Je leest:

CAFTA, Katoen en Cinema

CAFTA, Katoen en Cinema

Auteur: | 11 september 2007
De nationale politieke besluitvorming omtrent een vrijhandelsverdrag is een complex politiek-economisch spel tussen politici, vakbonden en het bedrijfsleven. Bij het besluit over CAFTA, een vrijhandelsverdrag tussen de VS en enkele Midden-Amerikaanse landen, staan de Amerikaanse textielindustrie en de filmindustrie tegenover elkaar. De verwachting dat tegenstanders makkelijker winnen dan voorstanders blijkt niet altijd te kloppen. De Amerikaanse politiek vertoont haar eigen grillen.

CAFTA

CAFTA is een vrijhandelsakkoord tussen de VS, Guatemala, El Salvador, Honduras, Costa Rica, Nicaragua en de Dominicaanse Republiek. Het akkoord is bedoeld om zo veel mogelijk handelsrestricties tussen deze landen op te heffen om handel van goederen en diensten zo vrij mogelijk te laten verlopen. Dit akkoord is in 2004 door president George Bush en zijn buitenlandse collega’s ondertekend, maar moest nog worden goedgekeurd door de verschillende parlementen. Zo ook in het Amerikaanse Congres in 2005, oftewel in de Senaat (de Eerste Kamer) en in het Huis van Afgevaardigden (de Tweede Kamer).

De keuze van congresleden om voor of tegen te stemmen wordt voor een groot deel bepaald door de druk die wordt uitgeoefend door bedrijven en vakbonden in de VS. De voorstanders van CAFTA vinden we in de filmindustrie en de tegenstanders in de textielindustrie. Het is een strijd tussen protectionisme en vrijhandel.

Aan de ondertekening van het vrijhandelsakkoord ging een enorme politieke lobby vooraf.

Theorie en praktijk

Het verhandelen van goederen en diensten tussen verschillende landen is iets dat heel vanzelfsprekend lijkt, maar al eeuwenlang tot grote discussies leidt. Veel handelstheorieën gaan ervan uit dat vrijhandel de meeste welvaart oplevert voor iedereen. Dit betekent dat als landen zich specialiseren in die producten of diensten waar ze goed in zijn en deze vrijelijk verhandelen met andere landen, de grootste welvaart ontstaat.

Ondanks het feit dat in theorie vrijhandel de meeste welvaart oplevert, wijst de praktijk uit dat de angst dat bedrijven failliet gaan door de import van goedkope producten uit andere landen, genoeg reden is om de eigen economie hiertegen te beschermen. De beruchte Wall Street crash van 1929 in de Verenigde Staten betekende het begin van een enorme economische neergang in de hele wereld. Deze Grote Depressie van de jaren dertig werd alleen maar versterkt doordat veel landen allerlei maatregelen als importtarieven en importquota namen om hun eigen economie te beschermen. Vrijhandelsakkoorden zoals de Europese Economische Gemeenschap in 1958 (de voorloper van de EU) en het Noord Amerikaanse vrijhandelsverdrag (NAFTA) tussen de VS, Canada en Mexico in 1994 proberen vrijhandel binnen de verdragsgrenzen te stimuleren. Tegelijkertijd proberen dezelfde landen juist hun eigen industrieën te beschermen tegen goedkope producten uit landen als China of India.

De textielindustrie: stem tegen ontslagen, stem tegen CAFTA

De Amerikaanse textielindustrie is een grote en oude industrie die altijd voor veel arbeidsplaatsen heeft gezorgd en bestaat uit vele kleine en grote bedrijven. Door een steeds groter wordende concurrentie uit lage loonlanden als China en India wordt het steeds moeilijker om winstgevend te blijven. In de textielindustrie wordt dan ook met argusogen naar CAFTA gekeken. De Amerikaanse textielindustrie is bang dat via de Midden-Amerikaanse landen goedkope Chinese import de VS bereikt en dat dit leidt tot vele ontslagen en faillissementen. De textielindustrie ziet vooral de kosten van een vrijhandelsverdrag.

De kosten van vrijhandel bestaan voor een groot deel uit faillissementen en ontslagen in enkele bedrijfstakken vanwege te grote concurrentie uit het buitenland. Zo ook de verwachting bij de Amerikaanse textielindustrie. De kosten van vrijhandel zijn meestal heel concreet en snel merkbaar. Binnen enkele jaren kunnen mensen ontslagen worden en in het ergste geval gaan bedrijven volledig failliet. De mensen die in deze bedrijfstakken werkzaam zijn worden dus zwaar benadeeld en zullen daarom intensief protesteren. Kenmerkend is daarnaast dat deze kosten of nadelen van vrijhandel vooral merkbaar zijn in slechts enkele bedrijfstakken en/of gebieden, zoals de textielindustrie die zich met name bevindt in enkele zuidelijke staten zoals South Carolina, Georgia en North Carolina.

