Je leest:

De kredietcrisis breidt zich uit

De kredietcrisis breidt zich uit

Auteurs: en | 14 april 2009

De crisis leek eerst een probleem van de banken. Toen sloeg de vlam over. Deel 3 van de serie hoe de financiële crisis uitmondde in een recessie. Door het geschokte vertrouwen in banken en levensverzekeraars werden er nauwelijks nog nieuwe leningen uitgegeven. Dit legde de economie stil en verzwaarde de recessie.

De bubbel loopt leeg

In de loop van 2008 leden de banken niet alleen forse verliezen op subprime hypotheken, maar zagen ze ook andere bezittingen op hun balans flink in waarde dalen. Door afboekingen slonk het eigen vermogen van kredietverleners. Dit had grote gevolgen. Banken moeten namelijk tegenover uitstaande leningen een bepaald eigen vermogen aanhouden. Tot voor kort stond tegenover $1 (of €1) eigen vermogen gemiddeld $12 (of €12) aan verstrekte leningen. Dat is een leverage van 1 op 12. Door het verlies van 600 miljard dollar op subprime hypotheken (tot eind 2008) kunnen Amerikaanse en Europese banken dus twaalf keer minder leningen verstrekken. Dat is 7.200 miljard dollar.

NPO Doc: Financiële fratsen

Journalist en antropoloog Joris Luyendijk is komende week gastcurator van NPO Doc. Luyendijk verdiepte zich twee jaar in de Londense bankwereld en schreef zijn bevindingen op in ‘Dit kan niet waar zijn. Onder bankiers.’ Een week lang kiest Luyendijk documentaires uit over de waanzin en wonderlijke cultuur van de financiële wereld en voorziet deze van een introductie.

Een analyse van het Centraal Planbureau geeft aan dat banken op andere activa door waardedalingen in de loop van 2008 nog eens circa 2.200 miljard dollar hebben verloren. In het eerste kwartaal van 2009 is opnieuw sprake van aanhoudende miljardenverliezen bij bijna alle banken. Bovendien hebben zowel toezichthouders als marktpartijen hun vermogenseisen recent opgeschroefd. Voortaan moeten banken voor elke euro aan uitstaande leningen meer eigen vermogen aanhouden.

Lange tijd ging men ervan uit dat de huizenbubbel niet zou barsten.

De leverage (de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen) is verlaagd naar 1 op 10. Dit verlaagt het geld dat banken kunnen uitlenen in één klap met 8.500 miljard dollar. Hierdoor, en als gevolg van geleden verliezen, leiden kapitaalinjecties van de overheid tot nu toe nauwelijks tot ruimere kredietverstrekking aan derden en aan collega-banken. Banken gaan eerder geld oppotten om de balanspositie te versterken. Trouwens, de banken wantrouwen elkaar: zijn de collega’s nog wel voldoende kredietwaardig? Er leeft bovendien onrust bij sommige klanten: is mijn spaargeld nog wel veilig?

Het klimaat verslechtert snel wanneer de grote Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers kopje onder gaat. Plotseling beseffen beleggers zich weer dat zij hun geld kwijt kunnen raken als (onaantastbaar gewaande) bedrijven en financiële instellingen failliet gaan. In deze maanden kelderen de koersen, zakken de huizenprijzen en vliegt de rente omhoog die banken elkaar bij hun onderlinge kredietverlening in rekening brengen. Het wantrouwen is nu zo groot dat het functioneren van het financiële systeem zelf gevaar loopt.

Overheden helpen banken uit de brand

Noodgedwongen springen overheden bij om het financiële stelsel overeind te houden en te voorkomen dat banken massaal omvallen. Dit zou, net als in de jaren dertig van de vorige eeuw, tot een depressie en massawerkloosheid leiden. In Nederland neemt de overheid voor bijna 17 miljard euro de ABN AMRO Bank en onderdelen van de Fortis Groep over. Om de kredietverstrekking op gang te houden, helpt de overheid ook met kapitaalinjecties. Daarnaast staat de staat garant in sommige gevallen. Dat betekent dat wanneer in het uiterste geval een bank niet aan zijn schuld zou kunnen voldoen, de staat deze schuld betaalt. De overheid stelt echter wel voorwaarden aan dit garant staan. De geholpen instelling betaalt een jaarpremie van omstreeks 1 procent van het gegarandeerde bedrag. Daarnaast stelt de overheid eisen aan het beloningsbeleid voor de topbestuurders.

Noodgedwongen springen overheden bij om het financiële stelsel uit de brand te helpen.

