Je leest:

De dialecten van Zuid-Italië: verguisd en bejubeld?

De dialecten van Zuid-Italië: verguisd en bejubeld?

Auteur: | 4 december 2009

Roberta D’Alessandro is sinds 2007 hoogleraar bij de opleiding Italiaanse Taal en Cultuur in Leiden. Onlangs kreeg zij een Vidi-beurs voor haar onderzoek naar dialecten in Zuid-Italië. ‘De Italianen uit mijn geboortestreek kunnen niet geloven dat ik onderzoek doe naar hun dialect’, vertelt de onderzoekster: ‘Ze schamen zich voor hun dialect’.

Prestige

D’Alessandro is zelf Italiaanse en geboren in Abruzzo. Haar grootmoeder sprak nog het echte dialect uit die streek. Het dialect dat zijzelf spreekt staat daar ver van af. Dat is heel erg beïnvloed door het moderne Italiaans. Toch wordt er nog veel dialect gesproken in Italië, met name op het platteland. Wel bestaat er een groot verschil tussen het noorden en het zuiden: ‘De dialecten in het zuiden van Italië hebben weinig aanzien. De mensen schamen zich ervoor, worden zelfs gediscrimineerd om hun dialect. De dialecten van het noorden daarentegen, genieten wel aanzien. Dat komt omdat daar het economische centrum ligt. Men is trots op het dialect. Je ziet ook dat zuiderlingen die naar het noorden trekken, snel het plaatselijke dialect overnemen; noorderlingen die naar het zuiden trekken doen dat niet’.

Vidi-winnares Roberta D’Alessandro: ‘De Italianen uit mijn geboortestreek kunnen niet geloven dat ik onderzoek doe naar hun dialect’.

Ergatief

Met haar onderzoek hoopt de Vidi-winnares bij te kunnen dragen aan de opwaardering van de Zuid-Italiaanse dialecten. Maar als syntacticus is ze in vooral ook gefascineerd door de bijzondere grammatica van deze dialecten. Alle Romaanse talen hebben vergelijkbare grammatica’s. Maar de zuidelijke Italiaanse dialecten die D’Alessandro onderzoekt vormen een uitzondering. Ze vertonen gelijkenissen met de grammatica’s van Baskisch, Georgisch, Hindi, Urdu en de taal van de Maya’s. Wat deze talen gemeen hebben is dat het ergatieve talen zijn. Ergatieve talen hebben een heel eigen naamvalsysteem.

Veel Europese talen hebben een zogenaamd nominatief-accusatief systeem. Dat betekent dat het onderwerp altijd de nominatief naamval krijgt en het lijdend voorwerp altijd de accusatief naamval. In ergatieve talen ligt dat anders. Daarin is het onderscheid tussen transitieve en intransitieve werkwoorden van belang: werkwoorden die wel en werkwoorden die niet een lijdend voorwerp bij zich dragen. Het onderwerp van een intransitief werkwoord krijgt altijd dezelfde uitgang als het lijdend voorwerp van een transitief werkwoord. Het onderwerp van een transitief werkwoord daarentegen, krijgt de zogenaamde ergatiefuitgang. Volgens D’Alessandro zitten de dialecten van Zuid-Italië tussen deze twee systemen in: ‘Soms vertonen ze overeenkomsten met het nominatief-accusatief systeem en soms met het ergatief systeem. Dat is tamelijk uniek’.

Italië kan grofweg opgedeeld worden in vier dialectgebieden: een noordelijk, een centraal, een Toscaans en een zuidelijk dialectgebied. In het zuiden wordt nog een onderscheid gemaakt tussen ‘upper south’ en ‘extreme south’.

Hulpwerkwoord

Een opvallend verschijnsel dat de Zuid-Italiaanse dialecten gemeen hebben met sommige ergatieve talen, is de keuze voor het hulpwerkwoord. Deze is niet afhankelijk van het werkwoord dat volgt, zoals in veel andere talen, maar van andere factoren. In het dialect van Oost-Abruzzo is deze bijvoorbeeld afhankelijk van persoon. De eerste en tweede persoon krijgen altijd het hulpwerkwoord ‘zijn’, de derde persoon heeft altijd ‘hebben’. Dit geldt voor zowel enkelvoud als meervoud. In het Nederlands zou je dan krijgen: ‘Jij is gekomen’ en ‘jullie zijn gekomen’, maar ‘hij heeft gekomen’ en ‘zij hebben gekomen’. Deze speciale vorm van hulpwoordselectie bestond vroeger in alle Romaanse talen, maar is langzamerhand verdwenen. Wanneer en hoe dit precies gebeurd is, is een van de deelvragen van het project.

Betekent dit dat hulpwerkwoordselectie op grond van persoon ook in de zuidelijjke dialecten geen lang leven beschoren is? Daar wil de onderzoekster geen uitspraak over doen: ’Taal is niet voorspelbaar. Het gaat hier om een frequent en opvallend verschijnsel. Daardoor zou het stand kunnen houden. Vooral nu er sprake van een lichte opleving van het dialect. Die gaat samen met de opkomst van separatistische politieke partijen zoals Lega Nord. Aan de andere kant kunnen we constateren dat er geen dialecten zijn die nu nog een dergelijke vorm van hulpwerkwoordselectie ontwikkelen. Want net als overal gaan de Italiaanse dialecten steeds meer op elkaar lijken. ’

Lees verder op Kennislink:

Italiaanse dialecten gedragen zich exotisch Het Punisch was niet dood

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 04 december 2009
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.