Wat is de natuur nog in dit land als we al beginnen te praten over ‘Bouwen met de Natuur’. Willen we onze natuur weggeven aan ingenieurs om hen ermee te laten spelen? Is dit niet eigenlijk een vorm van greenwashing, van een groen sausje over onwenselijke projecten? Of hebben we hier echt iets moois in handen, een nieuwe ontwikkeling waar eigenlijk iedereen beter van wordt?
Om die vraag te beantwoorden is het goed terug te gaan naar de oorsprong van het concept, en ook naar de historische ontwikkeling van Nederland. Want zoals de Nederlandse waterbouwkundige Ronald Waterman, pionier op het gebied van bouwen met de natuur het heeft samengevat: ‘Bouwen met de Natuur is een innovatieve benadering, waarmee we teruggrijpen op een rijke Nederlandse waterbouwkundige traditie.’
Het concept ‘Bouwen met de Natuur’ komt oorspronkelijk vooral uit de waterbouw. Dit is niet verwonderlijk in een laaggelegen land als Nederland. Zonder goede kustverdediging zouden grote delen van Nederland onderwater staan. Hoe we als Nederlanders omgaan met water is met de tijd langzaam geëvolueerd. Een kijkje in de geschiedenis van Zeeland en de Wadden is illustratief.
Bouwen met natuur avant la lettre
Duizend jaar terug bestond Zeeland uit getijdemoerassen, ook wel schorren of kwelders genaamd. Mensen leefden in die tijd op de hoogste delen van die getijde-moerassen, die het grootste deel van het jaar droog bleven, maar die bij de hoogste springvloeden wel onder water liepen. Op die momenten trokken de mensen zich terug op door de mens aangelegde heuvels: de terpen.
Dit was natuurlijk niet de ideale manier van leven, en het is dan ook niet verwonderlijk dat zo’n achthonderd jaar geleden de mensen begonnen met de aanleg van de eerste dijken. Altijd droge voeten maakt het leven prettiger en de grond beter bruikbaar. Maar met de aanleg van die dijken werd ook een natuurlijk proces verstoord, waar we vandaag de dag de consequenties van ondervinden.
Getijdemoerassen groeien van nature met zeespiegelstijging mee, doordat er bij elke overstroming nieuwe modder achterblijft. Meer overstroming betekent dus meer afzetting van modder. Hierdoor worden laaggelegen gebieden snel hoger, terwijl de hogere delen van de getijdemoerassen in evenwicht blijven met de stijgende zeespiegel. Sinds de aanleg van de dijken overstroomt het bedijkte land – als het goed is – niet meer, waardoor de aanvoer van modder stopt en de zeespiegelstijging niet meer wordt gevolgd. Het is zelfs nog erger: door het bedijkte land te bewerken en draineren met slootjes, gaat de bodem zelfs dalen door inklinking en oxidatie van veen.
Door de verbeterde beluchting van de bodem ontstaat ook een versnelde afbraak van in de bodem opgeslagen organisch materiaal. Dit effect zie je vandaag de dag in Zeeland duidelijk terug: de oudste polders zijn het laagst gelegen, terwijl nog bestaand getijdemoeras zoals het ‘verdronken land van Saefthinge’ vandaag de dag het hoogste deel van Zeeland markeert.

Het principe dat getijdemoerassen snel konden opslibben was uiteraard goed bekend bij de Nederlanders. Onze voorouders maakten zelfs volop gebruik van dit principe, bijvoorbeeld in het waddengebied waar land werd veroverd op de zee. In de kwelderwerken werd de groei van zoutmoerassen gestimuleerd door geschikte pioniersoorten aan te planten en hun groei te verbeteren door het graven van afwateringskanaaltjes en ze tegen golven te beschermen middels dammetjes van zogeheten rijshout. Hiermee werd de snelheid van landaangroei gemaximaliseerd. Je zou kunnen zeggen dat onze voorouders dus eigenlijk al bouwden met de natuur, met als doel om land op de zee te winnen.

Van oud rijshout naar moderne zandmotor
Als je eenmaal begint met de aanleg van dijken, waarmee natuurlijke opslibbing stopt en bodemdaling start, ben je in een langzaam maar onomkeerbaar proces terechtgekomen. Het wordt steeds lastiger om het land droog te houden, en de noodzaak van technische maatregelen en ingrepen wordt steeds groter. Een bezoek aan een van de parels van de Nederlandse waterbouwkunde, zoals Kinderdijk of Neeltje Jans bij de Oosterscheldekering, is wat dat betreft illustratief.
