Openheid loont. Niet alleen in de omgang met elkaar, ook voor centrale banken – de opperbanken die de economie sturen met monetair beleid (zie Box 1 en 2). Volgens Van der Cruijsen werkt dit beleid effectiever wanneer centrale banken inzichtelijk maken waarom ze bepaalde beslissingen nemen. Wat deftig economisch gezegd, als ze transparant zijn. In haar proefschrift geeft ze aan dat centrale banken in navolging van bestaande theorie hiervan reeds overtuigd zijn: “hoewel monetair beleid vroeger nog gehuld werd in mysterie, kiezen veel centrale bankiers er tegenwoordig voor om via allerlei kanalen met het publiek te communiceren over hun beleid”. Welke theorieën bevestigt Van der Cruijsen dan eigenlijk in haar proefschrift?
Er lopen nogal wat lastige begrippen door dit artikel, die economen graag gebruiken om bepaalde verschijnselen te duiden. Het economische gebruik van de termen kent net even een andere invulling van deze begrippen. Let in dit artikel maar eens op begrippen als reputatie, flexibiliteit, perceptie en transparantie. Wat bedoelt de doorgewinterde econoom hiermee?
De reputatie staat op het spel
De bestaande economische theorie laat een en ander zien met betrekking tot transparantie bij centrale banken. Wanneer centrale bankiers open kaart spelen over hun bedoelingen, zijn ze meer geloofwaardig. Het neemt een stukje argwaan weg. Ook kennen de beleidsmakers een sterkere prikkel om een goede reputatie op te bouwen, omdat beslissingen meer impact hebben op het publiek (bedrijven, consumenten, journalisten etc.) dan voorheen. Met andere woorden, hetgeen de centrale bankiers ‘uitkramen’ heeft meer impact, dus hun reputatie heeft meer belang.
De betere reputatie zorgt ervoor dat bedrijven meer vertrouwen op beleidsmaatregelen, zoals zij die gericht zijn op een lage inflatie (simpelweg de algemene prijsstijging). De lagere inflatie draagt ertoe bij dat een stabiele, lage rente aangehouden kan worden op de lange termijn. En dat is weer goed voor de economie: een lage rente maakt lenen goedkoop en dus investeringen van bedrijven hoog. Ook neemt een stabiele rente onzekerheid weg bij investeerders, waardoor ze meer in de toekomst durven investeren.
Goedkoper geld in barre tijden
Behalve reputatie speelt flexibiliteit een sleutelrol. Alweer een vaag begrip, zul je misschien denken. Lees rustig verder en je zult merken dat het de moeite waard is de zure appel door te bijten. De centrale banken zijn flexibel om dezelfde reden als dat ze meer reputatie genieten: de betrokken partijen zien waarom de centrale bank bepaalde beslissingen neemt. Als bijvoorbeeld de ECB de rente op korte termijn omlaag gooit om lenen goedkoper te maken en de economie te stimuleren in geval van economisch barre tijden (of omhoog bij oververhitting van de economie en daarmee dreiging van sterke inflatie), dan heeft dit geen invloed op de reputatie. Het publiek weet om welke reden de ECB een maatregel neemt en vertrouwt erop dat op lange termijn de rente onveranderd blijft. Dit is heel mooi, want…
Box 1: De centrale bank in Nederland – Hoewel de invloed van een centrale bank pas via ellenlange kanalen zichtbaar is in het dagelijks leven, staan de centrale banken wel aan het roer van de financiële economie. Elk land kent in principe dan ook slechts één centrale bank. In Nederland is dit De Nederlandsche Bank (DNB). Sinds 1998 is het echter zo dat deze –net als 14 andere nationale centrale banken- onder de paraplu van één overkoepelende centrale bank valt: de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB vormt samen met de nationale centrale banken het Eurosysteem. Hoofddoelstelling hiervan is prijsstabiliteit binnen de 15 Eurolanden; een inflatie onder en rond de 2 procent per jaar om precies te zijn. De DNB werkt hier op nationaal niveau aan mee, net als aan een goed lopend betalingsverkeer en toezicht op particuliere financiële instellingen (banken en verzekeraars). Met de invoering van het Eurosysteem hebben nationale overheden op financieel-economisch vlak minder macht dan voorheen. Zo treden ze politiek onafhankelijk op en kan de overheid niet meer een nationale centrale bank opleggen (bijv. de DNB) geld bij te drukken om zichzelf op eenvoudige wijze van schulden te verlossen. Een centrale bank verschilt van een particuliere bank (Rabobank, ABN Amro, etc.) in haar publieke functie als roerganger van het financiële systeem. Particuliere banken streven in de kern louter naar winst.( De oranjegekleurde landen in de figuur maken deel uit van het Eurosysteem. Slowakije, dat in 2009 het systeem betrad, ontbreekt als dusdanig op de kaart.)
