Je leest:

Bt-maïs doodt ook in het veld onschuldige rupsen

Bt-maïs doodt ook in het veld onschuldige rupsen

Auteur: | 29 september 2001

De concentratie stuifmeel van één type Bt-maïs van Syngenta is in het veld soms zo groot, dat het rupsen van de monarchvlinder kan doden. Syngenta haalt deze maïs van de markt. Dat is verstandig.

Toen de Brit Arpad Pusztai in 1998 beweerde dat genetisch gemodificeerde aardappelen ratten vergiftigden, werd hij plots de held van tegenhangers van transgene gewassen. Helaas voor hem en zijn aanhangers bleef Pusztai’s conclusie bij uitvoeriger onderzoek niet overeind. Het rumoer bleef wel bestaan.

In mei 1999 concludeerde onderzoekers van de Amerikaanse Cornell-universiteit dat de meest toxische transgene maïs van Syngenta (onderdeel van multinational Novartis) rupsen van de monarchvlinder kan doden. Die conclusie blijft nu, na uitvoeriger onderzoek, wél overeind. Toch zal het rumoer waarschijnlijk verminderen. Niet alleen omdat deze zaak speelt in de VS, ook omdat Syngenta aangegeven heeft met deze Bt-maïs te stoppen.

Spuiten

Een kwart van de Amerikaanse maïs bevat een gen van Bacillus thuringiensis, een bodembacterie. Het gen codeert voor de gifstof Cry, dat dodelijk is voor larven van de Europese maïsboorder. Dat is een gevreesd vraatinsect waar haast niet tegenop te spuiten valt, omdat het zich een weg diep in de plant vreet. Overigens hebben Nederlandse boeren geen last van de maïsboorder; binnen Europa wordt Bt-maïs alleen geteeld in Spanje (20.000 ha) en Duitsland (350 ha).

Er bestaan vier typen Bt-maïs. Een van de eerste types, de Bt176, bevat zeer hoge concentraties Cry. Twee jaar geleden raakte het in opspraak. Toen beschreven onderzoekers van de Cornell-universiteit (Ithaca, New York) in Nature dat de gifstof dodelijk kan zijn voor rupsen van de monarchvlinder (Danaus plexippus). In het veld kan het gif zich via stuifmeelkorrels verspreiden naar bladeren van naburige planten als wolfsmelk (Asclepias syriaca). Dat plantje is favoriet bij de monarch-rupsen.

Het was een voorlopige studie en het was een conclusie vanuit het lab, zo benadrukten de auteurs. Of monarchrupsen in de praktijk last hebben van het pollen van de Bt-maïs, moest nog worden bezien. Dat is nu (grondig) gebeurd, door milieubiologen, genetici en entomologen van het Amerikaanse milieuministerie en van de universiteiten van Iowa, Nebraska, Maryland, Minnesota, Illinois en Guelph (Canada).

De resultaten zijn vervat in zes overhaast gepubliceerde artikelen in het tijdschrift van de National Academy of Sciences (PNAS, 14 september). Die versnelde publicaties kwamen er op verzoek van het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA). Dit milieubureau is opdrachtgever van de studies en zal binnenkort beslissen over nieuwe vergunningen voor Bt-maïs en Bt-katoen. De EPA wil het publiek tijd geven om commentaar te geven op de onderzoeksresultaten.

67 korrels

De Amerikaanse en Canadese onderzoekers zagen dat de dichtheid van Bt-pollen op wolfsmelkbladeren binnen een veld met Bt-maïs op 170 korrels per vierkante centimeter ligt. Daarbuiten, op twee meter van de buitenste maïsplanten, vonden ze slechts 14 korrels per vierkanten centimeter wolfsmelkblad.

Hoe toxisch is dat? Bij een lage concentratie korrels (vijf tot tien korrels per vierkante centimeter) van Bt176-maïs groeien alle monarch-rupsen minder hard. Wanneer de rupsen eten van bladeren met hogere concentraties maïsstuifmeel ontstaan letale effecten: bij 67 korrels per cm2 blijft 60 procent minder rupsen leven dan rupsen op schone wolfsmelk.

De Amerikaanse entomologe May Berenbaum nam ook de rupsen van de zwarte zwaluwstaartvlinder (Papilio polyxenes) mee in haar onderzoek. Hoewel veel minder duidelijk, zag ze op het proefveldje in Urbana dat ook die rupsen minder hard groeien na contact met Bt176.

Geringe overlap

Toch valt het in de praktijk allemaal reuze mee. Zo komen de meeste rupsen niet in de buurt van maïsvelden – omdat wolfsmelk nauwelijks in agrarische gebieden groeit.

Ook komt de periode van overwaaiende pollenkorrels niet altijd overeen met het tijdstip waarop de monarchen zich in hun rups-stadium bevinden. Het stuifmeel van maïsplanten verspreidt zich gedurende een tot twee weken in de periode van half juli tot half augustus. De periode van larvale ontwikkeling van de monarch varieert nogal. Op vier locaties is gekeken naar ‘temporale overlap’. In de noordelijke staten Wisconsin en Ohio bleek de overlap groot: 40 tot 62 procent. In de zuidelijkere staten Iowa en Maryland vallen maïsbloei en rupsenstadium minder vaak samen: 15-20 procent.

Ouderwets

De combinatie van variabele stuifmeelconcentraties en geringe temporale en spatiële overlap, maakt dat slechts een fractie monarchrupsen het loodje leggen. Uit een riscio-analyse blijkt dat in de staat Iowa niet meer dan 0,4 procent van de monarchvlinders daadwerkelijk aan de dodelijke concentratie wordt blootgesteld.

Andere typen Bt-maïs, de zogeheten Bt11 en Mon810, bleken in de studies veel minder schadelijk. Slechts bij concentraties van meer 1000 korrels per cm2 wolfsmelkblad, groeiden de rupsen minder hard. Dergelijke concentraties zijn in het veld uiterst onwaarschijnlijk. Nog maar weinig boeren telen met het ouderwetse type Bt176. Syngenta zal het agressieve type dan ook van de markt halen: het heeft bij de EPA geen verzoek ingediend tot herregistratie. Dat had het zeer waarschijnlijk ook niet gekregen.

© Frank Bierkenz

Toch is de (geringe) milieuschade voor Syngenta niet de directe reden om de Bt176 in de ban te doen. Jan Madlener, woordvoerder van Syngenta in Nederland, spreekt van een ‘normale generatiewissel’.

‘Bt176 was ons eerste product. Sindsdien hebben we het betere Bt11 ontwikkeld. We zijn nu systematisch bezig om al onze Bt176-rassen te vervangen door een Bt11-versie. Dit vergt echter jaren, omdat voor elke variëteit een veredelingsproject moet worden uitgevoerd. Wat we nu dus zien, is een normale generatiewissel tussen een eerste generatie en een tweede generatieproduct.’

Als de Amerikanen Bt176 blijven verbouwen, zal niemand het opvallen dat er ietsjepietsje minder oranje monarchvlinders rondfladderen. Toch, zo staat nu vast, berokkent deze Bt-maïs enige schade. Aangezien biotechnologie bij planten door velen met lede ogen wordt aangezien, heeft Syngenta er verstandig aan gedaan met deze maïs te stoppen.

Dit artikel is een publicatie van Bionieuws.
© Bionieuws, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 29 september 2001
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.