In zijn boek Dirt, the erosion of civilizations (2007) laat de Amerikaanse geofysicus David Montgomery zien dat veel oude beschavingen ten onder zijn gegaan aan de verwaarlozing van hun landbouwgronden. Vooral de overmatige teelt van eenjarige gewassen was een probleem. Een landbouwsamenleving kon de voedselproductie via eenjarige gewassen maximaal enkele honderden jaren volhouden, waarna de bodem niet meer geschikt was voor deze dienst. De grond werd dan weer teruggegeven aan de natuur, waarna het weer minimaal enkele honderden jaren duurde voordat de bodem weer geschikt was voor landbouw.

Productiesystemen als het Middeleeuwse ‘drieslagstelsel’, of gebruik van gemeenschappelijke landbouwgronden – de ‘meent’ konden de productiviteit van een bodem lang in stand houden, maar gingen toch vaak ten onder om politieke of maatschappelijke redenen. Hetzelfde gebeurt de laatste decennia in de tropen, waar traditionele systemen als ‘shifting cultivation’ (zwerflandbouw) of ‘slash and burn agriculture’ (brandlandbouw) steeds meer onder druk staan door bevolkingsgroei, en in toenemende mate botsen met natuurbeschermingsdoelen.
In het verleden waren er altijd nog wel alternatieve, makkelijk te ontginnen landbouwgronden voor handen. Tegenwoordig is vruchtbare grond wereldwijd een schaars goed geworden. Daarom is het belangrijk om landbouwconcepten toe te passen die de bodemkwaliteit ook voor de langere termijn in stand houden, of liever nog: verbeteren. Want herstel van de schaarse landbouwgrond vraagt veel tijd, terwijl klimaatverandering de druk op de mondiale bodemkwaliteit juist doet toenemen. Zonder tegenmaatregelen zal de bodem niet langer weerbaar zijn maar weerloos.
Bodemkwaliteit
Een gezonde bodem kan veel ‘diensten’ leveren. Voedselproductie is er daar maar één van. Andere belangrijke diensten zijn bijvoorbeeld waterberging en klimaatregulatie. Dit laatste kan door opslag van koolstofdioxide in de organische stof, en door het verminderen van emissies van de extreem sterke broeikasgassen lachgas en methaan uit de bodem. Daarnaast speelt het beheer van de bodem een cruciale rol in het verminderen van de uitspoeling van meststoffen zoals fosfaat en nitraat en van schadelijke pesticiden. Ook het herbergen van biodiversiteit, en het voorkomen van erosie zijn belangrijke bodemfuncties die je gericht kunt verbeteren door het gebruik van goede landbouwtechnieken.
Deze diensten hangen nauw samen en kunnen elkaar in veel gevallen versterken. Wateropslag is bijvoorbeeld belangrijk voor zowel waterbeheer als voedselproductie. Organische stof en bodembiodiversiteit zijn cruciaal voor voedselproductie door hun belangrijke rol in de nutriëntenvoorziening, ziekte- en plaagregulering en bodemstructuurvorming, maar ze hebben ook positieve effecten op veel andere diensten. Verbeteren van de bodemkwaliteit kan dan meestal ook niet met één simpele maatregel. Het vraagt om een geïntegreerde aanpak.

De bedreigde bodem
Om een manier van landbouw te ontwerpen die de bodemkwaliteit verbetert, moet je eerst weten welke bedreigingen de bodemkwaliteit kent. In Nederland spelen met name bodemverdichting, toename van ziekteverwekkers, bodemdaling, plaatselijk daling van het organische stofgehalte en – in diepe polders en de kustregio’s – het risico op verzilting een belangrijke rol, terwijl in het heuvelrijke deel van Zuid-Nederland vermindering van bodemerosie een hoge prioriteit heeft.
Ook de tijdshorizon waarbinnen we bodemkwaliteit beoordelen en kunnen herstellen speelt een belangrijke rol. Maatregelen om de bodem op de korte of middellange termijn te verbeteren voor akkerbouw bijvoorbeeld, kunnen op de lange termijn de bodemkwaliteit juist verslechteren. Drainage en peilverlaging van het grondwater in Nederland verbeteren op de korte termijn de mogelijkheid om eenjarige gewassen te telen. Datzelfde waterbeheer zorgt echter voor inklinking, afname van organische stofgehalte en bodemdaling, waarmee de geschiktheid voor akkerbouw op de lange termijn afneemt. Ook intensieve grondbewerking, zoals ploegen, maakt de grond voor de korte termijn geschikter voor akkerbouw, maar blijkt op de middellange tot lange termijn nadelige effecten te hebben op bodemstructuur, organische stofgehalte en bodemleven. Een goede balans in de zorg voor de bodemkwaliteit, met oog voor de korte én de lange termijn, is daarom belangrijk.