Je leest:

De Chinese dreiging

De Chinese dreiging

China is in opkomst. De Chinese economie toont ongekend hoge groeicijfers en dan nog over een langere periode. Over het algemeen is de verwachting dat China over niet al te lange tijd zal uitgroeien tot dé grootmacht van de 21ste eeuw.

De opkomst van China maakt velen ook nerveus. Wat zal de toekomst zijn van onze eigen maakindustrie, als China niet alleen goedkoop kan leveren maar ook steeds betere kwaliteit produceert?

Wees gerust: de dreiging valt mee. Omdat we zelf ook blijven groeien en omdat buitenlandse investeringen niet alleen lage lonen zoeken maar ook koopkracht.

De dreiging van de Sovjet-Unie

De geschiedenis herhaalt zich, zo blijkt. In het begin van de jaren 60 van de vorige eeuw was er een alom aanwezige angst in het westen voor de opkomst van de Soviet-Unie dat in staat was gebleken hoge economische groeivoeten te bereiken en een Sputnik de ruimte in te sturen. Hoewel de communistische groei inderdaad indrukwekkend was, bleek uit een nadere analyse dat ze niet magisch of mystiek was, maar het resultaat van meer mankracht, hogere scholing en vooral de inzet van meer kapitaal. De strakke staatsplanning maakte het mogelijk de huidige consumptie ondergeschikt te maken aan toekomstige produktie. Keerzijde van de medaille was echter, dat de extra inzet van meer mankracht, scholing en kapitaal eindig was. Doordat de soviets hun inputs niet slimmer gebruikten maar vooral meer van hetzelfde produceerden op dezelfde manier, moesten de groeivoeten wel drastisch dalen, zoals gebeurde. Groeiprojecties gebaseerd op het doortrekken van eerdere trends bleken totaal irrelevant.

Afb. 1 Economische ontwikkelingen in China sinds 1960. Bron: World Bank, World Development Indicators; Legenda: GLF=Great Leap Forward, CR= Cultural Revolution, Mao=Mao’s death, ER=Economic Reform, SP&TS=Student Protest & Tianannan Square.

De dreiging van Japan en de Aziatische tijgers

Wat later in de jaren 80 van de vorige eeuw sprak men over de opkomst van zuidoost-aziatische landen zoals Zuid-Korea, Japan, Taiwan en Singapore. Ook al verschilt hun economische structuur drastisch van die van de Sovjet-Unie. De angst in het westen volledig overvleugeld te worden was er niet minder om, zoals blijkt uit vuistdikke boeken die het einde van (meestal) de westerse economie aankondigen: “the decisive war of the century has begun . . . and America may already have decided to lose” (Lester Thurow, Head to Head) of “The rules of the game have changed forever…Professionals everywhere, from China to Costa Rica, can work from home as if they were in offices next door to each other … which requires us to run faster in order to stay in the same place…” (Thomas Friedman, The World is flat). Projecties als deze zijn gebaseerd op het doortrekken van eerdere trends. Zo voorspelde men in de jaren tachtig van de vorige eeuw dat de Japanse economie in 1998 groter zou zijn dan de Amerikaanse economie. In werkelijkheid bleek de Japanse economie in dat jaar slechts ongeveer 35 procent te zijn van de Amerikaanse.

De econoom Thomas L. Friedman beschrijft veranderingen in de wereld. In zijn boek ’ De Aarde is plat’ beschrijft hij de opkomst van Aziatische landen en de invloed die deze opkomst op de westerse wereld zal hebben.

De dreiging van China

De geschiedenis laat zien dat het simpel doortrekken van trends weliswaar tot spectaculaire voorspellingen leidt, maar dat die meestal niet uitkomen. Hoe zit het met China? Hebben wij hier te maken met eenzelfde overtrokken angstbeeld? Voordat wij over gaan op een economische analyse, kan de volgende figuur al wat licht doen schijnen over de opkomst van China.

Op de vertikale as staat het het aantal jaar dat nodig is voor volledige convergentie van China t.o.v. de VS. Op de horizontale as staat de groei van China. Voor het gemak hebben wij aangenomen dat de VS met 3% groeit. Als uitgangssituatie nemen wij het jaar 2000, waarin het BBP per hoofd in de VS $34.142 was en dat in China $3.976 (wij hebben rekening gehouden met het feit dat in China goederen en diensten goedkoper zijn).

De vraag die de figuur beantwoord is de volgende: gegeven een groeiverschil van China met de VS (China groeit ongeveer 9% per jaar, het verschil is dus momenteel ongeveer 6%), hoelang duurt het voordat China de VS heeft ingehaald? Als China met 9% duurt dat ongeveer 38 jaar. Bij lagere groeiverschillen loopt de convergentieperiode snel op. Zou China ‘slechts’ met 6% groeien, dan duurt convergentie al 75 jaar. Convergentie treedt nooit op als China met 3% groeit, daar wordt de curve vertikaal.

Afb. 2 Chinese economische groei en convergentie snelheid NB: veronderstelde groei VS = 3 procent

Hoe komt groei tot stand?

