Hoofdprijs
Een eeuw geleden werden in Bogazköy, zo’n 150 km ten oosten van Ankara, archieven opgegraven met 30.000 spijkerschriftfragmenten in een onbekende taal. Tien jaar later werd die taal ontcijferd. Tot verbazing van de wetenschappelijke wereld bleek het een Indo-Europese taal te zijn, die Hettitisch werd gedoopt, naar de Hettieten uit de bijbel. De archieven gaven meteen de hoofdprijs weg, want de plek waar ze werden gevonden bleek Hattusa te zijn, de hoofdstad van het Hettitische Rijk. Hettitische teksten zijn tot op de dag van vandaag de oudste Indo-Europese geschriften die we hebben.
Petra Goedegebuure: ’In feite komt het erop neer dat ik teksten opnieuw ga interpreteren.
Inkijk in de cultuur
Petra Goedegebuure heeft een Veni-beurs van NWO gekregen om onderzoek te doen naar het gedrag van Hettitische voegwoorden. Ze vertelt: ‘Die 30.000 kleitabletten waren natuurlijk niet allemaal heel. Als alle fragmenten netjes aan elkaar geplakt zouden worden zouden er zo’n 10.000 complete teksten overblijven. Dat is weinig in vergelijking met de Assyrische kleitabletten. Maar de teksten zijn heel divers, waardoor ze ons een prachtige inkijk gunnen in de Hettitische cultuur. Vooral de uitgebreide instructies aan ambtenaren leren ons heel veel over hoe die maatschappij werkte.’
Rivaal van Egypte
De eerste Hettitische bronnen stammen uit 1650 voor Christus, en het archief beslaat vijf eeuwen. De meest beleden theorie is dat de Hettieten 700 jaar voor het ontstaan van het archief Hattusa binnentrokken, na over de Kaukasus of via de Bosporus Turkije te zijn binnengekomen. Uit de bronnen komt een rijk naar voren dat een aantal eeuwen lang de grote rivaal van Egypte is geweest.
Monumentale inscripties
Goedegebuure: ‘Rond 1300, 1250 waren er in het Nabije Oosten twee grootmachten: Egypte en het Hettitische Rijk. Het Hettitische Rijk heeft wel degelijk heel wat betekend. Maar nadat het centrale rijk rond Hattusa in de twaalfde eeuw voor Christus ineen was gestort en het zuiden van Turkije en Noord-Syrië uiteen waren gevallen in kleine stadsstaatjes, werd het vergeten. Homerus schrijft er bijvoorbeeld met geen woord over. Het is een vergeten imperium, misschien omdat het geen imposante bouwwerken zoals piramides heeft nagelaten. De materiële overblijfselen zijn overwoekerd of vervallen. Wel zijn er mooie kleinere overblijfselen, en monumentale inscripties in het landschap. Overigens niet in spijkerschrift, maar in een voor eigen doelen aangepast hiërogliefenschrift, dus een beeldschrift.’
De expansie van het Hettitische Rijk in de 13de eeuw
Vertrouwde grammatica
Het vocabulaire op de gevonden kleitabletten kwam de ontcijferaars in eerste instantie nogal exotisch voor, zodat het even duurde voor doordrong dat de meeste woorden toch echt oorspronkelijk Indo-Europees waren, en geen overblijfsel van een taal die in de regio werd gesproken vóór de komst van de Hettieten. Maar de grammatica was onmiddellijk vertrouwd. Het naamvalsysteem en de uitgangen van het werkwoord in het Hettitisch doen sterk denken aan Grieks en Latijn. Het werkwoordsysteem is wel, met slechts twee tijden, nogal eenvoudig voor wie het Griekse heeft moeten leren.
Geen hersenkraker
Maar, vindt Goedegebuure, niet alleen de Hettieten zelf zijn een beetje veronachtzaamd, ook hun taal krijgt van wetenschappers niet het respect dat hij verdient. ‘Oppervlakkig gezien is het Hettitisch een eenvoudige taal, veel simpeler dan Sanskriet, Grieks of Latijn. De syntaxis is redelijk uniform, en lijkt nogal rechttoe rechtaan. Je hebt bijvoorbeeld geen ingebedde bijzinnen zoals in het Latijn. Er wordt altijd een beetje badinerend over gedaan: eigenlijk is Hettitisch geen hersenkraker.’
