Je leest:

De geschiedenis van het woordenboek

De geschiedenis van het woordenboek

Auteur: | 4 juli 2013

De geschiedenis van Nederlandse woordenboeken gaat terug tot de middeleeuwen. Ondanks revolutionaire veranderingen door drukpers en digitalisering blijft het verzamelen en beschrijven van onze woordenschat onmisbaar.

De allereerste woordenlijstjes die we kennen, zijn meer dan 4000 jaar oud en geschreven in spijkerschrift. Ze zijn aangetroffen op kleitabletten in Mesopotamië. Zoeken we het dichter bij huis, en beperken we ons tot het Nederlands, dan komen we uit in de 13de eeuw, toen klerken de eerste woordenlijsten opstelden.

Fragment uit het Glossarium Bernense (1240); woordenlijst Latijn – Nederlands
INL

Het waren verzamelingen Latijnse woorden met verklaringen in het Nederlands. Latijn was in de middeleeuwen de taal waarin geletterde mensen communiceerden. Om die taal te kunnen leren en begrijpen waren de woordenlijsten goede hulpmiddelen. Men schreef ze over en paste ze aan aan andere talen en dialecten. Ze werden glossaria of vocabularia genoemd. In de oudste woordenlijst van het Nederlands uit 1240 staan woorden als husrat (huisraad), ellenboghe (ja, met tussen-n), en stelen.

De drukpers

Vanzelfsprekend waren er niet veel van deze handgeschreven woordenlijsten. Een revolutie was de uitvinding van de boekdrukkunst aan het eind van de middeleeuwen. Het had gevolgen voor allerlei vakgebieden en zeker ook voor de lexicografie: het schrijven van woordenboeken. Niet alleen konden woordenboeken in een veel grotere oplage verschijnen, ook zorgde het drukproces ervoor dat de artikelen (de trefwoorden samen met de daaronder gegeven informatie over dat woord) er systematischer en meer uniform uit kwamen te zien.

In 1477 werd in Keulen het eerste woordenboek uitgegeven waarin niet het Latijn, maar het Nederlands (of beter Nederrijns, een Nederlands-Duits dialect) als trefwoord voorop stond. In de eeuw erna kwam de boekdrukkerij tot bloei in Antwerpen. Daar werkte ook onze belangrijkste woordenboekmaker: Cornelis Kiliaan. In zijn woordenboeken voegde hij als een van de eersten gegevens over dialecten, de herkomst en het gebruik van de trefwoorden toe. Zo kon je lezen dat het woord armboog in 1599 ‘vetus’ (verouderd) was; ‘zie ellen-boghe’, staat erachter.

Drukpers

Meertaligheid in de Gouden Eeuw

In de zeventiende eeuw was Nederland een handelsnatie. Voor wie zijn brood verdiende met buitenlandse handel was het belangrijk om vreemde talen te kunnen spreken en verstaan. Ook kunstenaars en wetenschappers hadden vaak contact over de grens. Daarom verschenen er veel meertalige woordenboeken (polyglotten), met twee tot vier of zelfs nog meer talen.

Daar zaten natuurlijk Frans, Duits en later Engels bij, maar ook Spaans en Pools. Het Nederlands kende in die tijd veel leenwoorden uit het Latijn en Frans. Er verschenen speciale woordenboekjes met vaktermen en andere woorden met een Nederlands equivalent. Niet alleen om de betekenis te verduidelijken, maar ook om gebruikers te stimuleren hun moedertaal te gebruiken. Zo kreeg reparabel de uitleg ‘herstelbaar’ en virus ‘vergiftighe etter’ (een betekenis uit 1663).

Taaltrots

Een woordenboek is niet alleen nuttig in gebruik. Het kan ook gezien worden als een uitstalling van je eigen, mooie taal waar je trots op kunt zijn. In de negentiende eeuw werd die gedachte gerealiseerd in een enorm woordenboekproject: het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Het werd na een kleine anderhalve eeuw in 1998 afgesloten op het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL). In het WNT wordt de geschiedenis van Nederlandse woorden vanaf 1500 beschreven. Het gebruik van de woorden wordt geïllustreerd door citaten uit alle mogelijke geschriften: van dichtbundels tot kookboeken, van technische handleidingen tot bijbelvertalingen.

