Je leest:

Bosbijproducten uit zuidoost Azië: van chocoladereep tot terrasstoel

Bosbijproducten uit zuidoost Azië: van chocoladereep tot terrasstoel

Auteur: | 5 juni 2002

Bosbijproducten maken, misschien onopgemerkt, deel uit van ons dagelijks leven. Ze kunnen uit Europa zelf afkomstig zijn of bijvoorbeeld uit de bossen van Indonesië. Het overgrote deel van de rotan in de terrasstoelen en zelfs een deel van het vet in een chocoladereep is afkomstig uit het tropisch regenwoud.

Terwijl je op een zonovergoten terras in een rotanstoel geniet van een kopje koffie met chocolaatje komen er visioenen van tropisch regenwoud je gedachten binnen drijven.

Wat zijn bosbijproducten?

Simpel gezegd zijn bosbijproducten dat wat je uit het bos haalt behalve hout. Dat kan zowel van plantaardige als dierlijke oorsprong zijn. Bijproduct heeft wellicht een wat negatieve bijklank. Maar de toevoeging “bij” is alleen om aan te geven dat het niet om hout gaat, want de hoofdfunctie van bos in de gematigde streken is het produceren van hout. Al het andere is dan een bijproduct. In de tropen ging deze stelling tot aan de tweede wereldoorlog zeer zeker niet op. De inkomsten uit hout in tropische regenwouden waren beduidend lager dan die uit bosbijproducten. In Europa moet je bij bosbijproducten vooral denken aan eetbare paddestoelen, kastanjes, hazelnoten en fruit zoals bosbessen en frambozen, maar ook jachtwild. In de tropen is het bos vaak de belangrijkste bron van vlees en vis voor de plaatselijke bevolking, maar ook honing van bijen is er belangrijk. Verder zijn belangrijk harsen en gommen van bomen, fruit en noten, medicinale planten en met name in Azië rotan (afkomstig van klimmende palmen) en in mindere mate bamboe.

Antropologen en Biologen

Het onderzoek naar bosbijproducten speelt zich af op het raakvlak van antropologie en biologie. Mensen gebruiken producten uit het bos en het bos wordt beïnvloed door de mensen die het gebruiken. Overexploitatie van een product heeft direct invloed op het voortbestaan van een biologische soort, die het betreffende product levert. Het hangt af van de robuustheid van de populatie van de betreffende soort en zijn belang in het ecosysteem, welk effect overexploitatie van de betreffende soort heeft op het bos. Als het niet langer economisch rendabel is om het oorspronkelijke product te oogsten, wijkt de mens in de meeste gevallen uit naar het oogsten van een ‘vergelijkbaar’ product van een andere biologische soort.

Afbeelding 1. Rotan oogst

Afbeelding 2. Productie rotan rugzak

De antropologie bekijkt bosbijproducten vanuit het ‘mens perspectief’. Hoe benut de mens zijn omgeving om in zijn voedsel en culturele behoeften te voorzien. Deze interactie wordt vaak uitputtend gedocumenteerd met uitgebreide namenlijsten en tijdsbesteding door de jaren heen. Een door de mens gezocht bosbijproduct kan bijvoorbeeld een rotanstengel zijn met een diameter van 1 cm (zie afbeelding 1 en 2). Er zijn vaak meerdere rotan soorten die aan deze eis voldoen. Voor de mens volstaat vaak 1 naam. Er zijn ook bijvoorbeeld palm soorten die hout, vezels, dakbedekking, vruchten en palmwijn leveren. Dit kan wel 5 verschillende lokale namen opleveren voor een en dezelfde biologische soort. Afhankelijk van bevolkingsgroep en regio verschillen deze namen ook nog eens. Kortom de lijsten met bijvoorbeeld lokale plantennamen van de antropoloog kunnen niet zomaar vertaald worden naar de lijsten van de bioloog. Wil je een goed wetenschappelijk gefundeerd idee krijgen van de ecologische effecten van menselijk ingrijpen op individuele soorten of het betreffende ecosysteem dan zul je terug moeten naar basaal taxonomisch onderzoek.

Het verbindend element is weer de botanische naam. Een botanische soort kan meerdere lokale namen hebben, maar één-en-dezelfde lokale naam kan ook uit een mengsel van botanische soorten bestaan, bijvoorbeeld als die naam “rotan met ruitvormig blad” betekent. Het vastleggen van de lokale namen door de bedoelde planten als herbarium materiaal te drogen (zie afbeelding 3) is de enige betrouwbare oplossing. Deze gedroogde planten worden later vergeleken met eerder verzamelde planten die in een herbarium liggen. Een herbarium is feitelijk een bibliotheek/encyclopedie met gedroogde planten.

Afbeelding 3. Herbarium collectie

Van bos naar plantage.

Producten die oorspronkelijk in het bos verzameld werden zijn geleidelijk aan onderworpen aan een domesticatie proces (het kweken van planten dichtbij huis). Het is altijd makkelijker om de plant in grotere aantallen dicht bij huis te hebben staan dan een halve dag door het bos te moeten sjouwen. Bovendien kun je er dan een zeker eigendomsrecht op laten gelden en beter controleren of niet iemand anders er mee vandoor gaat. Zo zijn in Europa de framboos en de rode bes nog wel in het bos te vinden, maar het fruit in de winkel is afkomstig van speciaal geselecteerd plantmateriaal dat ergens aangeplant is. De blauwe bosbes ( Vaccinium myrtillus L.) is zelfs vervangen door een Amerikaanse soort ( Vaccinium corymbosum L.) die gemakkelijker te telen is en grotere vruchten geeft. Met paddestoelen is het al niet anders gegaan. Oesterzwammen en champignons komen uit speciale kwekerijen en zeker niet meer uit het bos. Sommige soorten zijn echter weerbarstig en laten zich niet zo gemakkelijk kweken: de eetbare paddestoelen Eekhoorntjesbrood ( Boletus edulis Bull. ex Fr.) en de cantharel ( Cantharellus cibarius Fr.) worden nog altijd uit het wild verzameld. Het belangrijkste bosbijproduct van de Nederlandse bossen is tegenwoordig echter zijn recreatieve waarde. Het geld wordt verdiend in de horeca, campings, bungalowparken die zich bevinden of zelfs speciaal gebouwd zijn in de omgeving van het bos waar de (dag-)recreant graag zijn tijd doorbrengt