Schuivende voornaamwoorden
Maar dat is een onderschatting van de complexiteit van ‘haar’ taal, ontdekte ze tijdens haar promotieonderzoek naar aanwijzende en nadrukgevende voornaamwoorden. Ze keek vooral naar de plaats in de zin waar die woorden konden opduiken, en tot haar verbazing bleek de woordvolgorde van het Hettitisch veel complexer dan gedacht.
’Zo’n nadrukgevend voornaamwoord kan op verschillende plaatsen in een zin staan. En voor de informatiepiek en dus de boodschap van de zin blijkt het alles uit te maken wáár het staat. Uit de woordvolgorde kan verder een specifieke zinsmelodie worden afgeleid: de bergen en dalen die een idee geven hoe deze dode taal geklonken moet hebben. Dat een schuivend voornaamwoord een zin een heel andere betekenis kan geven, had nog niemand ontdekt. Dat komt doordat ik anders keek: als een van de eersten ging ik uit van de informatiestructuur van een zin, en niet van de vorm.’
De beperkingen van de zin
Omdat haar promotieonderzoek tot spannende inzichten had geleid, besloot Goedegebuure deze voor het Hettitisch nieuwe aanpak uit te gaan bouwen. Maar al snel merkte ze dat ze tegen de beperkingen van de zin aanliep. ‘Hoe functioneren zinnen in een tekst?’ werd daarom haar volgende vraag. Tegenwoordig houdt ze zich bezig met de retorische structuur van een hele tekst, onder taalkundigen de discourse structure genoemd. ‘Wat ik wil gaan uitzoeken is hoe die discourse structure de woordvolgorde in de zinnen beïnvloedt en andersom.’
Midden in het strijdgewoel
In een tekstblok van aaneengeregen zinnen is in ieder geval één categorie woorden absoluut onmisbaar. Dat zijn voegwoorden zoals en, dus, maar en want. Daarom verklaarde Goedegebuure de voegwoorden tot haar nieuwe onderzoeksterrein. En kwam daarmee midden in het strijdgewoel terecht.
‘Iedereen vliegt elkaar in de haren over die voegwoorden. Vijf mensen, vijf opvattingen. Stel je voor dat we het er in het Nederlands niet over eens konden worden wat de verschillen zijn tussen en, maar en dus. En wie heeft er nu gelijk? Ik weet het nog niet, maar de oplossing ligt er in ieder geval in dat je verschijnselen in een zin en in de hele tekst moet bekijken als onderdelen van een samenhangend systeem.’
Wat wordt er nou echt gezegd?
Het onderwerpen van hele teksten aan syntactisch onderzoek is een nieuwe richting in de taalkunde. Goedegebuure: ‘Het grote voordeel is dat je grammatica combineert met het inhoudelijke verhaal. Hoe wordt de syntaxis gestuurd door de verhaallijn? Mijn onderzoek zal hopelijk een beter inzicht verschaffen in de wijze waarop taal, tekst en cultuur elkaar beïnvloeden. In feite komt het erop neer dat ik teksten opnieuw ga interpreteren. Wat wordt er nou echt gezegd?’
Leidden veranderingen in functies tot veranderingen in vorm?
Alle genres en perioden van haar 500 jaar overspannende corpus gaat Goedegebuure met die nieuwe bril op bekijken. ‘Hierbij is het overigens wel prettig dat mijn corpus niet zo groot is. Ik ken het daardoor van haver tot gort. En weet ook: in de periode van 500 jaar is het Hettitisch fors veranderd. Ik stel dus ook de vraag hoe het zich heeft ontwikkeld, en waarom. De historische taalkunde kijkt vaak naar vormverschijnselen. Maar het is natuurlijk ook leuk om de redenen van vormelijke veranderingen te achterhalen. Hebben veranderingen in functies tot veranderingen in de vorm geleid?’