Dat China de VS binnenkort zal inhalen lijkt dus niet erg waarschijnlijk. Hoe komt economische groei tot stand? Economische groei is gebaseerd op een combinatie van meer inputs en technologische groei. Alwyn Young (1995) in de Quarterly Journal: geeft een interessant antwoord. Young toont via een ‘saaie’ boekhoudmethode aan dat de economische groei van de Zuidoost Aziatische landen, net als die van de Soviet Unie eerder, vrijwel uitsluitend gebaseerd is op het gebruik van meer inputs (arbeid, scholing en kapitaal) en niet op het gebruik van slimmere produktiemethoden. De schok was met name groot in Singapore, met een geschatte jaarlijkse technologische groei van slechts 0,2 procent.

Zweet

Uit onderzoek (o.a. werk van Liu en Wei) blijkt dat de oorzaken van de Chinese groei van dit type zijn: transpiratie in plaats van inspiratie. China is eindelijk in staat grote, voorheen onderbenutte delen van de beroepsbevolking in te schakelen bij het arbeidsproces. De chinese investeringen in fysiek kapitaal zijn enorm, zodat grote delen van het inkomen niet geconsumeerd worden. De 1-kind politiek heeft een demografisch transitieproces teweeg gebracht, waardoor nu (tijdelijk) een groot deel van de bevolking in de arbeidzame jaren (15-65) terecht is gekomen. De scholingsgraad stijgt waardoor in combinatie met het dalende kindertal meer vrouwen worden ingezet in het produktieproces. Kortom: transpiratie.

Vernuft

Zweten is goed, althans voorlopig. Om de levensstandaard substantieel te verhogen en de groei duurzaam te maken is zweten alleen niet genoeg. Daarvoor is het nodig de inputs op nieuwe, vernuftige wijzen te organiseren en combineren om de waarde van de produktie op te schroeven. Op dit punt scoort China slecht. Uit het werk van Liu, Liu en Wei blijkt dat ‘vernuft’ in het chinese produktieproces vrijwel uitsluitend binnenstroomt via in invoer geïncorporeerde kennis en buitenlandse direkte investeringen. India, bijvoorbeeld, is veel beter in staat gebleken zelf bij te dragen aan de efficiency verbeteringen. Als China haar zweet niet weet om te buigen naar vernuft zullen ook de huidige groeiprojekties niet houdbaar zijn.

Afb. 3 FDI van Nederland: 1988-2002. FDI is Foreign Direct Investment oftewel Buitenlandse Directe Investeringen (BDI)

Maakindustrie verdwijnt

Bovenstaande benadrukt dat China beschikt over een groot en goedkoop reservoir aan arbeid. Westerse beleidsmakers zien dit met zorg aan, immers veel maakindustrie heeft behoefte aan relatief laaggeschoolde arbeid. Het verplaatsen van de industrie naar lage lonen landen is dan een aanlokkelijk perspectief. Ook hier dient men een forse kanttekening te plaatsen: lage lonen zijn niet het belangrijkste motief voor bedrijven om te verplaatsen. Wat is dan wel een belangrijke reden?

Het is zinvol om twee vormen van FDI te onderscheiden. Outsourcing of ‘slicing-up-the-value chain’ betekent dat bedrijven op zoek zijn naar lokaties met lage lonen. Werk dat goedkoper in deze landen kan plaatsvinden wordt verplaatst. Het hoogwaardig deel van het produktieproces, R&D of marketing, blijft hier, net zoals de werklozen die zojuist zijn ontslagen in de (maak)industrie.

Marktzoekende buitenlandse investeringen domineren

Heel anders is het gesteld met de ‘market-seeking FDI’. Denk aan Ahold dat ‘Stop and Shop’ koopt in de VS. Het gaat Ahold niet om lage lonen, maar juist om hoge lonen. De marktomvang is daardoor groot en maakt de VS aantrekkelijk. Wat laten de feiten zien? Afbeelding 3 geeft de procentuele verdeling van FDI met betrekking tot Nederland weer. Voor andere rijke landen kan trouwens een soortgelijke tabel worden gemaakt. In de periode 1988-1992 kwam bijvoorbeeld 43.8 % van de Nederlandse investeringen terecht in de EU en kwam 44.4 % van de buitenlandse investeringen in Nederland uit de EU.

Hoge lonen in China

Voor wie outsourcing naar lage lonen landen een schrikbeeld is, biedt afbeelding 3 veel interessante informatie.

Allereerst de laatste regel. De tabel geeft de procentuele verdeling van FDI met betrekking tot Nederland weer, maar dat zegt nog niets over de omvang in euro’s. De laatste regel laat zien dat de groei van FDI enorm is, in amper 20 jaar is het met een factor 4 of 5 toegenomen.

Opmerkelijk is echter dat, ondanks deze enorme toename, de verdeling erg constant is; het merendeel van de FDI komt uit de EU en de VS (tussen de 70 en 80%), en daar gaat ook weer het grootste deel naar toe. Bij al deze dynamiek spelen de lage lonen landen slechts een zeer beperkte rol. Kortom, het grootste deel van de FDI heeft blijkbaar een market-seeking karakter. Men is kennelijk op zoek naar hoge in plaats van lage lonen! China zal voor dit type investering pas echt interessant worden als de lonen fors stijgen.

Referenties

Liu, X.H., Wang, C. and Wei, Y. (2001) ‘Causal links between foreign direct investment and trade in China’, China Economic Review, 12(2): 190-202.

Wei, Y. and Liu, X. (2001) Foreign Direct Investment in China: Determinants and Impact, Cheltenham and Brookfield: Edward Elgar.

Gerelateerde Kennislink artikelen

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 18 april 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.