Maar als we door de eeuwen heen zo goed zijn geworden in het drooghouden van Nederland met technische ingrepen, waarom willen we dan toch weer bouwen met de natuur? Die vraag wordt beantwoord aan de zandige Hollandse strandkust: een prachtig en succesvol voorbeeld van hoe we Nederland met zachte natuurlijke kustverdediging drooghouden.
Duinen zijn natuurlijke systemen die worden gebouwd door zand, wind en vooral planten. Die planten vangen namelijk zand in dat door de wind wordt verspreid. Dus door bijvoorbeeld helmgras aan te planten, kun je duinenrijen doen ontstaan. Je kunt de planten ook vervangen door andere zand invangende structuren. Zo werden in het verleden bijvoorbeeld stuifdijken aangelegd, door het plaatsen van schermen van riet en wilgentakken, om daarmee zand-invangende planten na te bootsen. Ook dat is een voorbeeld van hoe onze voorouders bouwden met de natuur, dit keer met als doel om land op de zee te winnen dan wel tegen de zee te beschermen.
Voor een goede opbouw van duinen is het natuurlijk wel noodzakelijk dat er genoeg zand aanwezig is om door de wind te kunnen verstuiven. Een breed strand is dus noodzakelijk. Tegelijk is dat wel een probleem in Nederland, omdat onze kust continu erodeert, nu de rivieren minder zand naar de zee brengen. Daarom is er in Nederland besloten dat we de erosie van de Hollandse zandige kust tegengaan door zandsuppleties: het aanbrengen van zandig sediment om eroderende stranden te verbreden, of nieuwe stranden aan te leggen daar waar ze volledig verdwenen zijn.
Rond 1980 begon Nederland met zandsuppleties door zand via een pijpleiding op het strand te pompen. Daar werd het zand dan door bulldozers verder verspreid. Dit was arbeidsintensief en koste veel brandstof. Om het werk kosteneffectiever te maken, werd er begin jaren negentig voor gekozen om het zand voor de kust, op een zogenoemde vooroever aan te brengen.
In 2010 bedacht de Delftse hoogleraar civiele techniek Marcel Stive het plan om de zandsuppleties nog kosteneffectiever te maken. Hij ging ervan uit dat een grote hoop zand op een slimme juiste plek vanzelf door de zee naar de juiste plekken op de vooroever zou worden getransporteerd. Hiermee werd de zandmotor geboren, een prachtig voorbeeld van ‘Bouwen met de Natuur’.

Deze verandering van strategie bij zandsuppleties langs de Nederlandse kust laat heel mooi zien hoe we door de tijd heen de verdediging van onze zandige kust stap voor stap efficiënter hebben gemaakt. Dit was mogelijk doordat we het kustsysteem steeds beter zijn gaan begrijpen. Daarbij moet je denken aan de fysische processen, zoals hoe stroming en golven het zandtransport langs de kust beïnvloeden, maar ook aan kennis over de manier waarop duinen zich ontwikkelen.
Daarbij komen vragen over de ecologie van duinplanten en vragen over fysische processen over zandtransport samen. Alleen door voldoende kennis was het mogelijk om de kracht van natuurlijke processen – in dit geval het verspreiden van zand vanuit de zandmotor naar nabijgelegen gebieden – in te zetten voor het verdedigen van onze kust.
Hiermee raken we het hart van het idee achter ‘Bouwen met de Natuur’: maak gebruik van natuurlijke processen om menselijke doelen te realiseren. Hierbij is de natuur overigens meestal niet alleen een middel, maar bijna altijd ook een doel, omdat bij de meeste projecten ook verbetering van natuurdoelen worden nagestreefd.
Kansen door kennis
Behalve aan de zandige kust, zijn er veel andere gebieden waar ‘Bouwen met de Natuur’ een waardevolle aanpak kan zijn, zowel voor de portemonnee als voor de kwaliteit van onze omgeving. Recent onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat dijken minder hoog – en daarmee minder duur – hoeven te zijn als er een groot getijdemoeras voor ligt. Op de Wadden en langs de Schelde kun je daarbij denken aan schorren- of kweldervegetatie. Langs de zoetere wateren kun je denken aan rietmoerassen of wilgstruwelen.
Dit biedt kansen om Nederland niet alleen op een betaalbare manier droog te houden, maar ook aantrekkelijker te maken door het verrijken van de natuur. Bovendien: als dit soort systemen bij elke overstroming slib invangen, dan groeien ze ook met de zeespiegelstijging mee en zijn ze dus ‘zeespiegelstijgingbestendig’. Hiermee grijpen we dus terug op processen waar we in het verleden ook al gebruik van maakten, maar toen om land aan te winnen.
