Dit artikel maakt deel uit van een reeks artikelen over kredietcrisis van 2007:
Hypotheekrente
Toen de Federal Reserve de rente stapsgewijs verhoogde, stegen de lasten voor huizenkopers en ondernemingen. De Amerikanen die met een hypotheek een huis kochten dat ze eigenlijk niet konden betalen, kwamen als eerste in de problemen. Hun hypotheek had een lage beginrente, maar na een paar jaar werd de hypotheekrente aangepast aan de veel hogere marktrente. Toen de centrale bank de rente dus geleidelijk opvoerde, kwamen de huiseigenaren in de problemen.
Banken die deze subprime hypotheken op de markt brachten, zagen dat steeds meer huizenbezitters hun rente niet konden betalen. De kans dat zij hun hypotheek ooit nog zullen aflossen, is bijna nul. In de Verenigde Staten levert namelijk iemand die zijn hypotheek niet langer kan betalen de huissleutels in bij de bank. Daarna kan hij zijn geluk ergens anders beproeven, zonder dat zijn verblijfplaats bekend is. De Verenigde Staten kennen geen bevolkingsadministratie die vergelijkbaar is met onze burgerlijke stand. Wie zijn hypotheek niet betaalt en blijft zitten, wordt zijn huis uitgezet. Het gevolg was dat de banken steeds meer leegstaande huizen hadden, die zij probeerden zo snel mogelijk te verkopen. Dit toenemende aanbod zorgde dat de woningprijzen verder onder druk kwamen. Door de lagere huizenprijzen verminderde de waarde van het onderpand van bijna alle uitstaande hypotheken. De verliezen op Amerikaanse (subprime) hypotheken lopen op in de richting van 1.000 miljard dollar.
NPO Doc: Financiële fratsen
Journalist en antropoloog Joris Luyendijk is komende week gastcurator van NPO Doc. Luyendijk verdiepte zich twee jaar in de Londense bankwereld en schreef zijn bevindingen op in ‘Dit kan niet waar zijn. Onder bankiers.’ Een week lang kiest Luyendijk documentaires uit over de waanzin en wonderlijke cultuur van de financiële wereld en voorziet deze van een introductie.
Groeiende risico’s van wanbetaling zijn onzichtbaar
Steeds meer partijen begonnen zich openlijk af te vragen wie voor de schade zou moeten opdraaien. Waar het probleem precies lag, was in het begin onduidelijk. De banken hadden namelijk veel van hun hypotheken van de balans gehaald, gebundeld, ondergebracht in afzonderlijke vennootschappen en vervolgens doorverkocht. Dit leek aantrekkelijk, omdat banken zo minder kapitaal hoefden aan te houden en hogere rendementen konden maken door meer risico te nemen. Deze vennootschappen (de zogenoemde special purpose vehicles) verkochten de van de moederbank overgenomen leningen ‘herverpakt’ aan pensioenfondsen en andere beleggers. Deze kopers konden kiezen uit schuldpapier met een verschillend risico dat debiteuren hun schuld niet zouden kunnen aflossen (tranches). Het risico dat aan elke tranche kleefde, werd bepaald door erkende ratingbureaus. Deze kredietbeoordelaars onderschatten echter de risico’s van deze producten. Ze gaven te hoge waarderingen aan de nieuwe financiële producten.

Door deze levendige handel in risico’s werd onduidelijk wie uiteindelijk de klos zou zijn als een schuldeigenaar zijn schuld niet zou aflossen. Toen in de loop van 2007 steeds duidelijker werd dat steeds meer huizenbezitters in de problemen komen, leidde deze onduidelijkheid over de verdeling van de risico’s tot toenemend wantrouwen tussen partijen op de financiële markten. Steeds meer special purpose vehicles raakten in de problemen door verliezen op hypotheken. Beleggers die de zaak niet meer vertrouwden, stapten met hun geld uit de vehikels. Omdat het in de contracten stond of om reputatieschade te voorkomen, moesten banken vervolgens toch bijspringen en de verliezen van hun vehikels voor eigen rekening nemen. Ook Europese banken hadden belegd in deze pakketjes Amerikaanse hypotheken en andere complexe producten, waardoor de crisis zich razendsnel over de wereld verspreidde.
Hieraan kan nog worden toegevoegd dat steeds meer aanwijzingen beschikbaar komen dat toezichthouders steken hebben laten vallen. Zij hebben de asset bubbles onder hun ogen zien opzwellen, zonder het monetaire beleid tijdig aan te scherpen. De monetaire autoriteiten letten vooral op de (gematigde) ontwikkeling van producenten- en consumentenprijzen en lieten de zeepbel op markten voor vermogensbestanddelen buiten beschouwing. Met name in de Verenigde Staten is niet ingegrepen om de kredietverlening aan voorspelbaar dubieuze debiteuren aan banden te leggen.
De auteur van dit artikel is Prof. dr. C.A. de Kam. Flip de Kam is honorair hoogleraar Economie van de Publieke Sector, Rijksuniversiteit Groningen. Dit artikel komt uit Het Tijdschrift voor Openbare Financiën en is bewerkt door Tamara Slief. Het artikel bouwt voort op het inleidende hoofdstuk uit De Kam (2009a).