Je leest:

De samenleving op etage 5: Nieuwe cultuur in het verpleeghuis

De samenleving op etage 5: Nieuwe cultuur in het verpleeghuis

Auteur: | 9 november 2006

Anders dan recente publicaties over verpleegtehuizen doen vermoeden, ondervond een onderzoekster in een verpleegtehuis in Amsterdam weinig spanning tussen de verschillende culturen van bewoners en verzorgers. Sterker, er lijkt wel een nieuwe cultuur te ontstaan op etage 5. ‘De buitenlanders hier zijn anders dan de buitenlanders in mijn oude buurt. Liever, zorgzamer.’

Waar mensen uit verschillende culturen samen optrekken ontstaat een nieuwe cultuur. Dat proces heet ook wel creolisering. Ik heb onderzocht of deze creolisering optreedt tussen allochtone en autochtone verzorgenden en bewoners van een verpleeghuisafdeling. Het onderzoek vond plaats op een etage voor somatische bewoners in een verpleeghuis in de regio Amsterdam: etage 5. Gekeken naar verzorgend personeel is het een multietnische afdeling, met de helft witte en de helft migrante verpleegkundigen. In het midden- of hoger management werkt overigens geen enkele allochtoon. Ik werkte mee als verpleegkundige.

Tijdens de onderzoeksperiode verscheen het boek In de wachtkamer van de dood van de antropologe Anne-Mei Thé. Het is een opzienbarend onderzoek over een verpleeghuis, een uitgebreid en mooi onderzoek over mensen met dementie in een ‘verkleurde’ samenleving. Thé onthult zaken die meestal verborgen blijven rondom de verzorging van de dementerende ouderen, zoals de beslissing om te stoppen met behandelen. Daarnaast staan in haar onderzoek gebeurtenissen vermeld over Surinaamse vrouwelijke verzorgenden, die laag- geschoold zijn en er vaak twee banen op na houden. Hun werk is soms ‘onder de maat’. Ook is in haar onderzoek sprake van wederzijds racisme tussen de verzorgenden en de ‘dementerende’ bewoners. De vele belangstelling in de media maakte dat het onderwerp dat ik onderzocht erg gevoelig lag.

Urine

Op de gang van etage 5 komt de urinelucht me tegemoet en ik realiseer me dat de wereld van de verpleeghuizen er een is waarin de geur van urine, wonden en faeces heel aanwezig is. De verzorgenden blijken uit allerlei verschillende landen afkomstig. Ik zie rastahaar, rood geverfd haar en een hoofddoekje. Ik loop in het begin van de dag mee met Malika. Ze helpt tegelijkertijd mevrouw Jansen en mevrouw Van Zwalmen. Mevrouw Jansen krijgt een washandje met een bak water. Ze zegt direct tegen mij dat Malika de beste van allemaal is: ze is lief, geduldig, verzorgt heel goed en uitgebreid.

Mevrouw Van Zwalmen roept steeds ‘zuster, zuster’ en haar bed ruikt penetrant naar urine. Samen verschonen we haar en wassen haar op bed. Daarna verzorgen we samen de zieke mevrouw Kever; ze heeft een leverziekte. Ze ligt het liefst de hele dag op bed en ze geeft duidelijk aan dat daar niet over onderhandeld kan worden. Malika laat mevrouw Kever op bed liggen. Mevrouw heeft grote open doorligwonden op haar stuitje en op haar hielen. Ze bloeden flink en ruiken. Met veel geduld maakt Malika de wonden schoon en verbindt ze. Ze doet het zeer zorgvuldig en houdt rekening met de pijn van mevrouw. Ze is ook netjes qua hygiëne. Ondertussen vertelt ze over haar kind.