…de ECB of een andere centrale bank kan dus allerlei beslissingen nemen om economische situaties op korte termijn van goede oplossingen te voorzien zónder dat dit investeerders onzeker maakt voor de lange termijn – 10 jaar of meer. Box 2 geeft een voorbeeld van een toepassing van deze flexibiliteit ten tijde van de huidige kredietcrisis. De ideeën over flexibiliteit en reputatie zijn al langer bekend, zij het dat ze nog niet sterk gestaafd waren met empirisch (aan de werkelijkheid ontleend) bewijs. Van der Cruijsen heeft een positieve bijdrage geleverd door de relatie tussen veranderingen in openheid en de rentestand te analyseren voor acht grote centrale banken van 1993 tot en met 2002.
Verwachting wordt werkelijkheid
Behalve dat openheid het bovengenoemde positieve effect heeft op de economie via de rente, neemt ook de effectiviteit toe via de relatie tussen inflatie en inflatie verwachtingen, zo legt Van der Cruijsen verder de link tussen theorie en praktijk. Inflatieverwachtingen zijn van belang omdat deze de werkelijke inflatie beïnvloeden. Stel je maar eens voor dat een bedrijf verwacht dat ze met meer kosten te kampen zal krijgen. Dan zal ze ook haar verkoopprijs verhogen.
Deze verwachtingen kunnen gebaseerd zijn op de inflatie in het verleden. Ook kunnen ze gebaseerd worden op het beleid van de centrale bank, bij ons de Europese Centrale Bank (ECB). Van der Cruijsen laat zien dat bij meer openheid de werkelijke inflatie meer samenhangt met de beoogde inflatie van de centrale ECB dan met inflatie uit het verleden. Dit is weer wenselijk omdat anders de inflatie alle kanten opvliegt zonder dat hier sturing aan gegeven kan worden om de economische trein stabiel op de rails te houden. Ook blijkt de inflatie korter aan te houden als centrale banken openhartiger zijn.
Box 2: Een voorbeeld van monetair beleid – Een centrale bank zoals de ECB stuurt de economie voor een aanzienlijk deel aan met behulp van monetair beleid. Dit is een moeilijke term voor alle maatregelen die banken nemen om de waarde van de eigen munt te beïnvloeden. Dit geldt zowel voor de prijzen in eigen land (inflatie) als voor de geldwaarde ten opzichte van andere landen (wisselkoers). Een ezelsbruggetje kan zijn eraan te denken dat ‘monetair’ gerelateerd is aan het Engelse ’ money’. Een voornaam monetair instrument om het uitgestippelde beleid uit te voeren vormt de zogenaamde refinancing rente. Deze wordt vaak simpelweg de refirente genoemd en is de rente die particuliere banken bij de ECB moeten betalen om geld van hen te lenen. Dit doen ze wanneer ze om geld verlegen zitten wegens schulden of om investeringen te doen. Met dit instrument kan de ECB de geldmarkt sturen (vraag en aanbod van geld). Ook beïnvloedt ze – zij het minder direct – de inflatie. Een lage rente brengt immers meer leningen met zich mee, dus meer geld in omloop en daarom een grotere kans op inflatie. In de figuur zie je het verloop van de refirente van 1 januari 1999 tot en met 2 januari 2009. Het is goed zichtbaar dat de rente in 2008 enorm naar beneden is geschroefd. Dit heeft de ECB gedaan omdat vele banken binnen de kredietcrisis om geld zitten te springen. Op deze wijze kunnen de banken tegen een laag tarief geld lenen, waarmee ze beter aan hun verplichtingen kunnen voldoen en het onderlinge vertrouwen binnen het bancair systeem (wellicht) terugkeert. De kredietcrisis geeft meteen het belang weer van flexibiliteit bij centrale banken om op korte termijn gewenste maatregelen te treffen.
