Mensen met de ziekte van Huntington treffen het slecht. Zij hebben niet alleen korter te leven, er is ook 50 procent kans dat zij het gen dat de ziekte veroorzaakt overdragen aan hun kinderen. Dit weerhoudt veel koppels waarvan één van de twee de ziekte van Huntington heeft ervan om aan kinderen te beginnen. Zo zijn er wel meer genetisch overerfelijke aandoeningen zoals Duchenne en overerfelijke borstkanker die voor veel mensen gezinsuitbreiding in de weg staan. Voor hen is embryoselectie een enorme uitkomst.
Sinds 2003 is het namelijk wettelijk toegestaan om in Nederland embryo’s die via in-vitro fertilisatie (IVF) verkregen zijn, te laten testen op Duchenne en de ziekte van Huntington. Aan de hand van de uitkomst kunnen ouders kiezen welke embryo’s ze laten inbrengen bij de moeder. In 2009 werd het besluit aangepast zodat ook op andere ernstige overerfelijke aandoeningen mag worden getest. Zo zijn ouders ervan verzekerd dat hun kind later niet hetzelfde leed te wachten staat. Maar deze behandeling heeft gevolgen waar niet iedereen voor warm loopt.

Embryoselectie – of anders gezegd, pre-implantatie genetische diagnostiek (PGD) – stelt onderzoekers in staat om het genoom van een embryo te testen op elke mogelijke eigenschap. Dus niet alleen voor overerfelijke ziektes, maar ook op eigenschappen zoals bijvoorbeeld het geslacht. Hierbij kijken klinisch genetici naar de geslachtschromosomen, zodat ze vooraf de ouders kunnen vertellen of het embryo een jongetje of een meisje wordt. Naarmate we meer te weten komen over onze genen, zullen ook het aantal eigenschappen toenemen waarop getest kan worden.

Beruchte voorbeelden zijn de blonde haren en blauwe ogen, maar ook intelligentie, muzikaliteit en voetbaltalent passeren regelmatig de revue. Leg je deze mogelijkheden echter voor aan Christine de Die en Joep Geraedts, respectievelijk hoogleraar en afdelingshoofd bij de afdeling Klinische Genetica van het Academisch Ziekenhuis Maastricht (het enige ziekenhuis in Nederland waar PGD is toegestaan), dan trappen zij heel hard op de rem. Er zijn tal van redenen waarom selectie op gewenste eigenschappen volgens hen nog heel ver in de toekomst ligt; áls het al zal gebeuren.
Hyperintelligent voetbaltalent
Laten we de zaken eens op een rijtje zetten: een normale IVF-behandeling is een zwaar traject voor de vrouw. Ze ondergaat hormoonbehandelingen, intensieve begeleiding, echo’s en puncties. Daarnaast is het duur (denk duizenden euro’s) en is de slagingskans slechts 25 procent, waardoor de hele operatie wellicht meermaals moet worden uitgevoerd. Dat doet niemand voor haar lol.

Maar dan de PGD. Er kunnen nu meestal niet meer dan tien embryo’s worden gekweekt, zegt Joep Geraedts. Daar moet er maar net eentje tussen zitten met precies de juiste combinatie van genen. Die combinatie is echter vrijwel onmogelijk vast te stellen volgens Christine De Die. Ze somt de problemen op: “We weten nog niet waar eigenschappen als oog- en haarkleur precies in de menselijke genen liggen. Andere zaken zoals lengte worden niet door één gen bepaald, maar door een samenspel van genen dat we nog niet goed kennen. Daarnaast zijn er epigenetische factoren die bepaalde sleutelgenen aan of uit zetten, en factoren zoals een goede voeding die eigenschappen als lengte beïnvloeden.”

“Heb je het over zaken als intelligentie of voetbaltalent, dan wordt het nog ingewikkelder. We praten niet alleen over een samenspel van verschillende genetische factoren, ook oefening en doorzettingsvermogen zijn belangrijk om een talent tot uiting te brengen.” De Die gokt dat er met de ontwikkelingen binnen de genetica misschien in enkele tientallen jaren meer duidelijkheid is over de eerder genoemde eigenschappen, maar dan nog blijft de kans dat je met embryoselectie een knap, hyperintelligent voetbaltalent kunt kiezen astronomisch klein.
Mirjam Schuijff, één van de auteurs van het Rathenau-onderzoek naar mensverbetering ‘Goed, beter, betwist’ doet ook een duit in het zakje. “Zelfs als we morgen doorbraken hebben die dit allemaal mogelijk maken, dan zijn er nog de juridische hobbels. Veel mensen beschouwen dit soort selectie niet als wenselijk. Er zijn niet voor niets wetten die bepalen wanneer PGD wel en niet gebruikt mag worden.” Geraedts deelt haar mening en vermoedt dat we zo honderd jaar verder zijn voordat er een verandering in de Nederlandse wetgeving komt die dergelijke selecties toestaan.
Wel of geen flaporen
De onderzoekers concluderen dat embryoselectie alleen wenselijk is om te voorkomen dat een kind wordt geboren met een ernstige genetische afwijking. Elke andere reden is niet alleen ongewenst, maar wordt volgens hen niet eens onderzocht. Schuijff geeft aan dat selectie op geslacht al wel plaatsvindt in het buitenland, bijvoorbeeld om de balans terug te brengen in het gezin.