Mevrouw Kever weet er alles van en is erg geïnteresseerd. Er hangt tussen hen beiden een rustige vertrouwde sfeer. Dit geeft aan dat er meer is dan een simpele relatie tussen hulpbehoevende en hulpvragende. Nadat ‘onze bewoners’ geholpen zijn, drinken Malika en ik met enkele andere verzorgenden koffie. Alledrie, de Surinaamse Mirza en Rosita en de Marokkaanse Malika, zouden hun ouders niet in een verpleeghuis ‘doen’, maar ze snappen wel dat het in Nederland niet anders kan.Voor hen is het verpleeghuis geen normale zaak, maar een cultuurspecifiek fenomeen, iets wat bij Nederland hoort. Ze spreken liefdevol over de bewoners. Deze verdienen, vinden ze, ‘veel aandacht, liefde en geduld’. Ze vinden dat de zorg die ze geven hetzelfde is als van de Nederlanders. ‘Misschien een beetje meer respect voor de oudjes’, denken ze hardop. En – hoe dan ook: zij, de allochtonen, gebruiken allemaal ‘meer sop en wassen veel beter en uitgebreider.’ Een gediplomeerde autochtone verzorgende,

René, zegt het zo fijn te vinden dat de verzorgenden van verschillende komaf veel van elkaars gewoontes en gebruiken uitwisselen. Ze leren van elkaars verhalen. Het meeste leert deze verzorgende over de ‘tijd’. ‘Surinamers’, zegt René, ‘nemen de tijd en stralen dat uit naar de bewoners. Daar leer ik van, ik word er zelf rustiger van.’

Die dag kom ik enkele keren bij de erg zieke mevrouw Kleders. Ze zal spoedig komen te overlijden. Ze is incontinent van ontlasting; de Surinaamse Rosita maakt haar liefdevol van top tot teen schoon en ik assisteer haar. Ze legt alles wat ze doet duidelijk uit en heeft veel geduld. Als we met de werkers alleen zitten wordt er over de dood gepraat. En over de eenzame dood… Ik bedenk me dat de werkers dagelijks met de dood worden geconfronteerd. En die confrontatie delen zij samen. Leidt dit tot het overstijgen van etnisch verschil in hun onderlinge omgang? Iedereen gunt het de bewoners te overlijden met hun dierbaren bij hen. Helaas zijn er bewoners die nauwelijks nog familie hebben, zoals ook mevrouw Kleders.

De verzorgenden nemen daarom zo goed en zo kwaad als het kan de zorg rondom het overlijden over. Enkele dagen later heb ik een avonddienst. Bij binnenkomst zijn enkele verzorgenden met de bewoners aan het dansen in rolstoel en half lopend, op muziek van de ‘zangeres zonder naam’. Mirza, de keukenhulp, heeft oude lp’s van thuis meegenomen. Ik loop deze avonddienst vooral met Monique mee.

Monique kent de mensen goed en maakt allerlei grapjes over Suriname. Een Surinaamse bewoner wil het liefst door haar geholpen worden. Dat begrijpt ze wel, maar ze wordt er soms ook gek van. De bewoners krijgen wat te drinken en sommige willen naar buiten want het is de eerste mooie dag van het jaar. Andere bewoners willen juist niet naar buiten. Er wordt zwaar onderhandeld: ‘Toe nou, u zult er spijt van krijgen, … ik beloof dat ik even bij u blijf … uw dochter zegt dat het moet hoor….’ Op het terras wordt genoten, de eerste Nederlandse zonnestralen, de rust, de reiger die met een half broodje rondvliegt, een man die zit te vissen en kinderen die voor de oude bewoners rondrennen. Iedereen lijkt in stilte te genieten.

Mevrouw Kever is overleden. Op de tafel van de ‘zusterspost’ ligt de rouwkaart. In de tekst staat een woord van positieve waardering voor de verzorgenden. Zij worden expliciet bedankt. Ik denk aan het betoog in de media over de verpleeghuiszorg. Elke dag staat er wel een verontrustend artikel in de krant of is er iets over bij de actualiteitenprogramma’s.

Er is vandaag veel te doen voor de bewoners. Er is een spelletjesmiddag en er draait een film. De verzorgende Linda vraagt wat een bewoner wil aantrekken en legt voor haar de spullen klaar. Een meneer wil nog niet uit bed en maakt dat mopperend kenbaar. Linda vindt dat gemopper niet fijn; ze wil het zo graag goed doen. Men laat hem nog even liggen. Een andere man zegt dat hij juist veel eerder geholpen had willen worden. Ik ruim in mijn eentje de waskommen op in de vuile dienst. Het ruikt daar naar urine.