Spaarders schrikken vooral van het faillissement van het IJslandse Landsbanki. Veel van hen hadden hun spaargeld op een rekening gezet van Icesave, een Nederlandse dochter van Landsbanki . De Nederlandsche Bank hield beperkt toezicht op Icesave, omdat de moederbank onder IJslands toezicht viel (en valt). De IJslandse overheid garandeerde de tegoeden tot circa 20.000 euro. In oktober 2008 blijkt het eiland echter praktisch gesproken failliet te zijn. Nederland moet met een lening aan IJsland van ongeveer 1,3 miljard euro bijspringen om ruim honderdduizend spaarders bij Icesave schadeloos te stellen. Om het geschokte vertrouwen in banken te herstellen, breidt de overheid in het najaar van 2008 de werking van de zogenoemde depositogarantieregeling voor tegoeden bij banken uit. Dit betekent dat het spaargeld op een bank die onder toezicht van De Nederlandsche Bank staat, veilig is. Mocht een bank failliet gang, dan hebben spaarders de zekerheid dat ze hun geld tot 100.000 euro (per bank, per spaarder) terug krijgen. Inmiddels heeft het Ministerie van Financiën bekend gemaakt dat de duur van de verruimde garantieregeling (onbeperkt) is verlengd.

Een ongeluk komt zelden alleen

De geschiedenis leert dat de ontwikkeling van de productie in een land in golfbewegingen verloopt. Na een periode van uitbundige groei (hoogconjunctuur) volgt vaak een tijd van recessies (laagconjunctuur). De kredietcrisis kwam tegelijk met een wereldwijde periode van ‘magere jaren’. De economieën van de Verenigde Staten, de Europese Unie, Japan en China dippen op hetzelfde moment. Hierdoor zakt de wereldeconomie weg in een diepe recessie, die sommigen doet denken aan de Grote Depressie uit de jaren dertig van de twintigste eeuw. Om deze teruggang van de economie op te vangen, schakelen verschillende overheden over op Keynesiaans beleid. (zie kader)

Keynesiaans beleid: Tegen de stroom in geld uitgeven

De Engelse econoom John Maynard Keynes

Dit beleid is genoemd naar de beroemde Engelse econoom John Maynard Keynes (1883-1946). Als antwoord op de Grote Depressie schreef hij het boek Algemene Theorie van Werkgelegenheid, Interest en Geld. In de economie is er volgens Keynes een belangrijke rol voor de overheid weggelegd. Wanneer de vraag in de economie achterblijft, zou de overheid meer moeten uitgeven om de vraag te stimuleren en weer aan te zwengelen (dit wordt ook wel anticyclische begrotingspolitiek genoemd) De (neo)liberale economen waren het niet eens met Keynes. Zij pleitten voor zo min mogelijk overheidsbemoeienis. De markt zou volgens hen het werk moeten doen.

Links:

  • Scriptie Universiteit van Amsterdam over Keynes in het onderwijs
  • Kritiek op Keynes
  • De Nederlandse vertaling van de kritiek op Keynes

Overheden en centrale banken nemen verdere reddingsmaatregelen. Beleidsmakers proberen de economische bedrijvigheid op peil te houden door de eigen bestedingen van de overheid te verhogen en de belastingen te verlagen. Na een belastingverlaging hebben bedrijven immers extra geld om te investeren en kunnen gezinnen meer geld uitgeven in de winkels. Mochten zij besluiten de extra middelen te sparen, dan hebben de banken in ieder geval meer geld in kas (hoger eigen vermogen) en verbetert zo hun solvabiliteit. (Verhouding tussen eigen en vreemd vermogen.)

Centrale banken verlagen bovendien de rente vanaf het najaar van 2008 met grote stappen. Door lenen goedkoper te maken hopen ze ondernemers aan te zetten tot het doen van extra investeringen en willen zij gezinnen aanmoedigen om meer leningen af te sluiten. De banken geven echter de renteverlagingen tot nu toe echter slechts mondjesmaat door aan hun klanten. Ze willen dit wel, maar de toezichthouders eisen dat banken hun vermogenspositie versterken. De verhouding tussen eigen en vreemd vermogen moet immers gezond zijn. Dit kunnen banken op verschillende manieren bereiken. Ze kunnen bijvoorbeeld aandelen en achtergestelde obligaties uitgeven. Het eigen vermogen groeit eveneens als de overheid tijdelijk kapitaal in de bank injecteert. Bankbestuurders kunnen ook proberen meer winst te maken en deze niet aan de aandeelhouders uit te keren. Banken maken hoofdzakelijk winst doordat zij hun klanten meer rente laten betalen dan zij zelf aan rente kwijt zijn. Door renteverlagingen van de centrale bank niet (volledig) aan hun klanten door te geven, kunnen banken de winst opvoeren en de eigen balans versterken.

De auteur van dit artikel is Prof. dr. C.A. de Kam. Flip de Kam is honorair hoogleraar Economie van de Publieke Sector, Rijksuniversiteit Groningen. Dit artikel komt uit Het Tijdschrift voor Openbare Financiën en is bewerkt door Tamara Slief. Het artikel bouwt voort op het inleidende hoofdstuk uit De Kam (2009a).

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 14 april 2009

Discussieer mee

0

Vragen, opmerkingen of bijdragen over dit artikel of het onderwerp? Neem deel aan de discussie.

NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.