Het WNT telt 43 delen en beslaat meer dan drie meter boekenplank. Het is zo uitgebreid dat het wel 23 betekenissen van het woord vrouw beschrijft. Ook zijn er veel uitdrukkingen en spreekwoorden in te vinden. Wie wil weten wat een kerfstok is (iets op zijn kerfstok hebben) of heug en meug (iets tegen heug en meug doen) kan er het antwoord vinden. Voor nog ouder Nederlands, van vóór 1500, zijn op het INL ook speciale woordenboeken samengesteld. Onmisbaar voor wetenschappers en anderen die oude teksten willen lezen en verstaan.

Redacteuren en assistenten van het Woordenboek der Nederlandsche Taal in 1993.
INL

Schoolwoordenboeken

In dezelfde tijd als het WNT begon, de negentiende eeuw, rolden de eerste schoolwoordenboeken van de pers. Niet alleen voor de vreemde talen, maar ook voor het Nederlands. Ze hielpen scholieren aan de juiste spelling en precieze betekenis van de woordenschat. De Van Dale, bestemd voor scholieren en andere gebruikers, groeide uit van een bescheiden boek in 1872 uit tot de driedelige Dikke Van Dale van nu. Een woordenboek beschrijft de taal zoals die werkelijk klinkt, maar geeft daarbij ook informatie over het gebruik. Is een woord grof, informeel, of juist formeel en ouderwets? Is het alleen bekend als vakterm of hoort het tot de jongerentaal? Zeggen we janken alleen van dieren en huilen van mensen, of ook van wolven?

Schoolwoordenboeken zijn normatief: ze zeggen hoe het Standaardnederlands hoort te klinken. Daarentegen zijn algemene woordenboeken descriptief (beschrijvend) en geven het werkelijke taalgebruik weer. Desondanks worden ze vaak van stal gehaald bij onenigheid over een woord: “Zie je wel, het staat zo in Van Dale.”

Woordenboek of Google?

Een tweede revolutie in de kennisoverdracht is de digitalisering: opzoeken is googelen geworden! Woordenboeken in boekvorm nemen een steeds minder grote plaats in. Maar wat we op internet vinden is op dit moment voor een groot deel gebaseerd op bestaande, papieren woordenboeken.

Bestaande woordenboeken zoals het WNT en Van Dale worden gedigitaliseerd, en nieuwe woordenboekprojecten, zoals het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW), baseren zich op digitaal materiaal. Deze nieuwe projecten kunnen dan over veel meer woordmateriaal beschikken dan voorheen, en dat veel sneller en beter doorzoeken en ordenen. De computer kan alle onderwerpen bij huilen en janken selecteren en de frequenties meten. Na het verzamelen moeten ook de redacteuren van dergelijke digitale projecten systematisch te werk gaan om woorden correct en volledig te beschrijven. Ze maken daarbij gebruik van hun taalkundige en culturele kennis, én van bestaande woordenboeken.

Nooit weggooien

De woordenschat verandert steeds. In digitale woordenboeken zijn nieuwe aanwinsten gemakkelijk toe te voegen, en verouderde woorden weglaten is niet meer zo nodig: digitale bestanden zijn grenzeloos. In onze oude woordenboeken moest men woekeren met de ruimte. Woorden werden toegevoegd en geschrapt, maar dit had ook een voordeel. Want juist daardoor hebben we nu inzicht in welke woorden in een bepaalde periode in gebruik waren. Geneeskunde en geneeskunst komen voor het eerst in 1658 in een woordenboek voor en de term biologie in 1824. In drukken van rond 1900 vind je bijvoorbeeld veel samenstellingen met stoom-: stoombrandspuit, stoomtram en stoomverwarming. Daarom moeten we oude drukken van woordenboeken nooit weggooien. Ze geven een goed beeld van onze taalgeschiedenis maar ook van onze cultuurgeschiedenis. En daarom ook blijft het systematisch beschrijven van woorden voor woordenboeken, gedrukt of digitaal, onmisbaar.

Bronnen:

Piet van Sterkenburg, Van Woordenlijst tot woordenboek. Een geschiedenis van woordenboeken van het Nederlands. Schiedam: Scriptum, 2011. Marijke Mooijaart, A history of Dutch lexicography. In: Trefwoord, 2013.

Dit artikel is een publicatie van Instituut voor Nederlandse Lexicologie.
© Instituut voor Nederlandse Lexicologie, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 04 juli 2013
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.