Uit onderzoek blijkt dat vooral vaardigheden op zins- en tekstniveau belangrijk zijn voor het begrijpen van een tekst. Het gaat dan bijvoorbeeld om het leggen van verbanden, het maken van inferenties en het activeren van voorkennis om informatie die niet expliciet in de tekst staat zelf in te vullen. En juist met deze vaardigheden hebben veel leerlingen moeite.

Verbindingswoorden en lay-out
Om verbanden tussen verschillende tekstdelen te kunnen leggen hebben veel leerlingen wat extra hulp nodig. Om de samenhang tussen zinnen te verduidelijken zijn vooral verbindingswoorden zoals omdat en daarnaast belangrijk.
Het woord omdat in fragment 1a laat expliciet zien hoe het tekstdeel over de populariteit van pruiken is verbonden aan het tekstdeel over koningin Marie-Antoinette. In fragment 1b moet de lezer zelf het verband leggen tussen de zinnen.
1a. Vooral hele hoge pruiken waren bij de vrouwen erg populair, omdat koningin Marie-Antoinette ze droeg op feestelijke bijeenkomsten. Veel vrouwen deden haar na. 1b. Vooral hele hoge pruiken waren bij de vrouwen erg populair. Koningin Marie-Antoinette droeg ze op feestelijke bijeenkomsten. Veel vrouwen deden haar na.
Samenhang tussen zinnen kan ook visueel zichtbaar worden gemaakt. In een tekst waarbij elke zin op een nieuwe regel begint, lijkt het of de tekst bestaat uit een verzameling losse, niet samenhangende zinnen (fragment 1b), terwijl een doorlopende presentatie van zinnen laat zien dat de tekst één geheel vormt (fragment 1a).
Educatieve uitgevers kiezen echter vaak voor korte zinnen met maximaal één bijzin en soms zelfs voor een lay-out waarbij elke zin op een nieuwe regel start. Maar zijn leerlingen daar werkelijk mee geholpen? Wat zijn eigenlijk de precieze effecten van lay-out en verbindingswoorden tijdens het lezen en na het lezen? En is er verschil tussen vmbo’ers en vwo’ers?
Het experiment
Aan een oogregistratie- en tekstbegripsexperiment deden 134 leerlingen mee: 67 vwo’ers en 67 vmbo’ers. De leerlingen lazen vier verschillende geschiedenisteksten: mét en zonder verbindingswoorden in een doorlopend gepresenteerde tekst en in een tekst waarbij elke zin op een nieuwe regel was geplaatst.
De leerlingen lazen de teksten vanaf een computerscherm. Alle oogbewegingen van de leerlingen werden geregistreerd door middel van een eye-tracker. Door het registreren van hun oogbewegingen konden we het leesproces van de leerlingen heel nauwkeurig volgen en verklaren waarom leerlingen wel of niet van bepaalde tekstkenmerken profiteren.

Na het lezen van de teksten maakten de leerlingen begripsvragen bij de teksten. Daarbij moesten ze verbanden leggen tussen minimaal twee zinnen en hun eigen voorkennis, zoals in de vraag Waarom droegen arme mannen pruiken van paardenhaar in plaats van mensenhaar? Noem twee redenen. Door dit soort vragen te stellen konden we nagaan of de leerlingen de juiste verbanden hadden gelegd.
Tekstschrijvers, let op!
De resultaten van het onderzoek presenteren we hier in de vorm van een aantal schrijfadviezen:
Zorg voor verbindingswoorden! Leerlingen lezen tijdens de eerste lezing het begin van de zin sneller wanneer de zin start met een verbindingswoord. Verbindingswoorden geven niet alleen aan dát er een verband is, maar ook wélk verband dat is. Leerlingen hoeven niet meer zelf het verband te leggen, wat cognitieve energie bespaart. Staat er geen verbindingswoord dan moeten leerlingen zelf het verband leggen en dat kost de hersenen extra verwerkingstijd.
Vermijd een gefragmenteerde lay-out! Elke keer wanneer leerlingen een zin lezen die op een nieuwe regel begint, zien we een vertraging van het leesproces, zowel tijdens de eerste als totale lezing. Pas aan het einde van de zin zijn de gemiddelde leestijden van de gefragmenteerde zinnen weer vergelijkbaar met die van de doorlopend gepresenteerde zinnen.
Schrijf de ideale tekst! Tijdens de eerste lezing verwerken leerlingen de tekst langzamer wanneer de zinnen op een nieuwe regel beginnen en verbindingswoorden ontbreken. Bovendien lezen leerlingen de doorlopende tekst met verbindingswoorden sneller dan de doorlopende tekst zonder verbindingswoorden of de gefragmenteerde tekst met verbindingswoorden. Als verbindingswoorden ontbreken en de zinnen gefragmenteerd zijn weergegeven heeft dat dus een negatief effect op het leesproces.
En dat op zijn beurt werkt weer nadelig voor de tekstbegripscores, want die hangen nauw samen met leestijden. We vonden namelijk een duidelijke correlatie tussen de leestijden en de begripsscores: leerlingen die de teksten sneller verwerken, scoren ook hoger op de tekstbegripvragen. En andersom: leerlingen die langzamer lezen scoren lager, ongeacht schoolniveau. Wanneer we de cognitieve belasting voor leerlingen in het voortgezet onderwijs dus zo laag mogelijk willen houden, dan is het aan te bevelen doorlopende teksten mét verbindingswoorden te gebruiken als les- en leermateriaal.
Verkeerde adviezen
Eén van de belangrijkste conclusies is dat er een spanningsveld bestaat tussen de huidige schrijfpraktijk en de adviezen die uit ons onderzoek af te leiden zijn. Veel schrijfwijzers en leesbaarheidsformules ontraden namelijk het gebruik van verbindingswoorden.
Want, zo is de redenering: het maakt zinnen langer, levert onderschikkingen op en belast dus onnodig het beperkte werkgeheugen. Uit dit onderzoek blijkt het tegendeel waar te zijn: juist korte en gefragmenteerde zinnen belasten het werkgeheugen, omdat leerlingen zelf verbanden moeten leggen. Dit geldt zowel voor vwo’ers als vmbo’ers.
Willen we leerlingen in het voortgezet onderwijs bereiken, dan moeten we leerlingen teksten voorschotelen die hen cognitief niet te zwaar belasten en waarvan ze een samenhangende mentale voorstelling kunnen maken. Tegelijkertijd ligt er een taak voor het onderwijs: leerlingen onderwijzen hoe ze verbanden moeten leggen, zowel tussen zinnen mét als zónder verbindingswoorden.