Dit artikel geeft een overzicht van de economische activiteit in de Nederlandse waddenregio. Deze regio omvat alle gemeenten langs de waddenkust en de eilandgemeenten. Allereerst wordt een historisch perspectief gegeven. Hierbij worden sociale, politieke en staatkundige ontwikkelingen grotendeels buiten beschouwing gelaten. Vervolgens wordt inzicht gegeven in de huidige economie van de waddenregio en wordt een aantal belangrijke sectoren kort beschreven.
De economie in het verleden (700 v Chr. – 2000 n. Chr.)
Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat in het begin van de IJzertijd (7e eeuw v. Chr. – 12 n. Chr.) het Noord-Nederlandse kustgebied door mensen werd gekoloniseerd. Het gebied bood goede mogelijkheden voor landbouw ook al werd het nog regelmatig overstroomd. De bewoners leefden op met plaggen aangelegde verhogingen: de terpen (Fr.) en wierden (Gr.). Naast landbouwgewassen zoals gerst waren kleine zoogdieren (otters en bevers), vissen, vogels, schelpdieren en algen de belangrijkste voedselbronnen. Ook leverden ze grondstoffen voor kledij en gereedschappen. In totaal woonden er in de eeuwen voor het begin van de jaartelling waarschijnlijk niet meer dan enkele duizenden mensen in de hele waddenregio.

De bevolking nam in de loop van de tijd gestaag toe, en daarmee werd de vraag naar producten groter. Vaste beroepen, waaronder de jacht, de visserij en de veehouderij, kwamen rond 500 v. Chr. tot ontwikkeling. De commerciële jacht op vogels richtte zich met name op grotere soorten als kraanvogels, reigers, eenden, en aalscholvers. Daarnaast werden zeehonden, bruinvissen en walvisachtigen bejaagd. Vanaf het moment van intensivering werd de visserij ten opzichte van de jacht echter steeds belangrijker, omdat zij minder arbeidsintensief was en meer profijt bracht. Tot in de vroege middeleeuwen werd er hoofdzakelijk op trekvissen als steur en zalm gevist.
In de loop van de volle middeleeuwen (11e tot en met de 13e eeuw n. Chr.) werden er veel dijken aangelegd en werd in het achterliggende land de zee permanent buitengesloten. Agrarisch gebied werd door watermanagement geschikt gemaakt en gehouden voor de teelt van diverse gewassen. Rond dezelfde tijd werd begonnen met de grootschalige ontginning van veengebieden, met name in Oost-Groningen. Het veen werd gebruikt als brandstof en de handel erin werd later een belangrijke bron van inkomsten. In de volle middeleeuwen kwam ook de kustvisserij tot verdere ontwikkeling. In de Zuiderzee bloeide de visserij op paling, spiering en ansjovis. Zelfs toen was er al er sprake van overbevissing. De visserijinspanningen verlegden zich daarop richting de Noordzee.

In de 15e en 16e eeuw trad er sterke expansie van de economie op. De landbouwproductie ging verder omhoog en er kwam gespecialiseerde teelt van landbouwgewassen. In de 17e eeuw werden er voor het eerst aardappelen geteeld. In deze Gouden eeuw groeide de internationale handel en trokken de Hollanders de wereldzeeën over. Ook het Noorden profiteerde van de (overzeese) handel. De rijkdom die dit met zich meebracht is zichtbaar in de monumentale gebouwen uit die tijd en luxe servies en andere materiële zaken. De visserij breidde ook haar territorium uit: haring-, schelvis- en kabeljauwvisserij werd steeds belangrijker. Verder beleefde de walvisvaart een bloeiperiode, met Harlingen als vertrekpunt van veel grote expedities.
Er was in de 19e in de waddenregio geen sprake van grootschalige industrialisatie en verstedelijking. Wel trad er door de mechanisering van processen schaalvergroting op van landbouw en veeteelt. Bouw- en grasland kwamen in eigendom van rijke herenboeren die grote aantallen landarbeiders in dienst hadden. Ook de visserijcapaciteit nam sterk toe. Tot het begin van de vorige eeuw waren visserij en jacht aan weinig regels gebonden. Eind 19e eeuw stonden daardoor veel soorten op het randje van uitsterven. De grijze zeehond, de rog en de platte oester verdwenen uit de Waddenzee. Uit noodzaak concentreerde de commerciële visvangst zich vanaf de 20e eeuw volledig op schelpdieren en garnalen; de enig overgebleven groepen waaruit nog grootschalige winst te behalen viel.