Ook in de tropen zien we dat veel producten in een domesticatie proces belanden. Het grootste deel van de Hevea rubber komt al lang niet meer uit de regenwouden van het Amazone gebied zoals in de periode voor de Eerste Wereldoorlog, maar is voor 95% afkomstig uit grote en kleine plantages uit Azië. De inheemse Aziatische rubberleverende soorten zijn helemaal uit de markt gedrukt door de geïmporteerde Hevea brasiliensis (Willd. ex Juss.) Muell.Arg.

Afbeelding 4. Van nootmuskaat vrucht naar nootmuskaat noot

Nootmuskaat (zie afbeelding 4) in de internationale handel is vrijwel uitsluitend afkomstig van Myristica fragrans Houtt. Oorspronkelijk was nootmuskaat afkomstig uit het bos van de Molukse eilanden, maar dankzij de V.O.C. komt het niet meer in het wild voor en vind je het uitsluitend terug op plantages. Gemakshalve is in 1621 de weerbarstige bevolking van het Molukse eiland Banda maar even vermoord of als slaaf afgevoerd om er een handelsmonopolie te kunnen vestigen. Het systeem met gedwongen verkoop van nootmuskaat en foelie tegen een vaste prijs heeft stand gehouden tot 1864. Andere nootmuskaat soorten worden nog wel hoofdzakelijk uit het wild verzameld of soms op kleine schaal aangeplant zoals Myristica argentea Warb. in Nieuw Guinea. De kruidnagel (zie afbeelding 5), een specerij bestaand uit de bloemknoppen van Syzygium aromaticum(L.) Merr. & Perry, werd oorspronkelijk ook uit het bos verzameld en op kleine schaal aangeplant op de Molukse eilanden. In het wild is de soort echter volledig verdwenen, mede dankzij kap om een handelsmonopolie te vestigen.

Afbeelding 5. kruidnagel, de verse bloemknopjes

Een chocoladereep met een vleugje tropisch regenwoud

Een van de bekendste soorten tropisch hardhout in Nederland is Meranti. Dit hout is afkomstig van tientallen soorten van het bomengeslacht Shorea. Behalve voor het hout werden diverse soorten in het verleden (maar ook nu nog) geëxploiteerd voor de productie van hars en vethoudende zaden (bekend als tengkawang of illipe). De vetsamenstelling van de zaden is vrijwel identiek aan die van cacaoboter maar het vet heeft een iets hoger smeltpunt. Binnen de Europese Unie mag tot 5% van de cacaoboter in chocolade vervangen worden en hiervoor gebruikt men onder andere tengkawang vet dat voor een lagere prijs op de wereldmarkt gekocht kan worden. De tengkawang bomen komen van nature voor in het laagland regenbos van Borneo beneden 1000 m. Traditioneel zijn door de lokale bevolking kleine plantages aangelegd langs rivieren om oogst en transport te vergemakkelijken. Niet ieder jaar is er een grote oogst mogelijk. Afhankelijk van de boomsoort en het weer draagt een boom eens in de 2 tot 10 jaar overvloedig vruchten. De afzet van het product is daardoor een stuk lastiger dan bijvoorbeeld van de regelmatig vruchtdragende cacao. De cacaoboon is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid Amerika, maar wordt nu overal in de tropen aangeplant (vaak ten koste van tropisch regenwoud).

Antropologen en biologen (wordt vervolgd)

In een vervolg artikel zal meer in detail ingegaan worden op de onderlinge uitwisselbaarheid van diverse rotansoorten en de Babylonische spraakverwarring in lokale namen hiervan als je vanaf de kust stroomopwaarts de rivier volgt. Verder zal een voorbeeld gegeven worden hoezeer de culturele achtergrond van mensen van invloed is op de fruitsoorten die ze aanplanten.

Bronnen

van Valkenburg, J.L.C.H., 1997. Non-timber forest products of East Kalimantan – potentials for sustainable forest use. (Tropenbos Series 16). The Tropenbos Foundation, Wageningen, the Netherlands. 202 pp.

de Guzman, C.C. & Siemonsma, J.S. (Editors), 1999. Plant Resources of South-East Asia No 13. Spices. Backhuys Publishers, Leiden, the Netherlands. 400 pp.

Boer,E. & Ella, A.B. (Editors), 2000. Plant Resources of South-East Asia No 18. Plants producing exudates. Backhuys Publishers, Leiden, the Netherlands. 189 pp.

van der Vossen, H.A.M. & B.E. Umali (Editors), 2001. Plant Resources of South-East Asia No 14. Vegetable oils and fats. Backhuys Publishers, Leiden, the Netherlands. 229 pp.

Dit artikel is een publicatie van Nederlands Instituut voor Biologie (NIBI).
© Nederlands Instituut voor Biologie (NIBI), sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 05 juni 2002
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.