Dit betekent dat de textielindustrie zijn invloed met name uitoefent op congresleden die uit deze staten komen om er zo voor te zorgen dat ze tegen CAFTA stemmen. Dit lobbyen bestaat voor een deel uit het storten van geld in fondsen die de congresleden gebruiken voor verkiezingscampagnes. Hoe meer geld een bedrijf of industrie geeft aan een congreslid, hoe meer hij of zij geneigd zal zijn om politieke keuzes te maken in het voordeel van deze industrie. In 2004, het jaar voorafgaand aan het besluit over CAFTA, werd door de textielindustrie dan ook zo’n 1,4 miljoen dollar uitgegeven aan congresleden. Aangezien de zuidelijke staten over het algemeen worden gedomineerd door Republikeinse politici, waren het dan ook met name de fondsen van Republikeinse congresleden uit de zuidelijke staten die dit geld ontvingen.

Naast financiële steun heeft de textielindustrie nog een troef in handen: het mobiliseren van de eigen werknemers. Een groot deel van de bevolking van de zuidelijke staten is direct of indirect werkzaam in de textielindustrie. Dit zijn echter ook de mensen die iedere twee jaar bij de verkiezingen mogen stemmen wie er voor hun staat congreslid mag worden. Uiteraard zijn de kiezers eerder geneigd te stemmen voor iemand die de werkgelegenheid beschermt en dus tegen CAFTA is. De textielindustrie is daarom voor een groot deel bezig geweest om de eigen werknemers te informeren.

Dit is een voorbeeld van een billboard langs de snelweg waarmee de textielindustrie probeert de mensen te overtuigen om tijdens de verkiezingen hun stem uit te brengen op kandidaten die tegen vrijhandelsverdragen zoals CAFTA zijn. Afbeelding: AMTAC: American Manufacturing Trade Action Coalition

De filmindustrie voor vrijhandel

Tegenover de textielindustrie staat de Amerikaanse filmindustrie, bestaande uit enkele grote multinationals als Warner Bros. en Sony. De filmindustrie juicht de komst van CAFTA juist toe omdat het betekent dat ze haar films en dvd’s makkelijker naar Midden-Amerika kan exporteren. Daarnaast zorgt CAFTA ervoor dat Midden-Amerikaanse landen harder optreden tegen het illegaal kopiëren en downloaden van films en muziek.

De baten van vrijhandel zijn veel moeilijker te definiëren dan de kosten. Vrijhandel levert meer welvaart op voor iedereen. Dit is echter een geleidelijk proces dat is verdeeld over vele jaren. ‘Meer welvaart’ is dan ook veel moeilijker meetbaar dan bijvoorbeeld een faillissement van een textielbedrijf binnen vijf jaar. Vooral consumenten ondervinden voordelen van vrijhandel. Goedkope producten uit China of India leiden immers tot lagere prijzen in de winkels. De groep ‘consumenten’ is alleen zeer moeilijk aan te wijzen omdat iedere inwoner van een land een consument is. Doordat de baten van vrijhandel verdeeld zijn over grote verspreide groepen mensen en bedrijven en zij die voordelen pas op langere termijn ondervinden, is het beïnvloeden van congresleden om vóór CAFTA te stemmen erg moeilijk.

Het mobiliseren van werknemers is voor de filmindustrie geen goede optie omdat de voordelen van CAFTA veel minder concreet zijn en op korte termijn minder merkbaar dan de nadelen. In tegenstelling tot de textielindustrie vertrouwt de filmindustrie daarom met name op hun financiële kracht. Terwijl de textielindustrie in 2004 1,4 miljoen dollar in campagnekassen stortte, besteedde de filmindustrie wel 32,4 miljoen dollar.aan hetzelfde doel. Opvallend is dat dit geld met name gestort werd in fondsen van invloedrijke Democratische politici.

In verschillende Midden-Amerikaanse landen zijn demonstraties geweest tegen het vrijhandelsverdrag CAFTA.

De permanente verkiezingscampagne

De nadelen van vrijhandel zijn relatief makkelijker te ‘verkopen’ dan de voordelen, omdat de nadelen veel concreter en op korte termijn aantoonbaar zijn. Het is logisch om te verwachten dat de tegenstanders van CAFTA een grotere kans hebben om te winnen dan de voorstanders. Helemaal omdat er in de Amerikaanse politiek een voortdurende verkiezingscampagne gaande is.