De schoonmaaksters op de afdeling lijken helemaal geen contact te hebben met de verzorgenden. Ze vormen een geheel geïsoleerde groep. Velen van hen spreken geen Nederlands. Ik hoor tijdens het wachten op de avonddienst en het schrijven in de dossiers dat sommige verzorgenden met elkaar uitgaan of bij elkaar thuis komen. Enkelen zijn op de bruiloft van elkaar geweest. Dan komt de avonddienst. Marian, een grote jonge meid, die tweedejaarsleerling is, heeft alvast de bestellijst met Turkse gerechten bij zich. Vanavond bestellen ze Turkse swarma.

Binnen en buiten

Verzorgenden en bewoners maken onderscheid tussen het ‘leven’ op etage 5 en het leven buiten de instelling. Zij vinden het ‘samen zijn’ op de etage idealer dan in de samenleving. Zelfs hun beeld van etnisch verschil ondergaat op de afdeling een wijziging. Aldus afdelingsarts Jan: Ik moet zeggen als ik meisjes met een hoofddoekje op de afdeling zie rondlopen, dan vind ik dat veel gewoner dan dat ik ze op straat tegenkom. Kennelijk zijn de meisjes hier meer aangepast.

En bewoonster Mevrouw Van de Zwan: Neen, de buitenlanders hier zijn anders dan de buitenlanders in onze oude buurt, hier zijn ze lief, geven ze goede zorg en zijn ze behulpzaam. Dit betekent niet dat alle etnische verschillen verdwijnen. Ze worden anders gewaardeerd. Er zijn verschillen tussen allochtonen en autochtonen als het gaat om de verrichtingen van de directe dagelijkse zorg aan bed.Verona en mevrouw Nassau verwoorden het als volgt: Er zijn verschillen, bijvoorbeeld met het wassen, wij gebruiken toch meer zeep; zij doen het ook goed, maar ik vind dat het bij de Nederlanders heel snel gebeurt. Ik was iemand zoals ik het gewend ben: met veel water en heel veel zeep. De bewoners vinden het als ik ze was heel prettig, ze voelen zich erg fris, weet je, ik vind het ook heel leuk als ze er fris uitzien, ik haal bijvoorbeeld de haartjes weg en de ogen moeten schoon zijn. Je moet eigenlijk twee handboeken gebruiken, maar ik gebruik er drie. De donkere meisjes zijn veel hygiënischer, bijvoorbeeld met de toilet zeggen ze: potverdikke wat is die vies, dat kan niet. Ik heb dat in de gaten, maar dan houd ik mijn mond.

De geïnterviewde bewoners zeggen geen verschil te maken in kleur of afkomst. Dit is maar ten dele waar, want tijdens de observatie liet één meneer, de heer Kelders, zich negatief uit over ‘zwarten’. Sommige verzorgenden noemen dit zelf ook discriminatie. Twee andere verzorgenden koppelden dit tijdens het interview aan de ziekte of de levensgeschiedenis van de zorgvragers. Ik merkte dat zij hun best doen om dit te analyseren en uit te leggen als een persoonlijke trek van meneer Kelders. Hoe ik dit vertaal is dat zij zeggen dat hij racistisch is (handelen/ gedrag), maar geen racist is (absolute identiteit). Hij hanteert een bepaalde zienswijze, maar dit moet niet worden gekoppeld aan een absolute identiteit waaraan hij vastzit.

Op die manier zou weinig empathie mogelijk zijn. Het hebben van empathie is essentieel om iemand te verzorgen. Ze weten het niet beter en moeten liefdevol worden geconfronteerd en gecorrigeerd. Zo verwoordt Verona het gedrag van meneer Kelders: Ze zeggen dat hij discrimineert, maar kijk, ik ben ook donker, ik zie het meer dat het persoonlijk is. Ik help hem heel graag en hij huilt ook graag bij mij uit, kijk, en als hij discrimineert zou hij mij niet zijn problemen willen vertellen. Het gebeurde wel bij een uitzendkracht; hij wilde niet door die aap geholpen worden, toen zei ik:‘Wat zegt u, u kan dat niet zeggen, ik kom ook uit Suriname’, en toen zei hij:‘Ja, maar jij bent echt heel anders.’ Of hij zegt over een collega die moslim is:‘Zij met haar Allah dit en dat.’ Dan zeg ik:‘Dat moet u niet zeggen.’ En dan houdt hij zijn mond. Dusse… ik weet het niet, maar als hij over vroeger praat dan hoor ik dat graag en hij wil het dan ook van mij horen over mijn grootmoeder die boerin is. Het hangt ervan af hoe je hem benadert. Ik had het ook laatst met een Nederlandse collega, toen zei hij:‘Jij bent een boerentrien.’ Ik noem dat geen discrimineren, want hij doet het per persoon. Heel lang geleden is zijn zoon overleden, die is verdronken.

