Je leest:

Beschavingen botsen niet: Heirman versus Huntington

Beschavingen botsen niet: Heirman versus Huntington

Auteur: | 10 mei 2006

Kunnen beschavingen botsen? Nee, betoogt de Vlaamse filosoof Mark Heirman. In zijn recente boek veegt hij de visie van Samuel Huntington dan ook resoluut van tafel. Heirman maakt een duidelijk onderscheid tussen cultuur en beschaving. ‘Een cultuur is wat volken van elkaar onderscheidt, een beschaving wat hen verenigt’.

Tien jaar geleden publiceerde professor Samuel Huntington zijn ophefmakende boek ‘The Clash of Civilizations’ waarin hij een quasi-apocalyptische botsing tussen de diverse beschavingen in de wereld voorspelde. De liberaal democratische en kosmopolitische cultuur, die Huntington de ‘Davoscultuur’ noemde, werd volgens hem slechts gedeeld door één procent van de wereldbevolking en kon dus amper een wereldcultuur worden genoemd. Zelfs de massale verspreiding van westerse consumptiegoederen, het feit dat mediagroepen in westerse handen kwamen en het algemeen gebruik van de Engelse taal kon daar iets aan veranderen. Steeds meer landen moderniseerden wel, maar dit was volgens Huntington niet hetzelfde als een toenemende verwestersing. De religieuze opstoot die we sinds het ineenstorten van de oude ideologieën meemaakten, werd gedragen door brede volksmassa’s die in de ideeën van hun leiders meer zekerheid voelen dan in de ‘moderne waarden’. Sinds 11 september 2001 delen steeds meer intellectuelen Samuel Huntingtons pessimistische visie en wordt hij beschouwd als een van de belangrijkste neoconservatieve ideologen van onze tijd.

Explosieve tegenstelling

De botsing van beschavingen lijkt vanuit dit standpunt bezien intussen nog toegenomen. Niet alleen door de oorlog in Irak, de spanningen met Iran, het voortdurende conflict in het Midden-Oosten en de felle protesten tegen de Deense cartoons, maar nog meer door de economische opmars van China en India en de schijnbare wederopstanding van Rusland onder Poetin. De globalisering brengt onrust mee; met name Europa en de Verenigde Staten komen onder druk te staan van de nieuwe concurrenten op de wereldmarkt. Het stemt heel wat westerse intellectuelen pessimistisch. Hedendaagse auteurs zoals Roger Scruton, John Gray en Ad Verbrugge hebben het zelfs over het verval van godsdienst en traditie in het Westen en daarmee het einde van de beschaving. Daarmee sluiten ze aan bij Oswald Spengler en zijn ‘Der Untergang des Abendlandes’.

De vraag is of het uitgangspunt wel juist is en of beschavingen überhaupt kunnen botsen? De Vlaamse filosoof Mark Heirman meent van niet en schreef hierover een erudiet boek met de titel ‘Beschavingen botsen niet’. Het vormt de kroon op zijn werk van het afgelopen decennium – een reeks van twaalf boeiende boeken over het jodendom, het christendom en de islam, de ontwikkeling van Afrika, Europa en Amerika, en andere aspecten van de internationale politiek.

Heirman maakt een duidelijk onderscheid tussen cultuur en beschaving. ‘Een cultuur is wat volken van elkaar onderscheidt, een beschaving wat hen verenigt,’ zo schrijft hij. Een beschaving legt niet zozeer regels op, maar maakt wel duidelijk wat niet meer geduld wordt in een ‘beschaafde’ samenleving, zoals slavernij, de doodstraf, discriminatie en geweld. Door de universele aspiraties van deze verboden zou men zelfs kunnen stellen dat er maar één soort beschaving mogelijk is tegenover vele diverse culturen. Nieuw is die stelling niet. Johann Herder had in de achttiende eeuw reeds het verschil benadrukt tussen ‘Kultur’ en ‘Zivilisation’. Alleen loofde de Duitse dichter juist het unieke karakter van nationale culturen en verwierp hij het universalisme van zijn tijdsgenoot Kant. Ook de Duitse cultuurfilosoof Oswald Spengler zag cultuur en beschaving als twee tegengestelde polen en omschreef cultuur als ‘de ziel van het volk’, een na te streven hoger niveau, terwijl beschaving voor hem een zielloos eindpunt betekende. Met zijn stelling en deze voorbeelden legt Heirman heel scherp de explosieve tegenstelling bloot tussen de status-quo van de cultuur en de dynamiek van de beschaving die nog het meest zichtbaar wordt in de relatie tussen stad en platteland. Of anders gezegd, het gaat hier om een regelrechte botsing tussen conservatisme en progressiviteit.

