‘Cyberpesten loopt de spuigaten uit’, zo kopte een regionale krant onlangs. Maar dat valt wel mee. Tenminste, als we het onderzoek van communicatiewetenschapper Sindy Sumter en haar collega’s mogen geloven. Zij vroegen zo’n 400 kinderen tussen de 10 en 17 naar online pestervaringen. Vorige week presenteerde ze de eerste resultaten tijdens een symposium over jeugd, media en opvoeding, georganiseerd door het CcaM, onderzoekscentrum Jeugd en Media.
“Volgens ons onderzoek wordt 17% van de geïnterviewde kinderen wel eens online gepest”, zegt Sumter. “Dat is natuurlijk een aanzienlijk aantal. Maar het is wel veel minder dan het aantal kinderen dat in de klas slachtoffer is: op school wordt zo’n 35% van de kinderen wel eens gepest.” Ondanks de alarmerende krantenkoppen zijn kinderen online misschien wel veiliger voor pestkoppen dan op het schoolplein.
Alarmerend fragment over cyberpesten. Terechte waarschuwing of overdreven paniek?
Schelden en schaamte
Ook al wordt er in de klas meer gepest dan in de chatbox, internetpesten lijkt toch zo zijn eigen, specifieke karakter te hebben. Neem het geval van het #deomeisje, een 13-jarig slachtoffer van een onsmakelijk Twitteriaans roddelfestijn. Op de sociale netwerksite werd rondgebazuind dat de scholiere in een pornofilmpje (met deodorantbus) te zien zou zijn. De tweets gingen vergezeld van een naaktfoto waarop het hoofd van de scholiere gefotoshopt was.
“Dit soort voorbeelden zijn natuurlijk schrijnend”, zegt Sumter. “Maar het zijn wel uitzonderingen. Online wordt, net als bij ‘traditioneel pesten’, vooral beledigd en gescholden.” Beledigingen nemen 34% van de cyberpestgevallen voor hun rekening; in 27% van de gevallen krijgen slachtoffers vervelende berichten toegestuurd. Het rondsturen van beschamende foto’s en filmpjes is met zijn 9% een van de kleinste cyberpestproblemen.

Onbekend terrein
Een van de redenen waarom de angst voor cyberpesten groot is, denkt Sumter, is dat cyberpesten wordt gezien als iets waar de samenleving (en ouders) geen grip op hebben. Kinderen zouden elkaar anoniem en onopgemerkt in cyberspace kapot maken zonder dat volwassenen er ook maar enige lucht van krijgen.
Maar ook deze aannames weerlegt het onderzoek: een grote meerderheid van de pestslachtoffers kent de dader (84%) en de meeste kinderen (70%) vertellen thuis gewoon aan hun ouders dat ze online gepest worden.
Het grootste probleem is dan ook niet dat pestkoppen zich achter een avatar verschuilen of dat kinderen in alle toonaarden tegen hun ouders zwijgen. Problematischer is dat ouders niet goed weten (of denken te weten) waar hun kind zich online ophoudt. Het advies van Sumter en haar collega’s is dan ook dat ouders vooral met hun kind mee moeten kijken, chatten en surfen. Niet om te verbieden en te controleren, maar om te weten wat er speelt.
“Voor ouders is het belangrijk om te blijven praten met hun kinderen en steun te bieden,” zegt Sumter. “Onderzoek laat zien dat goede communicatie tussen ouder en kind een beschermende factor is; in een gezin waarin goed gecommuniceerd wordt, is de kans om gepest te worden kleiner en zijn ook de negatieve gevolgen kleiner als het toch gebeurt.”
Zie ook:
- Pubers vinden cyberpesten grappig (Crimelink)
- Klassikale aanpak van pesten werkt (Kennislink)
- Pestkop pest om populair te worden (Kennislink)
- Pestkoppen, verdedigers en slachtoffers (Kennislink)
- Schoolziek door verborgen geweld (Kennislink)
- Jeugd vaker slachtoffer van cyberpesten dan gedacht (onderzoek uit 2006 met andere uitkomsten, vooral wat betreft anonimiteit)
- CcaM brengt ook een toegankelijke nieuwsbrief met de meest recente onderzoeksresultaten uit. De eerste editie ging over Sumters onderzoek naar digitaal pesten (PDF mét cijfers, staafdiagrammen, taartdiagrammen en conclusies)