Uit dit citaat blijkt dat meneer Kelders een van haar favorieten is. Zij is geen uitzondering. Zowel de bewoners als de verzorgenden hebben natuurlijk voorkeur voor de een of ander, maar zij koppelen dit niet aan etniciteit. Soms gebeurt dit echter wel: er zijn enkele autochtone verzorgenden die zeggen moeite te hebben met de Surinaamse collega’s. Het gaat hierbij met name over de wijze van aanspreken. Zij weten niet precies hoe dat het beste kan en zijn in het verleden wel eens ‘beticht’ van discriminatie. Zorgcoördinator Evelien: Ik zou soms in ze willen kruipen om te horen hoe zij ons zien, hoe ze mijn opvattingen laten binnenkomen, want dat kan ik soms niet volgen.

Zij letten daarom extra op hoe zij de dingen verwoorden tegenover enkele van hun Surinaamse collega’s. Er zijn twee medewerkers uit de leiding die een koppeling maken tussen ‘scholingstekorten’ met betrekking tot attitude en voornoemde communicatieproblemen. Zij trachten het dus zo veel mogelijk te ontkoppelen van etniciteit. Maar men kan etniciteit niet volledig loslaten. Zoals de meeste Nederlanders presenteren allochtone verzorgenden hun etniciteit en tegelijkertijd hun individualiteit tijdens de onderlinge omgang. Men heeft een eigen etniciteit en straalt dat ook uit via de kleding en het praten over de eigen cultuur en gewoontes, maar men past zich aan aan de heersende re gels van de instelling. Tijdens het veldonderzoek zeiden enkele allochtone medewerkers het gevoel te hebben dat ze zich dubbel moeten bewijzen. Rosita: Je moet wel altijd meer begrip hebben voor de autochtonen dan de autochtonen voor jou, als voorbeeld noem ik de voortdurende taalcorrecties…

Er vindt uitwisseling plaats over elkaars gewoontes en men neemt ook zaken van elkaar over, zoals eerder vermeld bijvoorbeeld de kijk op tijd. Mensen zeiden allen van goede wil te zijn. Toch werd er, als men wat langer aan de praat was, soms gesproken van wij en zij: zij moeten zich wel aanpassen aan wij (ons)!

Op etage 5 zie je veel terug van Esseds betoog (Essed, P., Diversity, gender, color and culture, 1996). Zij beweert dat de multiculturele samenleving pas werkelijkheid kan worden wanneer er onder de dominante groep witten meer acceptatie ontstaat in plaats van tolerantie. De meeste verzorgenden en bewoners vinden tolerantie een belangrijke waarde. Sonja zegt: De allochtone (Marokkaanse) werkers moeten niet echt vernederlandsen, maar Maroesja heeft zich op haar werk aangepast aan onze waarden en normen. Thuis is iets heel anders. Ik ben een keer bij haar thuis geweest en dat is best anders, zonder hoofddoekje, heel anders ingericht. Ik was ook op haar bruiloft, dat was wel heel erg bijzonder, ik vond het geweldig om dat mee te maken… Verzorgenden voelen zich soms één groep en uiten dat ze vinden dat het bij hen goed loopt! Jantien vertelt opgetogen: Op momenten dat er moeilijke dingen op de afdeling zijn en we dat met elkaar oplossen dan ben ik wel trots. Ik denk dat ik blij mag zijn dat ik op zo’n afdeling werk…

