Je kent ze misschien alleen op een negatieve manier; als veroorzaker van huisstofmijtallergie, maar mijten zijn ook nuttig, sterk én mooi. Ze leven boven en onder de grond. Op één vierkante meter tref je ze soms met honderdduizend tegelijkertijd aan. Het soort grond maakt ze niet veel uit, zelfs op de Noord- en Zuidpool weten ze te overleven. De kleine beestjes vormen samen met de springstaarten de grootste groep geleedpotigen van de bodem. Boven de grond veroveren mijten een plekje in dood hout, in het water, op planten en tussen de vacht van andere dieren.

Een kleine greep uit de soorten bodemmijten.
European Atlas of Soil Biodiversity
Naam: Bodemmijt Klasse: Arachnida (spinachtigen) Aantal soorten: 48.000 bekend, maar naar schatting zijn er 400.000 – 900.000 soorten Lengte: 0,2 tot 2 millimeter Uiterlijk: lichaam dat uit twee delen bestaat, soms vergroeid. Vier paar pootjes. Dieet: springstaarten, insectenlarven, wormen of zelfs larven en nimfen van andere mijtsoorten, tot aan plantenmateriaal of fijner organisch materiaal Bijzonder: hun pootjes zijn extreem sterk
Er zijn tot nu toe 48.000 mijtsoorten beschreven, maar het totale aantal soorten wordt tussen de 400.000 en 900.000 geschat. In Europese landen vind je al snel enkele honderden tot duizenden soorten per land, waarbij de grootste soortenaantallen voorkomen in de Mediterrane landen en de Balkan.

Miljoenen jaren oud
De mijtengroep is evolutionair gezien erg oud. Er zijn fossielen van mijten gevonden die afstammen uit het Devoon (416 – 359 miljoen jaar geleden). De mijten van nu lijken sterk op de mijten die miljoenen jaren geleden leefden.
Bodemmijten leven het liefst in de bovenste grondlagen aangezien daar het meeste eten voor ze te vinden is. Sommige soorten gaan echter liever wat dieper de aarde in. Ondanks dat ze sloom bewegen kunnen ze zich snel van gebied naar gebied verplaatsen. Dat doen ze door mee te liften op de wind, het water, of op een ander dier, variërend van vliegen en insecten tot aan vogels en kleine zoogdieren.

Bijten, zuigen, zagen en steken
Het lichaam van de bodemmijt bestaat uit twee delen die in sommige gevallen vergroeid zijn tot één deel. Het lichaamsopppervlak van de mijt is verdikt en beschermt het lichaam tegen uitdroging en aanvallen van andere dieren. Ter bescherming hebben sommige mijtsoorten nog wat anders gevonden. Zij hebben aan hun lichaam twee aanhangsels die op vleugels lijken. Alleen kan de mijt er niet mee vliegen, maar krijgen zijn pootjes er extra bescherming door.

Door het leven onder de grond zijn bodemmijten blind, maar dankzij een aantal handige receptoren krijgen ze precies mee wat er om hen heen gebeurt. Zo zijn er bodemmijten die met gevoelige haartjes de omgeving waarnemen, anderen gebruiken daar kleine bekervormige orgaantjes op hun huid voor.
Dankzij die handige receptoren weten mijten een uiteenlopend buffet bij elkaar te eten, van springstaarten, insectenlarven, wormen of zelfs larven en nimfen van andere mijtsoorten, tot aan plantenmateriaal of fijner organisch materiaal dat ze samen met bacteriën en schimmels afbreken.
Sommige bodemmijten laten de helpende bacteriën en schimmels op hun rug leven. Mijten die niet in de bodem leven kunnen ook parasiteren op dieren of planten. De bek van een mijt kan daardoor per soort sterk verschillen, dat hangt af van zijn eetstijl. Sommige mijten scharrelen hun voedsel bij elkaar door de prooi te bijten, andere zuigen, zagen of steken liever.

Voortplanting zonder man
Veel mijtensoorten krijgen nakomelingen via maagdelijke voortplanting. De vrouwtjes leggen onbevruchte eitjes die zich tot imago ontwikkelen zonder dat daar een mannetje aan te pas komt. Er zijn echter ook soorten waarbij de mannetjes zaadpakketjes afscheiden die de vrouwtjes daarna ophalen.
De ontwikkeling van een pasgeboren bodemmijt tot een volwassen beestje zit ingewikkeld in elkaar. Het eitje ontwikkelt zich via een aantal larve- en nimfestadia tot imago. Daarbij ondergaat het een onvolledige gedaanteverwisseling. Dat betekent simpel gezegd dat de mijt die uit het eitje komt al op het volwassen dier lijkt, en door middel van vervellingen zich steeds meer aanpast tot het geslachtsrijp wordt. Sommige mijtensoorten komen met maar drie paar poten uit het eitje en krijgen het laatste paar poten er later bij
Klein, maar reuzesterk
Onderzoekers van de Universiteit van Tübingen in Duitsland deden in 2007 onderzoek naar de krachten van de mijtsoort Archegozetes longisetosus. En die blijken indrukwekkend groot te zijn. De beestjes konden 1180 keer hun eigen gewicht vasthouden en 530 keer hun eigen gewicht trekken, waarbij ze maar twee paar pootjes gebruiken. Uiterlijk kan bedrieglijk zijn. De gevonden krachten waren vijf keer zo groot als gedacht werd op basis van de lengte (minder dan 1 millimeter) en het gewicht (100 microgram) van de mijten. Het is relatief gezien de grootste kracht die ooit gemeten is voor klauwtjes van mijten of insecten.

Pest of welkome bewoner
Bijna alle mijtsoorten helpen mee aan het behouden van de bodemstructuur door organisch materiaal af te breken en om te zetten, al dan niet in samenwerking met schimmels en bacteriën. Hierdoor kan de bodem water en voedingsstoffen beter vasthouden. Voor de mens zijn niet alle mijtsoorten even fijn, sommige parasiterende soorten kunnen een plaag vormen voor landbouwgewassen of landbouwdieren, hoewel er ook soorten zijn die juist ingezet worden voor de bestrijding van insecten.
Bronnen:
- European Atlas of Soil Biodiversity, JRC European Commission
- Michael Heethoff and Lars Koerner, Small but powerful: the oribatid mite Archegozetes longisetosus Aoki (Acari, Oribatida) produces disproportionately high forces, The Journal of Experimental Biology, 210, 3036-3042, 2007
Lees ook:
- Aflevering 7: de loopkever
- Aflevering 6: de bodemschimmel
- Aflevering 5: de mier
- Aflevering 4: het beerdiertje
- Aflevering 3: de springstaart
- Aflevering 2: de pissebed
- Alevering 1: de regenworm