Evolutie en de maatschappij
Evolutie versus de Schepping
In de jaren na publicatie van ‘On the origin of species’ ontstond er in de academische wereld een verhit debat over de evolutietheorie en vooral over de filosofische, sociale en religieuze invloed van de theorie. Volgens de evolutietheorie hoeft er bij het ontstaan van de mens geen Schepper aan te pas zijn gekomen. Die veronderstelling ging veel mensen in die tijd een brug te ver. Vanuit de religieuze hoek ontstonden dan ook tegenbewegingen als theïstische evolutie en creationisme. Deze stromingen gaan er vanuit dat God het heelal en het leven heeft geschapen en dat Hij ook degene is die het natuurlijke proces van evolutie stuurt. De creationistische leer is conservatiever dan de theïstische en geeft God over het algemeen een grotere rol. Rond 1870 werd de evolutietheorie wijdverspreid door wetenschappers onderschreven. Kritiek vanuit religieuze tegenbewegingen is er echter in veel landen vandaag de dag nog steeds.
Sociaal darwinisme
Na acceptatie van de evolutietheorie volgde al snel de toepassing van evolutie op andere vakgebieden. Zo is aan het eind van de 19e eeuw het sociaal darwinisme opgekomen. Het idee van deze sociale benadering van evolutie is dat individuen, groepen mensen en rassen te maken hebben met selectieprocessen die vergelijkbaar zijn met natuurlijke selectie. Dit rechtvaardigt het volgens sociaal darwinisten om Darwin’s evolutietheorie een ‘handje te helpen’ en zwakkeren in de samenleving aan hun lot over te laten. De maatschappij verwijdert deze zwakkeren vanzelf en de sterken blijven over. Op die manier kan de menselijke bevolking zichzelf verbeteren.

Eugenetica
In lijn met de ideeën vanuit het sociaal darwinisme formuleerde natuurwetenschapper en wiskundige Francis Galton de moderne eugenetica. Door middel van slimme selectie, waarbij alleen gezonde en zo perfect mogelijke individuen zich mogen voortplanten, verbetert de mensheid zich. Darwin zelf wees de ideeën van sociaal darwinisten en eugenetici resoluut van de hand. Desalniettemin werden de stromingen zowel in de eerste als in de tweede wereldoorlog gebruikt als rechtvaardiging om volkeren en gehandicapten en geestelijk zieken te onderdrukken of zelfs uit te roeien.