Het streven naar een gezamenlijke wereld waar etnisch verschil geen wezenlijk verschil uitmaakt is zo sterk dat alles wat leidt tot het volledig uitsluiten van de ander niet wordt geaccepteerd. Om een voorbeeld te geven: Sommige Surinaamsen pauzeren met elkaar en praten dan Surinaams. Dat wil niet iedereen, zoals Verona verwoordt: Wij zijn opgevoed door onze ouders dat we in het bijzijn van anderen niet Surinaams praten. Ik vind dat je hier niet je eigen taal mag spreken. Ik doe er niet aan mee. Sommige Surinamers worden dan boos op mij. Ik leg het dan uit. Ik vind het niet beleefd. Ik loop dan echt weg. Ik kan er niet tegen. Als we alleen zijn is dat echt anders.

Niet ontlopen

Creolisering lijkt op etage 5 een natuurlijk proces vanuit de basis van de organisatie te zijn. In de samenleving buiten de etage kunnen mensen elkaar ‘gewoon’ ontlopen. Op deze etage is dat niet mogelijk. Bijzonder is dat verzorgenden de bewoners helpen bij letterlijk de meest intieme aangelegenheden zoals ontlasten, urineren en verschonen. Dit maakt dat er misschien wel makkelijker een gezamenlijke wereld ontstaat.

Een eerste conclusie luidt dan ook: Bijzondere samenwerking maakt creolisering eerder mogelijk. Men wisselt veel met elkaar uit, men maakt samen intieme dingen mee, men spreekt daarover met elkaar, men is geëmotioneerd over wat men samen meemaakt rondom het leven van de bewoner. Men maakt ruzie, moppert, roddelt, wisselt ervaringen uit en daarbij blijft er een zeker respect voor elkaar.

Tweede conclusie: Creolisering is een proces, een voortdurende beweging en die beweging is zichtbaar op etage 5. Zowel bewoners als verzorgenden hebben het over de binnenwereld en de buitenwereld. Zij vinden dat zij beter met elkaar omgaan dan de mensen op straat met elkaar doen. Er is zichtbaar acceptatie en respect voor elkaar en de bewoners en verzorgenden hebben het vermogen kritisch naar de eigen ideeën, gedachten en regels te kijken. De gecreoliseerde ruimte is één geheel, maar daarbinnen gaan sommige verzorgenden meer met elkaar om. Dit lijkt los te staan van etniciteit, maar gekoppeld te zijn aan voorkeuren, leeftijden en hobby’s.

Etage 5 geeft een opgewekter plaatje dan Anne Mei Thé beschrijft. Ik heb naar een verklaring proberen te zoeken hoe het komt dat deze afdeling een veel positiever uitstraling heeft. Op etage 5 vond twee jaar geleden een arbeidsconflict plaats rond een medewerker die bedreigend bleek voor bewoners en verzorgenden. Deze gebruikte regelmatig het woord discriminatie. Het middenmanagement, een psycholoog en de praktijkbegeleiding besteden sindsdien veel aandacht aan de teams op etage 5. Deze gebeurtenis maakt dat er nu een opener klimaat is, waarin medewerkers en bewoners zich veilig voelen. De unithoofden werken mee op de afdeling, wat ervoor zorgt dat er in de dagelijkse verzorging leiding en begeleiding aanwezig is. Deze ervaring laat zien dat het midden- en hoger management invloed op het creoliseringsproces kan uitoefenen. Zij kunnen hieraan een positieve of negatieve bijdrage leveren door keuzes in beleid. Dit wordt ook bevestigd in de voorbeelden die Thé aandraagt. In mijn korte onderzoek heb ik veel positieve ‘betekenisgeving’ gezien: verzorgenden die proberen het beste uit zichzelf te halen om de bewoners optimaal te helpen en te begeleiden. Zij doen dat met veel elan en samen met veel verschillende etniciteiten.

Mijn conclusie is niet dat etage 5 volledig gecreoliseerd is. Er is mijns inziens wel sprake van een belangrijke mate van creolisering. Het gegeven dat dit zijn vruchten afwerpt, is een teken van hoop dat positieve aandacht verdient.

Pien van Langen is docent aan de Hogeschool Inholland, Diemen Alle namen in de onderhavige tekst zijn fictief.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van TSS - Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.
© TSS - Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 09 november 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.