‘Nu’ heeft wél betekenis
Over voegwoorden aan het begin van een zin heeft Goedegebuure al materiaal gevonden dat erop wijst dat ze in de goede richting zoekt. Een voorbeeld: ‘Bijna iedere Hettitische zin begint met het voegwoordje nu, uitgesproken als noe. Reden voor vrijwel alle Hettitologen om te zeggen dat het niet zoveel betekenis heeft. Maar, zo heb ik ontdekt, nu betekent wel degelijk iets. Als het weggelaten wordt, krijgt een zin namelijk een heel andere lading.’
Wordt er eigenlijk wel iemand koning?
Een voorbeeld: ‘Je hebt het voornaamwoord kwi. Dat betekent wie, net als in Romaanse talen. Als je in het Hettitisch wilt zeggen: “Ik weet niet wie er na mij koning wordt”, kan dat op twee manieren. Ten eerste door wie gewoon weer te geven als kwi, maar het komt ook voor als nu kwi. Met dat voegwoordje ervoor dus. En die twee manieren geven wel degelijk een verschil in betekenis weer, zo heb ik ontdekt. Als er nu kwi staat, is het in ieder geval zeker dát er een koning komt. Bij kwi is het niet eens zeker óf er wel een koning komt. Met andere woorden: Als het woordje nu ontbreekt zit er een element van conditionaliteit, van onzekerheid in. Het betekent dan zoveel als: “Áls er überhaupt iemand koning wordt.” Ik ben nog geen Indo-Europese taal tegengekomen die dat element van onzekerheid op deze manier uitdrukt. Natuurlijk ga ik ook kijken naar mogelijke invloed van andere talen. Van de taal van de bevolking die er vóór de Hettieten zat. En van andere, aan het Hettitisch verwante talen uit de Anatolische regio. Hebben die dat ook, of is het typisch Hettitisch?’
‘Ik moet er wel bij zeggen dat dit gebruik van nu zich alleen in de oudste fase van de taal voordoet. Maar dat roept onmiddellijk nieuwe vragen op: waardoor is dat systeem later ingestort, en hoe wordt die onzekerheid in latere zinnen dan wel uitgedrukt?’
In 1275 vond een beroemde slag plaats tussen de Hettieten en de Egyptenaren: de slag bij Kadesh. Daarna werd een vredesverdrag gesloten, dat het oudste vredesverdrag in de geschiedenis wordt genoemd. Het werd opgemaakt in spijkerschrift en in hiërogliefen. Hierbij een een fragment uit de versie in spijkerschrift (bewaard in Boðazköy) en de hiërogliefenversie, in de Tempel van Karnak, Egypte.
Sterrenkunde
In haar nieuwe onderzoekslijn, die taal met verhaal combineert, kan Goedegebuure al haar eieren kwijt. ‘Ik heb ooit anderhalf jaar met succes en plezier sterrenkunde gestudeerd, en ben dus eigenlijk als bèta begonnen. Maar daarnaast was ik altijd al geïnteresseerd in heel oude geschiedenis en culturen. Ik kwam erachter dat ik niet mijn leven in een lab wilde doorbrengen, en ben toen overgestapt naar Semitische talen. Daar wist ik niets vanaf, maar het waren toen de oudste talen die je aan mijn universiteit, de UVA kon studeren. Later kon ik er Hettitisch bij gaan doen, een taal die me enorm intrigeerde, en uiteindelijk ben ik in beide richtingen afgestudeerd. Ik bleek, niet zo gek voor een bèta, gevoel te hebben voor grammatica, maar ben ook altijd heel geïnteresseerd gebleven in cultuur. Ik houd van grammatica, maar wil ook doordringen in de geest van die mensen.’
De statistiekboeken uit haar sterrenkundeverleden trekt Goedegebuure soms nog wel uit de kast: ‘Ik kan het niet laten zo nu en dan de vraag te stellen: is het wel statistisch relevant wat ik gevonden heb?’