
Het proefdiergebruik in Nederland neemt weer toe. In november 2010 rapporteerde de voedsel- en warenautoriteit (nVWA) een 2,5% toename in 2009 ten opzichte van 2008. Als één van de oorzaken wordt de nieuwe Europese wetgeving (REACH) voor chemische veiligheid aangewezen. Deze wetgeving vraagt producenten om een compleet veiligheidsdossier in te dienen voor toelating van chemische stoffen op de Europese markt.
Het proefdiergebruik voor REACH is geschat op 9 miljoen in Europa in de komende 5 jaar. Daarvan zal niet minder dan tweederde gebruikt worden voor onderzoek naar de schadelijke effecten van chemische stoffen op de vruchtbaarheid, de voortplanting en de embryonale ontwikkeling.
Dat is een relatief groot deel. Oorzaak daarvan is dat in dit soort testen meerdere generaties proefdieren nodig zijn. Immers, effecten op de vruchtbaarheid stel je vast door blootgestelde dieren te laten paren en nakomelingen te laten krijgen. En als je dan ook nog wilt weten of de nakomelingen vruchtbaar zijn, moeten die ook nog eens een tweede generatie nakomelingen op de wereld zetten. Het aantal proefdieren loopt daardoor hoger op dan bij enige andere gebruikelijke test voor de schadelijkheid van stoffen.
Toen deze schattingen over proefdiergebruik in REACH bekend werden, heeft het RIVM het initiatief genomen om uit te zoeken of die zogenoemde generatiestudies niet ingekort kunnen worden zonder verlies van belangrijke informatie. Een eerste studie van de resultaten van een reeks testen uit het verleden liet zien dat die tweede generatie nakomelingen nooit gevoeliger was dan de eerste generatie. Conclusie was dat die tweede generatie in al deze gevallen dus overbodig was. Dat zou het aantal proefdieren in één enkele test terugbrengen van 2600 naar 1400, een besparing van 40% per test. We hebben de studie uitgebreid door een internationale databank op te zetten waarin uiteindelijk bijna 500 studies uit het verleden zijn samengebracht. De conclusie was hetzelfde, de tweede generatie was eigenlijk overbodig geweest.
Testrichtlijnen liggen internationaal vast bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Dit is om te zorgen dat elke test wereldwijd gebruikt kan worden voor stoffenregistratie. Vernieuwing moet dan ook via de OESO gebeuren. We hebben dat met spoed aangekaart, samen met Amerikaanse en Duitse collega’s. Er bestond al een ander voorstel voor een nieuwe test waarin veel betrouwbaarder en in meer detail effecten op voortplanting en ontwikkeling worden vastgesteld. Dat voorstel werd gekoppeld aan de uitkomsten van onze databank analyse. Zo ontstond een nieuw protocol dat met veel minder proefdieren veel nauwkeuriger effecten op de voortplanting vaststelt. De OESO accepteerde dat voorstel in november 2010.
Het is nu aan de Europese Commissie om de nieuwe verbeterde één-generatie test daadwerkelijk te accepteren als vervanger van de oude twee-generatie test in REACH. Het zou in de komende vijf jaar zo maar een miljoen proefdieren kunnen schelen. In Nederland is er begin dit jaar een lange reeks kamervragen gesteld over de proefdierrapportage van de nVWA. Daarin worden ook de generatietesten met name genoemd als een kans voor proefdiervermindering. Nu maar hopen voor onze proefdieren én voor onze veiligheid dat die kans gegrepen wordt.
Zie ook
- Nieuwe OESO richtlijn beperkt het gebruik van proefdieren (Persbericht RIVM)
- Interview met Aldert Piersma op BNR Nieuwsradio (Stel de player in op 12 minuten)
- Kennislinkdossier over dierproefalternatieven
- Andere Kennislink gastcolumns
Lees meer over proefdiergebruik op Kennislink:
Oeps: Onbekende tag `feed’ met attributen {"url"=>"https://www.nemokennislink.nl/kernwoorden/proefdier.atom?m=of", “max”=>"7", “detail”=>"minder"}