Je leest:

Condoomcampagnes schieten tekort

Condoomcampagnes schieten tekort

Auteur: | 5 juli 2007

Veilig vrijen een vanzelfsprekendheid? De cijfers wijzen anders uit. Ondanks alle voorlichtingscampagnes laat het condoomgebruik onder jongeren nog sterk te wensen over. Gezondheidspsycholoog Winnie Gebhardt van de Universiteit Leiden denkt te weten hoe de campagnes verbeterd kunnen worden. “Jongeren aansporen om zichzelf te beschermen tegen soa, is niet voldoende.”

‘Ik vrij veilig of ik vrij niet’. Dat seks zonder condoom niet zonder gevaren is, weten de meeste jongeren wel. Maar als puntje bij paaltje komt, blijken veel van hen toch onveilig te vrijen. Het aantal jongeren dat jaarlijks een seksueel overdraagbare aandoening (soa) oploopt, blijft dan ook verontrustend hoog. Waar schort het aan in de voorlichting? Gezondheidspsycholoog Winnie Gebhardt van de Universiteit Leiden doet onderzoek naar condoomgebruik onder jongeren.

In Nederland lopen jaarlijks circa 100.000 mensen een soa op; 40% daarvan is jonger dan 25 jaar. Het condoomgebruik onder jongeren laat dus nog sterk te wensen over. Gebhardt liet enkele honderden adolescenten vragenlijsten invullen om beter zicht krijgen op de redenen waarom zij wel of niet een condoom gebruiken. Het onderzoek laat enkele verrassende uitkomsten zien.

De voorlichtingsinspanningen van de overheid ten spijt, lopen jaarlijk nog zo’n 40.000 jongeren onder de 25 een soa op. Hun condoomgebruik laat dus sterk te wensen over.

Zo blijkt er een duidelijk verschil in condoomgebruik te zijn tussen jongeren met wisselende seksuele contacten en jongeren met een vaste relatie. Opmerkelijk genoeg zijn het vooral de jongeren met een vaste relatie die het laten afweten. “Zeker als het meisje de pil slikt, neemt het condoomgebruik in vaste relaties al na korte tijd af. Condooms worden vooral gezien als middel om zwangerschap te voorkomen, en veel minder als voorbehoedmiddel tegen soa. Bovendien verkeren jongeren vaak in de veronderstelling dat hun partner in het verleden altijd wel veilige seks gehad zal hebben, terwijl dat lang niet altijd het geval is.”

Doelgroepgerichte voorlichting

De beslissing om (on)beschermde seks te hebben hangt volgens Gebhardt niet alleen af van het soort relatie, maar ook van de doelen die jongeren nastreven met seks. “Sommige jongeren hebben vooral seks omdat ze uit zijn op een persoonlijk pleziertje, terwijl anderen seks zien als manier om intimiteit te ervaren. Jongeren die zich graag dicht bij hun partner voelen, blijken in losse seksuele contacten vaker een condoom te gebruiken dan jongeren die weinig boodschap hebben aan intimiteit. In vaste relaties zie je juist het tegenovergestelde patroon: dan beschouwen jongeren het condoom eerder als obstakel in het ervaren van intimiteit. Er is dus sprake van een complex samenspel van factoren die bepalen of jongeren wel of niet een condoom gebruiken. Als je hun keuzes wilt begrijpen en beïnvloeden, zul je daar rekening mee moeten houden.”

Jongeren die seks zien als manier om intimiteit te ervaren, gebruiken minder vaak een condoom als ze seks hebben binnen een relatie. Maar buiten een relatie komt het rubbertje bij hen juist vaker uit de achterzak.

De boodschap die in voorlichtingscampagnes wordt verkondigd (‘Gebruik een condoom’), is volgens Gebhardt dan ook te algemeen. “Om de effectiviteit van de campagnes verder te vergroten, is het belangrijk om de boodschap beter af te stemmen op de belevingswereld van specifieke subgroepen. Voor jongeren met een vaste relatie zou je de slogan ‘Ik vrij veilig of ik vrij niet’ bijvoorbeeld kunnen vervangen door de slogan ‘Ik geef om je, en dus gebruik ik een condoom’. Jongeren met wisselende seksuele contacten zou je misschien beter kunnen aanspreken met de slogan ‘Voel je goed, koop condooms, draag ze bij je, en gebruik ze: je bent het waard!’ Als jongeren zich sterker herkennen in de boodschap, sorteert die waarschijnlijk meer effect. Het succes van doelgroepgerichte voorlichting is bij anti-rook campagnes al aangetoond.”

Willen én kunnen

Er is nog een ander aspect van voorlichtingscampagnes dat verbeterd zou kunnen worden, denkt Gebhardt. “Jongeren aansporen om zichzelf te beschermen tegen soa, is niet voldoende. Jongeren hebben vaak wel de intentie om een condoom te gebruiken, maar handelen daar uiteindelijk niet altijd naar in de opwinding van het moment. Je zult hen dus ook de benodigde vaardigheden moeten bijbrengen. Hoe zorg je ervoor dat je een condoom bij je hebt wanneer je het nodig hebt? Hoe doe je het condoom om? Dat zijn vragen waar veel jongeren vooraf niet goed over nadenken. Ze denken dat alles vanzelf gaat, terwijl dat natuurlijk niet zo is.”

Het is niet genoeg om alleen tegen jongeren te zeggen dat ze een condoom moeten gebruiken. Voorlichting moet zich ook richten op praktische vaardigheden die je daarbij nodig hebt (hoe doe je het ding om?) en als de boodschap meer is gericht op de specifieke doelgroep (bijvoorbeeld jongeren met een vaste relatie) is hij effectiever.

“Seks is behoorlijk ingewikkeld. Daar mag best wat vaker bij stil worden gestaan in voorlichtingscampagnes. Mijn onderzoek wijst uit dat jongeren eerder geneigd zijn een condoom te gebruiken wanneer ze getraind zijn in de benodigde vaardigheden. Het is dus belangrijk om jongeren te helpen bij het plannen van de vereiste handelingen, zodat ze weten wat ze moeten doen wanneer hun grote liefde hen smachtend aankijkt.”

Zie ook:

Voorlichtingsfilmpje, nieuwe stijl.

Dit artikel is een publicatie van Universiteit Leiden.
© Universiteit Leiden, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 05 juli 2007
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.