Het publiek weet te weinig
Een derde, belangrijk facet dat Van der Cruijsen aan de kaak stelt in haar proefschrift is de perceptie van de transparantie. Anders gezegd, bestaat er een verschil tussen de transparantie van een centrale bank en of het publiek daadwerkelijk gelooft dat deze open is? Zo bezien slaat transparantie eerder op het begrip dat het publiek heeft van het beleid dat de centrale bank voert; niet meer op alleen op de vraag of de centrale bank en het publiek al dan niet over dezelfde informatie beschikken. Resultaten van een enquête afgenomen onder Nederlandse burgers laten zien dat dit verschil er waarschijnlijk is. Hierbij speelt een tweetal factoren een rol, waarvan de centrale bank alleen de eerste kan beïnvloeden.
Als eerste oorzaak noemt ze het gebrek aan kennis over de banktransparantie; het publiek weet vaak niet hoe open de centrale bank eigenlijk is over haar beleid. Als tweede noemt ze een psychologische factor: het aard van het beestje. Zo zijn optimistische mensen eerder geneigd aan te geven dat ze een centrale bank open vinden en pessimistische mensen juist eerder andersom. Dat het publiek gelooft dat centrale banken transparant zijn is van belang, omdat men dan meer vertrouwen heeft in de bank. Beleid wordt zo eenvoudiger; centrale banken kunnen zodoende publieke inflatieverwachtingen effectiever richting de beoogde inflatie sturen die de economie in goede banen moet leiden.
Niet te ver doorslaan
Het proefschrift van Carin van der Cruijsen laat met empirisch onderzoek zien dat transparantie inderdaad vanuit economisch oogpunt een gunstig effect heeft. Dit geschiedt – zoals de bestaande theorie al aangaf – via twee kanalen: rente en inflatie. Door een toegenomen flexibiliteit en reputatie kan de centrale bank de rente op lange termijn lager stellen, wat lenen goedkoop houdt. Wel laat het onderzoek zien dat er een afruil bestaat tussen flexibiliteit en reputatie; flexibiliteit kan ten koste gaan van de reputatie, en vice versa.
“…Door een toegenomen flexibiliteit en reputatie kan de centrale bank de rente op lange termijn lager stellen…” => Consumenten en bedrijven kunnen goedkoop lenen en kennen minder onzekerheid. Heel mooi, want dit houdt de bestedingen (consumptie, investeringen) op een goed peil en stimuleert daarmee de economie als geheel.
Daarnaast kan de centrale bank de economie effectiever sturen doordat het publiek de inflatie beter voorspelt. De inflatie hangt meer samen met de doelstellingen van de centrale bank en houdt – waar te hoog – minder lang aan. Hoewel deze ideeën op zich niet nieuw zijn, waren ze echter maar mondjesmaat door aan de werkelijkheid ontleende gegevens bevestigd. Van der Cruijsen levert dan ook een waardevolle bijdrage aan het economische kennisveld.
Toch geeft ze ook aan dat de openheid niet te ver moet doorslaan: “Men kan door de bomen het bos niet meer zien (verwarringsargument) of gaat te veel gewicht hangen aan de onzekerheid waarmee voorspellingen zijn omgeven (onzekerheidsargument). In beide gevallen worden prijzen in belangrijkere mate bepaald aan de hand van prijsstijgingen in het verleden dan op basis van inflatievoorspellingen. Dit resulteert in sterker aanhoudende inflatie, wat het voor de centrale bank lastiger maakt om haar inflatiedoel te behalen.”
Het proefschrift van Carin van der Cruijsen
Zie verder op Kennislink
- Openheid loont voor centrale banken (nieuwsbericht bij dit achtergrondartikel)
- De financiële markt als glazen huis
- Hoe voorkom je een kredietcrisis?
- Eerlijk en open ondernemerschap
- Waakhonden van de banken