Het is nationaal broodbeleg en het spreekwoordelijke borrelnootje: de pinda. Maar hoewel veel mensen de zaden van Arachis hypogaea waarderen, is de vreemde groeiwijze bij velen onbekend. De pinda is namelijk een van de schaarse geocarpe gewassen. Dat wil zeggen dat de pindabloemen na bevruchting richting de aarde groeien en enkele centimeters onder de grond de peulen tot ontwikkeling komen.
In de Verenigde Staten is het halve meter hoge peulgewas, na de sojaboon, het belangrijkste peulgewas met een jaarlijkse waarde van ongeveer 1 miljard dollar, zegt Maria Gallo-Meagher, onderzoekster aan de University of Florida, Gainesville. Gallo-Meagher is voor een sabbatical een half jaar in Utrecht om onderzoek te doen bij de groep van hoogleraar moleculaire plantenfysiologie Sjef Smeekens. Ze onderzoekt in Utrecht de bindingsplaatsen van een Arabidopsis transcriptiefactor. ‘Ik wilde meer weten van de modelplant Arabidopsis en genomics-onderzoek. De technieken die ik hier leer wil ik uiteindelijk toepassen in de pinda.’
Van de pinda is in genetisch opzicht veel minder bekend dan van Arabidopsis, en wat er van bekend is toont dat onderzoek aan de pinda niet eenvoudig zal zijn. ’It’s a difficult crop’, zegt Gallo-Meagher, ‘Er is weinig genetische variatie bekend, mogelijk is de pinda in het verleden door een genetische bottleneck gegaan – de pinda heeft waarschijnlijk een klein aantal voorouders gehad.’
Het ontbreken van genetische variatie zorgt ervoor dat kruisingsexperimenten niet veel zullen opleveren. Vermoedelijk is de pinda het resultaat van een hybridisatie van twee diploïde voorouders: Arachis duranensis en A. ipaensis. Uit die kruising is de allotetraploïde pinda ontstaan die beide genomen combineert. Het pindagenoom is ongeveer even groot als dat van de mens, maar het feit dat de plant allotetraploïd is betekent dat van de meeste genen vier nauw verwante kopieën voorkomen.
Olijfolie
De onderzoekster is onder meer geïnteresseerd in nematodenresistentie en oliesamenstelling. ‘Alle genomicsonderzoek wordt op dit moment gedaan aan een natuurlijke pindamutant die een oliesamenstelling heeft die lijkt op olijfolie.’ Maar de andere eigenschappen als ziekteresistentie en vruchtbaarheid moeten nog verbeterd worden voordat dit pindaras een succes kan worden.
Want de vruchtbaarheid van de pinda laat nog altijd veel te wensen over. Slechts een deel van de bloemen raakt bevrucht, een deel daarvan groeit de grond in en weer een percentage daarvan groeit uit tot een pinda. Voortplantingssucces varieert zo tussen verschillende pindarassen van elf tot zeventig procent. Volgens Gallo-Meagher is er vrijwel niets bekend over de signalen die betrokken zijn bij de opmerkelijke vruchtzetting van de pinda. Inzicht daarin kunnen helpen de relatief lage vruchtbaarheid te verbeteren. ‘Je zou zelfs – in de verre toekomst – kunnen denken aan het kweken van pinda’s die hun vruchten boven de grond tot ontwikkeling laten komen.’