
Als paleontoloog kun je maar nauwelijks vermijden af en toe met een scheef oog naar de eigen diersoort te kijken. De mens dus. In de beroemde stamboom van het leven die Ernst Haeckel in de negentiende eeuw publiceerde stond de mens trots bovenaan: ‘Menschen’, vlak boven de gorilla en de orang-oetan aan een tak die ‘Affen’ (Apen) heet. Helemaal onderaan vinden we de ‘Urthiere’ (Oerdieren), die een flinke dikke stronk vormen waar de rest van het dierenrijk op rust. Maar ook de rest van de stamboom (die trouwens ‘Stammbaum des Menschen’ heet en niet ‘Stammbaum des Thierreichs’ of iets dergelijks dat meer voor de hand had gelegen) is interessant en waard om te bestuderen.
Ergens halverwege staan de amfibiëen, en die stam splitst zich in de zoogdieren en de reptielen. De reptielen bestaan uit takken met de namen hagedissen, slangen, krokodillen, schildpadden en … vogels. Vogels worden tegenwoordig inderdaad beschouwd als doorgeëvolueerde dinosauriërs en dus als reptielen, maar die notie was in de negentiende eeuw niet echt algemeen.
Met behulp van stippellijntjes is de dikke boom in vier delen verdeeld; onderaan de oerdieren, daarboven de ‘Wirbellose Darmthiere’, de ongewervelden, daarboven de gewervelden en helemaal bovenaan, het bovenste kwart van de stamboom, vinden we de zoogdieren. Met de mens als het topje van de boomkruin. De kroon op de schepping c.q. de evolutie.
Tegenwoordig zien we dat anders. Denkt u. De mens is ook een gewervelde. Net als de kikker, de hagedis, de vogel en de muis. Maar in veel van de moderne stambomen, die geen stamboom meer heten maar cladogram, staat de mens toch helemaal aan het einde. Afhankelijk van de positie van het cladogram staan wij helemaal rechtsboven of rechtsonder, in elk geval op de plaats die je kunt interpreteren als het hoogste evolutiestadium. Dat is echter onzin. Een cladogram geeft slechts verwantschappen aan tussen taxa.
Als je een cladogram aan de wortel zou oppakken en hem als een mobile van de kunstenaar Alexander Calder aan het plafond zou ophangen, dan gaan alle taxa door elkaar heen bewegen zonder dat de onderlinge relatie daarbij verandert. Dan kunnen zomaar ineens de schildpadden helemaal rechts terecht komen, of zelfs de pissebed of de oorworm. En dat klopt: vanuit het gezichtspunt van de pissebed is de pissebed het hoogtepunt van de evolutie.
Maar soms krijg ik de vraag wat dan wel het hoogtepunt van de evolutie is, als ik toch iets zou moeten aanwijzen? Met de pissebed kan ik dan niet aankomen. Maar wel met de kolibrie. Stel je voor: een reptiel, een dinosaurus die slechts enkele grammen weegt en die met behulp van een razendsnelle beweging van zijn voorpoten (vleugels) in de lucht kan blijven stilstaan, hangend voor een bloem. Als de dinosaurus die we kolibrie noemen niet het hoogtepunt van de evolutie is, dan weet ik het ook niet meer.
Zie ook:
- Stamboom van het leven verliest tak (Kennislinknieuws van NIBI)
- Systematiek en de classificatie van het leven (Kennislinkartikel van NIBI)
- Moleculaire biologie en paleontologie (Kennislinkartikel van NWT)
- Een moleculaire kijk op vogelevolutie (Kennislinkartikel van NWT)
Eerdere gastcolumns op Aarde & Klimaat:
- Voetbal, Weer- en Klimaatvoorspellingen – zin en onzin van statistiek en de kracht van paleoklimaatstudies (Henk Brinkhuis)
- IJstijden in soorten en maten (Kees de Jager)
- Beven en schudden! (Bernd Andeweg)
- Het Amazonisch regenwoud is ouder dan je denkt (Salomon Kroonenberg)