op in de notulen van de Staten Generaal van 10 juli 1584, de dag van de moord. ‘Mon Dieu, mon Dieu, ayez pitié de moi et de ce pauvre peuple’, zou hij in het Frans – de taal waarvan Nederlandse edelen zich in die tijd graag bedienden – hebben uitgebracht, staat er in het officiële document te lezen.

Het is goed mogelijk dat het nieuws over de dood van Willem van Oranje en de zinsnede over zijn laatste woorden pas later zijn opgeschreven. Dezelfde notulen bevatten namelijk ook details over handlangers van de moordenaar Balthasar Gerards. Gerards is vrij snel na de moord opgepakt maar begon pas in de loop van de nacht, toen hij gruwelijk gemarteld werd, details over zijn opdrachtgever en handlangers prijs te geven.

Als we aannemen dat de Prins van Oranje inderdaad op slag dood was en niet meer in staat geweest was om iets uit te brengen – zoals volgens forensisch deskundigen van het Delftse onderzoekbureau Delftech uit het sectierapport op te maken is – hadden zijn aanhangers er blijkbaar belang bij dat Willem met deze inmiddels beroemde laatste woorden de geschiedenis in zou gaan. Maar wie zou dat zo gewild hebben, en met welke reden?

Reputatie redden

“Een relevante en terechte vraag,” zegt Judith Pollmann, hoogleraar vroegmoderne Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Ze publiceert regelmatig over de rol van publieke opinie en het gebruik van propaganda tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Pollmann wijst ten eerste op het algemene belang dat in de zestiende eeuw aan een goed sterfbed werd toegekend. “In die tijd geloofde men sterk dat de manier waarop iemand aan zijn einde komt een voorbode is van de hemel, dan wel een gang naar de hel. Iemand kon altijd een goed leven hebben geleid, maar als zo’n persoon met veel woede en verzet stierf, kon dat een teken zijn dat God’s genade hem alsnog was ontvallen.”

Zeventiende-eeuwse weergave van de moord op Willem van Oranje, 10 juli 1584
Vrijgegeven in het publieke domein via Wikimedia Commons.

Maar in het geval van Willem van Oranje speelde er uiteraard een belangrijke politieke dimensie mee. “Op het moment dat hij vermoord werd, was zijn leiderschap binnen de Opstand uiterst omstreden,” zegt Pollmann. “Militair kreeg hij weinig meer voor elkaar, maar ook zijn politieke manoeuvres – zoals zijn aandringen om de Katholieke hertog van Anjou als soeverein vorst over de Nederlanden aan te stellen – maakte dat hij in korte tijd veel aanhang verloor.

“Maar de zaak van de opstand was niet gediend bij reputatieschade voor Oranje,” vervolgt Pollmann. “Dat Willem van Oranje door door een geslaagde moordpoging om het leven kwam, kon de vijanden van de Opstand in de kaart spelen. De dood van Oranje is God’s wil, hadden ze kunnen zeggen. Zie je wel dat God de opstand afkeurt! Mede omdat er op dat moment er geen opvolger voor Oranje klaarstond, was het voor zijn aanhangers van groot belang om zijn reputatie te redden.”

Geslaagd propaganda-offensief

Door Willem van Oranje in officiële documenten laatste woorden in de mond te leggen waarin hij spreekt over God en over zijn arme volk konden zijn aanhangers hem aldus een waardige dood geven en de boodschap de wereld in sturen dat zijn missie – in naam van God en van het volk – moest worden voortgezet. Al met al een uitstekend geslaagd propaganda-offensief, aangezien veel Nederlanders deze woorden meer dan vier eeuwen later nog altijd met de ‘Vader des vaderlands’ associëren.

In museum het Prinsenhof in Delft zijn in de muur enkele kogelgaten zichtbaar, als stille getuigen aan de moord.
wikimedia commons

Volgens Judith Pollmann sluiten de veronderstelde ‘laatste woorden’ van Willem van Oranje duidelijk aan bij het politieke propaganda-apparaat dat hij zelf tijdens zijn leven lanceerde. “Samen met een klein denktankje van politieke vertrouwelingen introduceerde Oranje als eerste het concept van een ’Nederlands vaderland’. Hoewel de gewesten juist enorm van elkaar verschilden – en daar eerder trots op waren dan dat ze het als een probleem zagen – hadden alle inwoners van de Nederlanden volgens Oranje dezelfde gemeenschappelijke vijand, namelijk de Spanjaarden.”

Hoewel de Opstand feitelijk een burgeroorlog was tussen aan de ene kant zij die de Spaanse koning trouw wilden blijven en zij die hem wilde verlaten liet Oranje geen mogelijkheid onbenut om ‘de Spanjaard’ als nieuwe, gemeenschappelijke vijand te verketteren. Volgens Oranje waren Spanjaarden wreed en hooghartig vanwege hun Moorse en Joodse bloed. De keuze die Oranje de inwoners van het ‘vaderland’ voorlegde was dan ook eenvoudig: sluit je aan bij mijn opstand tegen de Spaanse tirannie of wordt slaaf, net als de indianen in de Nieuwe Wereld.

Lees meer over Willem van Oranje op Kennislink:

Oeps: Onbekende tag `feed’ met attributen {"url"=>"https://www.nemokennislink.nl/kernwoorden/willem-van-oranje/index.atom", “max”=>"5", “detail”=>"normaal"}

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 11 april 2012
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.