In de 20e eeuw was er lokaal een sterke industriële ontwikkeling in een aantal havenplaatsen langs de waddenkust, waaronder Den Helder, Harlingen, Delfzijl en de Eemshaven. Verder begon er kleinschalige industriële bedrijvigheid in een aantal kleinere kernen. Een andere economische sector die in de tweede helft van de 20e eeuw kwam opzetten was recreatie en toerisme. Op de eilanden werd het massatoerisme de voornaamste bron van inkomsten. Tenslotte had de komst van moderne digitale communicatiemiddelen een impact op de lokale economie. Beroepen in de creatieve en vrije sector (Kunst, literatuur, ICT, ontwerp, architectuur, adviesbureaus) zijn veelal niet plaatsgebonden en gingen zich meer en meer in de noordelijke provincies vestigen.
De huidige economie
Het waddengebied telt tegenwoordig ongeveer 260.000 inwoners. Er zijn 78.500 banen, waarvan 9000 op de eilanden (gegevens 2005). Met een aandeel van 3% van de beroepsbevolking zijn er relatief veel mensen werkzaam in de primaire sector (landbouw en visserij). Met uitzondering van de eilandgemeenten bedraagt het aandeel van de secundaire sector (nijverheid en energievoorziening) 21%. De tertiaire sector (commerciële dienstverlening) is voor alle regio’s de belangrijkste sector. In de eilandgemeenten is maar liefst 61% van de beroepsbevolking werkzaam in deze sector, vooral door het grote belang van recreatie en toerisme. De kwartaire sector (niet-commerciële dienstverlening) is juist zeer beperkt op de eilanden. Een deel van de bewoners van de waddengemeenten werkt overigens in kernzones buiten het waddengebied: Leeuwarden, Groningen en Drachten.
In de grafiek hieronder is het belang van de verschillende sectoren voor Noord-Nederland en heel Nederland gegeven. Noord-Nederland betreft de provincies Drenthe, Groningen en Friesland en dus niet, zoals hierboven, de waddenkustgemeenten en eilandgemeenten (inclusief de Kop van Noord-Holland en het eiland Texel).

Hieronder volgt een korte beschrijving van een paar belangrijke economische activiteiten in de regio die sterk aan het wad gebonden zijn.
Gaswinning
Een belangrijke inkomstenbron van de laatste jaren is de gaswinning. In de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn de eerste verkenningen naar aardgas- en olievoorraden onder de Waddenzee gestart . De eerste succesvolle proefboringen werden in 1996 gedaan. Toen ontdekte de Nederlandse aardoliemaatschappij (NAM) voor de kust van Lauwersoog gas in een zandsteenlaag op vier kilometer diepte. Er is een vergunning verleend om naar het gas te boren volgens het principe ‘met de hand aan de kraan’. Dit betekent dat de gaswinning is toegestaan zolang er geen meetbare negatieve effecten zijn van de boringen zoals bodemdaling.
Landbouw en visserij
De aardappel is tegenwoordig het belangrijkste gewas dat op de kleigronden in het waddengebied wordt geteeld. Een recente ontwikkeling is dat er langs de waddenkust ook op beperkte schaal zoutminnende planten zoals zeekraal worden verbouwd. Verder zijn er kassen voor tuinbouw en bollenteelt gekomen, maar ook daarvan is de schaal beperkt. Een aanzienlijk deel van de landbouwgrond wordt nog steeds gebruikt voor de (melk)veehouderij.
Zoals eerder staat vermeld, is de visserij in de Waddenzee tegenwoordig beperkt tot de garnalenvisserij en de schelpdiervisserij. Bij de schelpdiervisserij is de mechanische kokkelvangst inmiddels verboden. Het vissen op mosselen is nog wel toegestaan maar de mosselsector bevindt zich in een transitie naar (hang)culturen die minder schadelijk zijn dan het vissen naar mosselzaad (=jonge mosselen) op mosselbanken. Een aantal bedrijven uit Zeeland is voor haar inkomsten afhankelijk van de mosselzaadvisserij in de Waddenzee. Verder zijn visserij en visverwerking vooral voor de gemeenten Wieringen (met visafslag Den Oever), Harlingen, Dongeradeel en De Marne van substantieel belang. Een belangrijk deel van de vis die hier wordt afgeslagen is overigens afkomstig van de Noordzee.
Recreatie en toerisme
Het Waddengebied oefent op meerdere groepen toeristen een grote aantrekkingskracht uit. Pleziervaarders zoeken de rust en ruimte van de Wadden op. Natuurliefhebbers bezoeken de natuurgebieden op de eilanden en bijvoorbeeld het Lauwersmeergebied aan het vasteland. Verder genieten duizenden gezinnen in de zomervakantie van de rust en ontspanning die de eilanden te bieden hebben. En dan zijn er ook nog de jongeren, die in groten getale naar met name Texel en Terschelling komen om te feesten. En een aantal malen per jaren zijn er bijzondere evenementen die extra bezoekers trekken. Het bekendste en grootste is het culturele festival Oerol op Terschelling (57.000 bezoekers in 2009). De toevoeging van de het Nederlandse en Duitse deel van de Waddenzee aan de UNESCO werelderfgoedlijst in 2009 zal mogelijk extra toeristen trekken. Er is gesuggereerd dat er met name in de kustgemeenten kansen liggen om hier op in te spelen, bijvoorbeeld door de realisatie van bezoekerscentra.