De Vlaamse filosoof Mark Heirman. Foto: De Humanist

‘Als een cultuur zich in zekere zin vernieuwt, wil ze terug naar haar bron, zelfs als een cultuur daartoe alles moet opblazen wat een beschaving over haar heeft uitgestort’, zo schrijft de auteur. Dat zagen we nog in 2001 toen de Afghaanse Taliban de twee boeddhabeelden bij Bamiyan opbliezen omdat ze strijdig waren met de islamitische leer. Volgens de auteur is die culturele weerstand tegen een opkomende beschaving niet zo verwonderlijk omdat mensen zich steeds meer verbonden voelen met hun eigen cultuur dan met een wereldomvattende beschaving. Op het eerste gezicht lijkt dit te kloppen gezien de manier waarop de islamitische wereld zich afzet tegen de westerse beschaving, China en India hun economische plaats in de wereld veroveren, en antiglobalisten zich afzetten tegen de alomtegenwoordigheid van multinationale merken. Maar wie dieper graaft, merkt dat de beschavingstendens de afgelopen decennia met volle kracht doorzet in bijna alle landen van de wereld. Noord-Korea lijkt nog de enige uitzondering. Dat komt door toenemende communicatie en het besef in steeds meer landen dat bepaalde praktijken ‘onmenselijk’ zijn. De oprichting van het Internationaal Strafhof in Den Haag is daar een sprekend voorbeeld van, alhoewel enkele landen, zoals de VS, weigeren er aan mee te werken.

Nieuwe lichtpunten

Maar is de toenemende secularisering in het Westen dan geen bewijs van het tegendeel? Zo noemde de Vlaamse filosoof Gerard Bodifée een menselijke cultuur zonder religie nog ondenkbaar. Voor sommige culturen is dat ongetwijfeld zo, maar dat maakt een beschaving juist zo aantrekkelijk. Heirman gaat nog een stap verder en wijst er terecht op dat religies – met hun aantrekkelijke mythe van het hiernamaals – gelovigen kunnen aanzetten tot de grootste misdaden. Hij verwijst naar de zeeslag bij Lepanto in 1571 tussen Turken en christenen als een botsing van religies, maar niet van beschavingen. En ook nadien gebeurden de meeste oorlogen niet zozeer tussen beschavingen, maar tussen mensen en volkeren met diverse religieuze overtuigingen. De geschiedenis toont aan dat zich veel meer oorlogen voordeden binnen eenzelfde beschaving dan tussen beschavingen onderling, waarmee Heirman Huntingtons visie finaal van tafel veegt. Het brengt Heirman ook tot de opvallende conclusie dat ‘religie een machtige motor (is) van culturele identiteit, maar tegelijk een splijtzwam die volken en culturen tegen elkaar uitspeelt en die elke beschaving fataal kan worden’.

De zeeslag bij Lepanto in 1571, door Paulo Veronese (1528-1588). Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Maar hoe zit het dan met het begrip ‘westerse beschaving’? Is die beschaving niet gestoeld op het christendom? Neen, zo oordeelt Heirman, de westerse beschaving heeft vele wortels, niet alleen judeo-christelijke, maar ook Griekse, Romeinse, Keltische, Germaanse en zelfs Arabische. En dat, zo stelt de auteur, is het unieke van een beschaving. Het omvat juist uiterst verschillende culturen, religies en tradities. Als er al iets typisch is aan de moderne westerse beschaving dan zijn het juist de seculiere principes van de scheiding van kerk en staat, de scheiding der machten, de gelijkwaardigheid van elke mens en het recht op zelfbeschikking, maar die principes zijn nog maar twee eeuwen oud. Historici die ons huidige beschavingspeil als het resultaat van een lineaire historische ontwikkeling beschouwen, vergissen zich. Vanaf de vijfde eeuw zonk het gekerstende Westen in een diepe duisternis waarin dogma’s belangrijker waren dan empirische vaststellingen en menselijk geluk. Een soort ‘christelijke beschaving’ dus. Pas duizend jaar later zorgde de seculiere pursuit of happinessvoor nieuwe lichtpunten, een ongekende dynamiek, en zo voor de moderne westerse beschaving.