Om zo’n mooi idee – planten gebruiken om dijken veilig en goedkoop te maken – om te zetten naar de praktijk, moet je eerst wel een heel goed begrip van het systeem hebben. Immers, een dijk wordt gebouwd voor een levensduur van minimaal een halve eeuw. Als je nu kosten wilt besparen door de dijk lager te maken, door ervan uit te gaan dat de golven door begroeide voorlanden gedempt zullen worden, dan moet je dus wel heel zeker weten dat dit ook werkt tijdens extreme stormen en daarmee past binnen het wettelijke toetsingskader. Bovendien moet er over vijftig jaar nog steeds genoeg vegetatie voor die dijk staan om aan deze taak te voldoen.
Het beantwoorden van dit type vragen is veel lastiger dan je denkt, want je kan niet alles gewoon ‘even’ in het veld meten. Experimenten zijn wel mogelijk. Op dit moment staat er bijvoorbeeld een bos met levende wilgenbomen in de grootste experimentele golfgoot ter wereld, in Delft. Een buitendijks wilgenbos zou een dijk kunnen beschermen tegen de kracht van de elementen, maar tot op heden kan nog niemand zeggen hoeveel golven de bomen nog dempen tijdens een extreme storm die hopelijk maar eens per duizend jaar voor komt.

Wanneer de experimenten gedaan zijn, moet er nog veel werk worden verzet om te snappen hoe de uitkomsten van zo’n proef toepasbaar zijn in diverse gebieden. Wat is bijvoorbeeld de invloed van de groeicondities in het veld, of van het beheer door de natuurbeheerders? Dit type onderzoek is zeker niet iets dat alleen door onderzoekers met een welbegrepen eigenbelang wordt gepropageerd. Ook de betrokken grote bedrijven, NGO’s en overheden benadrukken de noodzaak van meer onderzoek op dit gebied.
Om vragen ten aanzien van ‘Bouwen met de Natuur’ te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om kennis te hebben die meerdere vakgebieden overstijgt en integreert: interdisciplinair onderzoek. Het wordt gelukkig steeds breder onderschreven dat kennis over de ecologie in combinatie met fysische processen essentieel is om tot goede oplossingen te komen. Dit heeft onder andere geleid tot de sterke opkomst van het vakgebied bio-geo-morfologie in Nederland. In dat vakgebied kijken onderzoekers hoe biofysische interacties resulteren in landschapsontwikkeling. Hierbij wordt altijd gekeken naar verschillende ruimte- en tijdschalen. Processen die je alleen experimenteel kunt bestuderen, worden opgeschaald naar complexe modellen, terwijl tijdseries van satellietbeelden en luchtfoto’s de mogelijkheid bieden om de ontwikkeling door de tijd te bestuderen.
De sociale kant van bouwen met de natuur
Er zijn veel kansen om door te bouwen met de natuur zowel Nederland als de rest van de wereld veiliger en mooier te maken. Zoals de zandmotor voor de kust van Zuid-Holland zijn er al verschillende gelijksoortige oplossingen ontstaan. Zo worden de Hondsbossche en Pettemer Zeewering in Noord-Holland en de Oesterdam in Zeeland beschermd door een strand dat voor de dijk is gelegd. Ook de begroeide voorlanden langs zee- en rivierdijken zijn vormen van bouwen met de natuur.
Programma’s als ‘Ruimte voor de rivier’, het toepassen van ‘kwelderwerken’ in de tropen om mangrove bossen te restaureren, de Marker Wadden, de aanleg van oester- en mosselbanken om erosie op getijdeplaten tegen te gaan, diverse ontpolderingsprojecten, de voorbeelden zijn inmiddels talloos.
De interesse voor bouwen met de natuur is wereldwijd groeiend, waarbij Nederland een belangrijke rol speelt in het internationale onderzoek. Behalve onderzoek aan de technische en ecologische aspecten, is het ook essentieel voldoende aandacht te geven aan het belang van ondersteuning door lokale gemeenschappen. Want het antwoord op de vraag of bewoners wel ‘Building with Nature’ in hun achtertuin accepteren, kan een plan maken of breken. Het helder communiceren van de achterliggende gedachten en principes van deze benadering is dan ook onmisbaar voor de succesvolle uitvoering van een plan.
Bouwen met de natuur heeft als groot voordeel dat het concept makkelijk uit te leggen is. Tegelijk moet je eerlijk zijn over de onzekerheden. Zeker in Nederland zijn we, ver onder het zeeniveau, heel erg blij dat onze dijkbeheerders conservatief zijn ingesteld en innovaties pas willen toepassen als de betrouwbaarheid op lange termijn goed bekend is.