Mol verrichtte een aantal onderzoeken op basis van experimenten. Dat mensen bij communicatie via webcams minder gebaren, komt onder andere doordat ze elkaar niet in de ogen kunnen kijken en de kijkrichting van de ander niet goed kunnen interpreteren. Wanneer in plaats van een gewone webcam een apparaat gebruikt wordt dat oogcontact simuleert, gebaren we namelijk wel net zoveel als wanneer we bij elkaar zijn.

Hergebruik van gebaren
Mensen doen elkaars gebaren na in een gesprek. Als we iemand een gebaar zien maken terwijl hij of zij iets vertelt, dan maken we dat gebaar soms even later zelf als we iets vergelijkbaars zeggen. Dit doen we echter alleen als het gebaar paste bij de boodschap die tegelijkertijd in spraak geuit werd. Dit laat zien dat gebaren, net als spraak, betekenis dragen. Het nadoen van gebaren lijkt in die zin niet zozeer op het overnemen van elkaars lichaamshouding of andere non-verbale gedragingen, maar meer op het hergebruiken van elkaars woorden en zinsconstructies, wat gesprekspartners ook doen.
Gebaren en afasie
Afasie is een taalstoornis als gevolg van hersenletsel. Mensen met afasie blijken volgens Mols studie minder duidelijke gebaren te maken voor anderen dan sprekers zonder afasie. Ze gebruiken ook minder manieren om dingen uit te beelden. Het lijkt er dus op dat afasie vaak zowel leidt tot een beperking in spraak als in het produceren van gebaren.
Lisette Mol (1981, Hoorn) studeerde Kunstmatige Intelligentie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is werkzaam als universitair docente bij Communicatie- en Informatiewetenschappen aan Tilburg University en als onderzoekster verbonden aan het Tilburg center for Cognition and Communciation (TiCC). Lisette Mol is op 7 november 2011 gepromoveerd aan Tilburg University.