Ontwikkeling van de rechtsstaat

Heirmans visie is niet alleen boeiend, maar biedt ook hoopvolle perspectieven. Vroeger leefde amper tien procent van de wereldbevolking in steden, in 2000 was dat reeds de helft, en dat aantal lijkt alleen nog maar toe te nemen. Dat is slecht nieuws voor de drie monotheïstische godsdiensten die zich in hun teksten afkeerden van de steden. Denk aan de verwijzing in Jesaja naar de stad Babylon als ‘de grote hoer’. Steden waren het werk van de duivel. Het waren ook centra van onderwijs, wetenschap en techniek, drie ontwikkelingen die de godsdiensten met lede ogen ondergingen en zelfs vurig bekampten omdat ze ervoor zorgden dat de mens kritisch stond tegenover hun dogmatisme. Culturen en religies hebben zowat alle moderne ontwikkelingen proberen tegen te houden, maar Heirman wijst er fijntjes op dat wat ooit ontdekt en uitgevonden werd, nooit helemaal ongedaan kan worden. Opnieuw een optimistische gedachte die spoort met de nieuwsgierigheid van bijvoorbeeld jonge Iraniërs en Chinezen naar wat er gebeurt in de rest van de wereld, terwijl hun regeringen er alles aan doen om internet en televisie aan banden te leggen. Het betekent eveneens dat beschavingstendensen uiteindelijk elke religieuze en culturele grens overschrijden en automatisch leiden naar een universele attitude.

De eeuwenoude Boeddhabeelden in Bamiyan (Afghanistan) werden door de Taliban in 2001 opgeblazen.

Maar hoe zit het dan met Auschwitz en de Goelag? Het bewijs dat techniek en wetenschap niet waardevrij zijn maar in handen van fanatici kunnen leiden tot de meest gruwelijke zaken. Mensen hebben techniek nodig, maar ook de morele kracht om deze te temperen. Vandaar het belang van universele idealen die geen staat, volk, cultuur of religie centraal stellen, maar alleen de autonome mens en zijn waardigheid. Idealen en waarden die de uniciteit van elke mens erkennen en die, overeenkomstig Kant, de mens niet als een middel maar als een doel beschouwen. En juist de ontwikkeling van de rechtstaat maakt de afdwingbaarheid van dergelijke waarden mogelijk en beschermt de mens tegen dictatuur en willekeur. Daarvoor is een staat nodig. En zelfs Fukuyama erkende in 2004 dat een verzwakte of afwezige staat nog erger was dan een al te sterke staat. De rechtstaat is waarschijnlijk het belangrijkste instrument van een beschaving. En tegelijk moeten we via de wetenschap onze wereld proberen beter te begrijpen en oplossingen zoeken voor problemen die zich voordoen. Zoals voor de tsunami eind 2004. ‘Zelfs een catastrofe leert de moderne westerling hooguit wat hij nog niet kan, niet wat hij nooit zal kunnen’, is ook een optimistische boodschap van Heirman. Het alternatief is namelijk berusting en onderwerping zoals bepleit door sommige christelijke leiders in de Verenigde Staten die na de aanvallen van 11 september stelden dat dit een straf van God was vanwege het morele verval in hun land. Zoals ook de jezuïeten beweerden na de aardbeving in Lissabon in 1755.

Kinderen van de Verlichting

Beschavingen worden, in tegenstelling tot wat Huntington beweert, zelden bedreigd door andere beschavingen. Natuurlijk waren er altijd schrijvers en denkers die de beschaving principieel afwezen zoals Marx, Nietzsche en Heidegger. En er waren ontsporingen zoals de Russische en Chinese revolutie die de auteur ‘bastaardkinderen’ van de Verlichting noemt. Maar daar vergist hij zich in. Het communisme en het nazisme streefden geen beschaving van vrije mensen na, maar juist een complete duisternis waarin alleen de leiders een toorts hadden om de massa’s op het pad te zetten naar de totale morele destructie. Hun doel was niet de mens ‘op te tillen tot het goddelijke’, zoals Pico della Mirandola hoopte, maar om hem neer te slaan tot het meest dierlijke. Communisme en nazisme zijn geen kinderen van de Verlichting omdat ze tegengesteld zijn aan de drie essentiële kenmerken ervan: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Alleen het kritisch rationalisme komt tegemoet aan de principes van de Verlichting en die staan lijnrecht tegenover het traditionalisme, het conservatisme en het botte racisme van de twintigste-eeuwse despoten.

