Een ecologisch laboratorium van vijftien vierkante kilometer. Dat is het eilandje Barro Colorado Island in het Panama-kanaal. Het ontstond in 1914 toen bij de aanleg van het kanaal alleen de top van een heuvel boven water uit bleef steken. Sindsdien bestuderen biologen de tropische flora en fauna van het kunstmatige eiland nauwgezet en is het uitgegroeid tot het beroemdste onderzoeksstation in de tropen.
Bioloog dr. ir. Patrick Jansen heeft voor elkaar gekregen dat hij onderzoek mag doen op Barro Colorado Island. Dankzij een WOTRO-beurs kan hij per april voor twee jaar, onder begeleiding van prof. dr. Han Olff van de Rijksuniversiteit Groningen, aan de slag in Panama. Wat Barro Colorado Island zo bijzonder maakt is de aanwezigheid van een radiotelemetrie-systeem. Op het kleine eiland staan zeven radiomasten. Via deze masten legt een volgsysteem de bewegingen van radiografisch gezenderde dieren vast. Op een computerscherm kunnen de activiteiten in real time bekeken worden.
Momenteel zijn agouti’s, knaagdieren, en hun vijanden, ocelotten, katachtige roofdieren van ongeveer een meter lang, gezenderd. Het is een biologisch Big Brother dat bloederige prooi-predator-interacties zichtbaar maakt als bewegende stipjes op een computerscherm. Jansen gaat ‘Big Brother Panama’ uitbreiden door ook palmnoten te zenderen. De agouti eet deze zaden. Jansen wil er achter komen waardoor de agouti’s functioneren als verspreiders van de palmen. Agouti’s verstoppen grote aantallen noten in de bodem, elke noot weer op een andere plek, om een voedselvoorraad te hebben voor het droge seizoen.
Zaden die in de grond blijven zitten – omdat de agouti ze vergeet of omdat het knaagdier zelf wordt opgegeten – hebben kans om te ontkiemen en uit te groeien tot een nieuwe boom. De overlevingskans van een zaad hangt waarschijnlijk af van de levensloop van een agouti, die op zijn beurt weer overgeleverd is aan de ocelot.
Guyana
Jansens Panamese plannen sluiten naadloos aan bij zijn promotie vorig jaar februari. Hij onderzocht in het regenbos van Frans Guyana de zaadverspreiding van de boom Carapa procera door acouchies (iets kleiner dan agouti’s). Het bleek dat grote zaden die in een rijk jaar vallen, temidden van een overvloed aan andere zaden, de meeste kans hebben om verspreid te worden en vervolgens uit te groeien tot zaailing. Dit resultaat verschijnt binnenkort in het tijdschrift Ecological Monographs. Vanuit het perspectief van de acouchies is dit resultaat goed te begrijpen. In rijke jaren kunnen de zaadeters het zich permitteren kieskeurig te zijn. Hun voorkeur gaat dan uit naar grote zaden, want die bevatten de meeste energie. In zo’n rijk jaar verstoppen ze echter zoveel zaden dat ze deze onmogelijk allemaal kunnen opeten. Daardoor krijgt in rijke jaren een relatief groot deel van de zaden de kans zich te ontwikkelen tot zaailing. Voor bomen die van acouchies afhankelijk zijn, is het dus gunstig grote zaden te maken in een overvloedig jaar. Jansen: ‘Waarschijnlijk hebben zaadeters zo de evolutie van de bomen beïnvloed.’
Verjonging
Op Barro Colorado Island wil Jansen erachter komen hoe het verstoppen van zaden door knaagdieren iets oplevert voor planten. Eerst wil hij weten welke afstand de zaden kunnen afleggen. ‘In Frans Guyana vonden we de zaden die ver weg gingen meestal niet terug, een bekend probleem bij zaadverspreidingstudies. Daardoor missen we altijd de staart van de distributie, terwijl gedacht wordt dat juist die zaden belangrijk zijn voor het reproductieve succes van bomen.’ Door zaden te merken met een draadmerk waarin een zender is verwerkt, hoopt Jansen zaden te kunnen volgen ongeacht hoe ver ze gaan. De zaden worden uitgerust met kleine zendertjes die ervoor zorgen dat ze een sterk signaal afgeven zolang ze bewegen. De ontvangsttorens registreren dat signaal en bepalen de lokatie. Op bepaalde plaatsen zullen extra, lagere ontvangmasten komen om de zaden nauwkeuriger te kunnen lokaliseren.
Diefstal
Zaadverspreiding door knaagdieren is lastig te volgen omdat het in verschillende etappes gebeurt. De zaden worden regelmatig opgegraven en verderop opnieuw verstopt. Ze raken zo steeds verder van de ouderboom. Het is echter niet duidelijk hoe dit komt, de zenders moeten uitkomst bieden. ‘Door de lokaties van bewegende zaden en agouti’s te vergelijken, kunnen we onderscheiden of zaden worden verplaatst door de eigenaar die zijn eigen voedselvoorraad actief beheert, of door een buur-agouti die zaden steelt om ze in zijn eigen territorium te verstoppen.’
Het intrigerendst is natuurlijk de driehoek ocelot-agouti-palmnoten. Van alle verstopte noten ontsnappen er kennelijk genoeg aan de hongerige knaagdieren om het bos te verjongen. Maar in bestaande zaadverspreidingstudies resulteerden zaden slechts zelden in zaailingen. Hoe kan dat? Jansen wil weten hoe belangrijk de predatie van zaadeters is in vergelijking met het vergeten van zaden. Jansen: ‘Stel: een ocelot pakt een agouti. Wat gebeurt er met de zaden die hij verstopt heeft? Als die opgroeien tot zaailingen, zou je verwachten dat de verjonging van het bos plaatsvindt via territoria van opgegeten agouti’s. Wij vermoeden dat predatoren op die manier indirect de verjonging van bepaalde boomsoorten bevorderen.’