Je leest:

Bomen worden steeds eerder groen

Bomen worden steeds eerder groen

Auteur: | 1 april 2006

Het is niet direct het lenteweer waar de recreant op zit te wachten, maar voor de natuur is het ideaal: er valt voldoende regen, iets wat in het voorjaar vaak te wensen overlaat, de temperatuur beweegt zich niet op bijzonder lage waarden, in de nacht is de temperatuur zelfs aan de hoge kant. Dit weer is gunstig voor het kiemen van zaden, de groei van kruiden en het uitlopen van bomen. De bloei heeft wat te lijden van regen en het dikwijls uitblijven van zon.

Onvoorstelbare groeisnelheid

De hoge nachttemperaturen en regen hebben grassen en kruiden versneld doen groeien. Bij deze gunstige weersomstandigheden bedraagt de groei van de plantendelen vaak vele centimeters tot een decimeter per dag en soms nog meer. De celdeling in de daarvoor aan de top van stengels en wortels aanwezige weefsels, de meristemen, gaat dan zo snel dat onder de microscoop dat de kerndeling, die aan de celdeling voorafgaat, is te volgen. De eigenlijke lengtegroei volgt door celstrekking van de nieuw gevormde cellen. Die zeer snelle groei is buiten mooi te volgen bij fluitenkruid en bolgewassen als de tulp.

Een plant groeit door twee opeenvolgende processen: ten eerste vindt er celdeling plaats waardoor het aantal cellen (en daarmee de hoeveelheid weefsel) toeneemt. Vervolgens strekken de cellen zich maximaal uit, wat tot uiting komt in de lengtegroei van de plant. De celdeling vindt plaats in speciale “groeiweefsels”, die “meristemen” worden genoemd. Meristeem is gemakkelijk te herkennen onder de microscoop, omdat het veel meer en veel kleinere cellen heeft dan de andere weefsels (in deze afbeelding zijn de celkernen roodgekleurd en geven een indicatie van het aantal cellen op een bepaalde plek)

De eerste zaden zijn al gevormd

Opvallend is de plaatselijk overdadige bloei van pinksterbloemen. Zij vormen licht lila vlekken in de weilanden. De tulpenvelden in de polders kregen inmiddels hun felle kleurenpalet. Nog bloeien er sleedoorns, maar hun helder witte bloementooi wordt nu overgenomen door de overdadige bloei van krentenbomen en wilde kersen. Ook de vroege peren lopen al uit. In de natuur gaat alles snel, de eerste planten hebben al zaden gevormd zoals de ruwe veldkers, een familielid van de pinksterbloem, en klein hoefblad, waarvan de bloemen zijn vervangen door witte zaadpluimen. De eerste paardebloemen tonen hun in de bolvorm gerangschikte zaadpluizen.

Bomen, struiken en kruiden illustreren vervroeging van de lente na 1987 bron: B. Zwart, Meteorologica, 1-2000 en recente waarnemingen

Bomen lopen uit

Het uitlopen van bomen ging wat trager dan de groei van kruiden. De sapstroom moest op gang komen door het ontstaan van worteldruk. De temperatuur in de diepere bodem was na het smelten van de dikke sneeuwlaag aan de lage kant. De kastanjebomen kwamen al in blad, de kaarsen zijn zichtbaar en staan op het punt te gaan bloeien. Meidoorns, lijsterbessen, esdoorns en treurwilgen zijn groen, populieren en berken komen eveneens in blad. Bij de treurwilg verschijnen tegelijk met de katjes de eerste blaadjes. De katjes van de groene treurwilg ( Salix babylonica) bevatten geen stuifmeel, de meeste stekken komen van vrouwelijke exemplaren. De veel meer aangeplante gele treurwilg ( Salix alba ‘tristisis’) is een cultuurproduct, een bastaard van de schietwilg ( Salix alba) en kan mannelijk en/of vrouwelijk zijn. De iepen zijn eveneens groen, niet van het blad, maar doordat de twijgen beladen zijn met schijfvormige vruchten. Langzaam zullen de loofbossen hun prille groen gaan vertonen, maar voor eiken en beuken kan dit even duren. Toch lopen de beuken na 1988 gemiddeld veertien dagen eerder uit dan in de jaren daarvoor. De bloei van de paardekastanje is ook zo ver naar voren geschoven. De acacia komt het laatst in blad, meestal pas in mei.

Bloemetjes, bijtjes en pollen…véél te véél pollenVoor sommigen begint de misère in mei of juni, anderen hebben het hele jaar door last. Allergische rhinitis heet de aandoening, een verzamelnaam voor seizoensgebonden overgevoeligheid voor grassen en pollen, beter bekend onder de naam “Hooikoorts”.De belangrijkste verschijnselen bij hooikoorts zijn: jeukende of kriebelende neus en neus-keelholte, niezen, verstopte neus, tranende ogen (last van veel licht), en soms lichte benauwdheid. Ondanks de naam, is er geen sprake van koorts.Geschat wordt dat ongeveer 5 procent van de Nederlanders gedurende een periode van een aantal jaren lichte tot ernstige hooikoortsklachten heeft. Deze klachten doen zich bij deze mensen voor als de pollen, waarvoor ze allergisch zijn geworden door eerder contact in voorgaande jaren, in grote hoeveelheden in de lucht zweven. Deze pollen zijn afkomstig van windbestuivende planten, zoals van wilde grassen, van sommige bomen zoals elzen en berken, en van sommige onkruiden zoals bijvoet.Zodra deze planten in de lente hun voorplantingsseizoen ingaan, begint voor velen ook weer een periode van snotteren, niezen en tranende ogen… bron: LUMC

Berkenstuifmeel komt er aan

Op het ogenblik is er niet veel stuifmeel in de lucht. De weersomstandigheden dragen er toe bij en bovendien is het stuifmeel dat geen allergische reacties bij daarvoor gevoelige personen veroorzaakt. Sterke allergische reacties geeft het stuifmeel van grassen en berken. De grassen bloeien nog niet, hoewel sommige soorten al in de aren zijn geschoten, maar de bloei van de berk komt er nu aan. Matige allergische reacties veroorzaakt het stuifmeel van hazelaar en els. Beide bomen zijn echter uitgestoven. De essen produceren ook nog stuifmeel evenals de wilgen, de mannelijke populieren zijn hun katjes inmiddels kwijt geraakt.

Literatuur:

J.P.M. Woudenberg. Geschiedenis van de Landbouwmeteorologie in Nederland tot 1972. Technisch rapport KNMI, TR 116, De Bilt 1989. Overeem, Aart en Arnold J.H. van Vliet en Rudolf de Groot (Wageningen Universiteit). Vervroeging van het hooikoortsseizoen in een warmer klimaat? Meteorologica 1-2003.

Planten:

Dit artikel is een publicatie van Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI).
© Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 01 april 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.