Terwijl in Nederland normalerwijze om de vier jaar parlementsverkiezingen zijn, vinden er in de VS om de twee jaar verkiezingen plaats. Dit betekent dat als een persoon een verkiezing gewonnen heeft en plaats mag nemen in het Huis van Afgevaardigden, hij of zij meteen moet nadenken over de verkiezingen die twee jaar later plaatsvinden. Hij of zij is dus eigenlijk constant bezig met een verkiezingscampagne. Hierbij zal deze politicus met name oog hebben voor de mening van de mensen die op hem of haar hebben gestemd. Zij kunnen er namelijk voor zorgen dat deze politicus over twee jaar weer herkozen wordt. Dit zorgt ervoor dat politici vaak korte-termijn beslissingen nemen. Nu blijkt dat juist de nadelen van CAFTA op korte termijn voelbaar zijn, zal een politicus waarschijnlijk eerder geneigd zijn om tegen te stemmen, om zo zijn of haar eigen herverkiezing veilig te stellen.

De uitslag

De werkelijkheid blijkt echter heel anders. CAFTA is in het Congres in 2005 ternauwernood aangenomen, in de Senaat met 55 tegen 45 stemmen en in het Huis van Afgevaardigden met 217 tegen 215. Opvallender is nog het verschil in stemgedrag tussen Republikeinen en Democraten, de twee belangrijkste politieke stromingen in de VS.

Stemgedrag in het Congres m.b.t. CAFTA. Bron: Office of the Clerk, U.S. House of Representatives & U.S. Chamber of Commerce.

Terwijl de textielindustrie met name heeft gelobbyd bij Republikeinen en de filmindustrie de meeste aandacht schonk aan Democraten, blijkt het stemgedrag juist compleet tegenovergesteld. Bijna alle Republikeinen stemden vóór CAFTA, terwijl de textielindustrie tegen was. De Democraten stemden bijna allemaal tegen, terwijl de filmindustrie juist voor was. Al met al heeft de filmindustrie dus wel ‘gewonnen’ maar op een heel andere manier dan gedacht.

Er zijn twee belangrijke redenen voor deze uitslag. De invloed van de regering van George Bush heeft ertoe geleid dat in het CAFTA verdrag enkele onderwerpen zijn opgenomen die de Amerikaanse textielindustrie lijken te beschermen tegen de gevreesde goedkope import van buitenlands textiel. Dit heeft ertoe geleidt dat een deel van de Amerikaanse textielindustrie niet meer tegen het verdrag was. Hierdoor was het anti-CAFTA blok vanuit deze industrie veel zwakker dan de bedoeling was.

Een tweede reden voor de uitslag hangt samen met de strijd tussen Democraten en Republikeinen. Ten tijde van de stemming waren de Democraten in de minderheid en hadden dus minder zetels in het Congres dan de Republikeinen. Niettemin waren de Democraten zeer ontevreden over het (buitenlands) beleid van de Republikeinse George Bush, onder andere vanwege de oorlog in Irak. Om toch zoveel mogelijk invloed uit te oefenen, hebben de Democraten besloten als een blok tegen de plannen van George Bush en de Republikeinen te stemmen. CAFTA was hier een belangrijk onderdeel van. Hieruit blijkt dus dat partijdiscipline, oftewel het innemen van één gezamenlijk standpunt binnen een partij van groot belang kan zijn. In tegenstelling tot Nederland, waar dit gebruikelijk is, is dit opmerkelijk voor het Amerikaanse politiek systeem.

Invloed bedrijfsleven niet zo simpel

Er bestaat een uitgebreid en complex spel tussen het bedrijfsleven, werknemers en politici. Al deze groepen hebben verschillende belangen maar zijn tegelijkertijd afhankelijk van elkaar. De werknemer is voor zijn inkomen afhankelijk van het bedrijf waar hij werkt en van de politicus die beslissingen neemt over de economische situatie in zijn land. De politicus is daarnaast weer afhankelijk van bedrijven en werknemers die ervoor kunnen zorgen dat hij of zij herkozen wordt bij verkiezingen.

De toename van internationale handel in de wereld heeft er onder andere toe geleidt dat grote internationale bedrijven alleen maar groter worden en ook meer politieke invloed krijgen in een land. Dit leidt tot grote bezorgdheid bij veel mensen omdat het belangrijkste doel van een bedrijf winst maken is, terwijl de politiek juist een maatschappij zo eerlijk mogelijk dient te besturen. De politieke invloed van bedrijven blijkt echter een stuk complexer te zijn dan vaak gedacht wordt. Keuzes die politici maken, zijn nooit helemaal van te voren in te schatten.

Bron: Ruud Hegger, CAFTA, Cotton, and Celluloid; The influence of the Costs and Benefits of a Free Trade Agreement in U.S. Politics, Afstudeerscriptie Radboud Universiteit Nijmegen.

Ruud Hegger, afgestudeerd in de amerikanistiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen, heeft de Daniel Heinsius Scriptieprijs 2006 van de Nederlandse Kring voor de Wetenschap der Politiek gewonnen. Dit artikel gaat over zijn afstudeerscriptie.

Klik hier voor de volledige scriptie van Ruud Hegger (pdf)

Dit artikel is een publicatie van Kennislink (correspondentennetwerk).
© Kennislink (correspondentennetwerk), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 11 september 2007
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.