Ligging Oimyakon in Noordoost-Siberië
Voor het gemak tellen we de noordpool en de zuidpool even niet mee. Op Antarctica is ooit een temperatuur van min 89,2 graden gemeten. De mensen die hier komen, blijven er maar korte tijd om er bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek te doen. Het allerkoudste permanent bewoonde dorp ligt in Noordoost-Siberië, ten noorden van Jakoetsk. Het heet Oimyakon, en de laagste temperatuur die er de laatste tijd is geregistreerd, bedraagt 71 graden Celsius onder nul. In die openlucht-vrieskist leven een kleine vijfduizend mensen. En dat leven is eigenlijk overleven, want onachtzaamheid kan er grote gevolgen hebben. Vraag dat maar aan de vrachtwagenchauffeur die door een Duitse journalist werd opgezocht in het ziekenhuisje van Oimyakon. Zijn beide handen moesten worden geamputeerd omdat hij midden in de toendra buiten het dorp een band wilde verwisselen. Het ziekenhuis heeft een aparte afdeling waar bevroren ledematen worden behandeld. En er worden maar al te vaak mensen binnengebracht die stomdronken langs de kant van de weg belandden en ter plekke bevroren.
Jaarlijks komt er maar een handvol toeristen naar Oimyakon. Ze zien er bijzondere taferelen. Met een pen kun je buiten niet schrijven, omdat de inkt bevriest. Melk wordt niet in pakken verkocht, maar in bevroren blokken. Ook ín de huizen hangen overal ijspegels. Het starten van een auto is er zo’n toer, dat velen de motor simpelweg nooit afzetten – ook ‘s nachts niet. Langer dan een jaar of drie gaat een vrachtwagen niet mee in Oimyakon. Wie naar buiten gaat, moet zich uiteraard goed inpakken. Zelfs de modernste westerse winterkleding helpt echter niet tegen de kou: Oimyakoners hullen zich in pelzen. Buiten is het bar en boos. Bomen knappen af bij de minste beroering, autobanden exploderen, staal breekt doormidden. Overal in het dorp staan verlaten auto’s en vrachtwagens waarvan de olie of de diesel is bevroren. De auteur Colin Thubron merkte op dat vochtdeeltjes in de menselijke adem ogenblikkelijk in kristallen veranderen en rinkelend op de grond vallen. Het fluisteren van de sterren, noemen ze dat in Oimyakon.
Bizarre taferelen spelen zich af tijdens een begrafenis. Om een gat in de grond te kunnen maken, wordt de bodem opgewarmd met een groot vuur. Vervolgens is een groep mannen enkele dagen bezig om het graf te delven. Ze werken elk niet langer dan een kwartier, om dan te worden afgelost. Overigens gaan er in Oimyakon ironisch genoeg meer mensen dood door hitte dan door kou: er gebeuren nogal wat ongelukken door gasexplosies en door open vuurtjes die in woningen worden gestookt. Dat is soms bittere noodzaak: als de elektriciteit uitvalt, is je huis binnen een paar minuten veranderd in een vrieskist.
Er is één geluk in deze streek: de koude gaat er zelden gepaard met wind, en de lucht zelf is ook erg droog. De barre koude duurt gemiddeld zo’n zeven maanden per jaar. Doordat een milde invloed van bijvoorbeeld een aangrenzende zee ontbreekt, kan het in de zomer vervolgens bloedheet worden: 40 graden is geen uitzondering. In die paar maanden ruikt de natuur haar kans: er zijn plaatsen in dit deel van Siberië waar sommige grassoorten tien centimeter per dag groeien. In een mum van tijd wemelt het gebied dan ook van de muggen. Maar ook in de zomer is het duidelijk dat koning winter het hier uiteindelijk voor het zeggen heeft: de ondergrond blijft tot een diepte van zo’n zeventig meter keihard bevroren. Waarom wil iemand in vredesnaam wonen in zulke omstandigheden? Het antwoord is eigenlijk heel simpel: omdat er goud is te vinden in het gebied. Het meeste verkeer in deze streken bestaat uit vrachtwagens die goud- en uraniumerts vervoeren. Er is eigenlijk maar één toegangsweg tot Oimyakon over land, en als die onbegaanbaar is, kom je er alleen nog door de lucht. De kampen van de mijnwerkers zijn vroeger veel gebruikt als werkkampen waar Stalin zijn politieke tegenstanders in onderbracht. Wie in Oimyakon terecht kwam, zal al snel tot de ontdekking zijn gekomen dat zijn laatste uurtje was geslagen. Schedels van voormalige kamparbeiders schijnen tegenwoordig nog wel aan toeristen te worden aangeboden. De kans dat die nóg een keer langskomen is toch al te verwaarlozen.
Mark Traa is auteur van o.a. "Hemelbestormers. Feiten en fabels over ruimtevaarders (Uitgeverij De Bezige Bij, 1997,ISBN 90-234-3699-7)