Heirman ziet drie periodes in de Verlichting. De tweede helft van de achttiende eeuw, de Belle Epoque tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw en de periode na de Tweede Wereldoorlog tot pakweg 1973. De omwentelingen van 1968 ziet hij reeds als een ondergraving van de welvaartstaat door de romantiek. Nu wacht hij op een vierde adem van het vooruitgangsoptimisme. Die strakke opdeling klopt niet helemaal. In tal van landen – ook in de meest afgesloten – is de geest van het individualisme en de vooruitgang definitief uit de fles. De reactionaire oprispingen ogen misschien wel spectaculair, maar wereldwijd beseffen steeds meer mensen de waarde van de beschaving. Dat de weg naar de universele liberale democratie nog niet wijd open ligt klopt, dat niet weg dat de vooruitgang onomkeerbaar is. De auteur beschrijft zelf hoe het wereldbeeld van mensen van het begin van de twintigste eeuw verschilde van dat van huidige generaties. ‘Er zijn geen afstanden meer,’ zo schrijft Heirman en dat klopt ook. Net de toenemende communicatie en kennis maakt dat de gesloten geest, het platteland, in feite verdwijnt en plaats maakt voor de openheid en verscheidenheid van de universele stad. Een wereldstad waarin diverse culturen en religies hun plaats hebben, maar waar de beschaving boven staat, en elk individu zijn eigen idee mag vormen en gang kan gaan voorzover hij de rechten en vrijheden van anderen niet aantast.

Universele seculiere moraal

Het overgrote deel van de voorbije oorlogen gebeurde niet tussen beschavingen, maar wel tussen staten en culturen van eenzelfde beschaving. Tegenover ‘God save the queen’ stond gedurende de oorlog ’ Gott mit uns’. Culturen willen niet méér beschaving maar juist minder. De omstreden theoloog Hans Küng stelde dat geen enkele religie een andere van een gemeenschappelijk waardestelsel kan overtuigen en pleit voor een oecumenisch en interreligieus perspectief. Dat is al te optimistisch. Religies zullen juist door hun dogmatische uitgangspunten moeilijk een gemeenschappelijke morele code kunnen vinden. Het enige alternatief lijkt me dan ook een ‘universele seculiere moraal’ als basis voor een soort wereldomspannende beschaving. In die zin is de visie van Huntington dat een beschaving ‘een cultuur met een hoofdletter is’ verkeerd. ‘Als beschavingen een centrale kern hebben, ligt die in de toekomst, niet in het verleden’, aldus Heirman. Daarmee volgt de auteur dezelfde lijn als Kant met zijn pleidooi voor een eeuwige vrede. Vroeger konden staten hun grenzen nog hermetisch sluiten, maar dat is nu (gelukkig) onmogelijk. Dankzij onderwijs, technologie en wetenschap zijn we op weg naar een eerste echt universele beschaving, en daar kunnen we als wereldburgers alleen maar blij om zijn. ‘Er is geen beschaving zonder open grenzen in tijd en ruimte’, aldus de auteur, en hij heeft gelijk. Het toont ook aan dat diegenen die de grenzen voor vreemdelingen, andere culturen en religies willen sluiten uiteindelijk ook de doodsteek geven aan de beschaving waarin we in het Westen leven.

Het boek van Heirman vormt niet alleen waarschuwing voor allerlei vormen van culturele en religieuze onverdraagzaamheid, maar wijst ook de enige weg om een vreedzaam samenleven tussen mensen met diverse overtuigingen mogelijk te maken. We hebben meer behoefte aan beschaving en minder aan reactionaire en conservatieve ideeën van vermeende ‘eigenheid’, ‘zuiverheid’ en ‘volksverbondenheid’. Pas als we dit conservatisme kunnen doorbreken, is er hoop op een ‘eeuwige vrede’ zoals ooit nagestreefd door de vader van de Verlichting: Kant.

Bron Mark Heirman (2006). Beschavingen botsen niet. In de tang tussen religie & cultuur. Antwerpen: Houtekiet.

Dit artikel is een publicatie van De Humanist.
© De Humanist, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 10 mei 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.