In de negentiende eeuw waren veel mensen bang voor seks. Je kon er ziek van worden. Van masturbatie of ‘onanie’ werd je doof, gingen je ogen achteruit en kon je uiteindelijk zelfs waanzinnig worden. Als jongemannen hun lichaamssappen zomaar lieten wegvloeien, dan werden ze lusteloos, nukkig en schuw. Ouders moesten dus goed opletten en hun kinderen waarschuwen voor de afgrijselijke gevolgen. Werkte dit allemaal niet, dan was er nog de anti-onaneergordel: een band waardoor je nergens met je vingers aan kon zitten. Met ‘s nachts zo’n riem om in bed was de lust waarschijnlijk snel verdwenen…

Enger nog dan masturbatie was homoseksualiteit. Seks tussen twee mannen ging tegen alle regels in. Met de Bijbel in hand werden deze ‘sodomieten’ eeuwen lang veroordeeld. Bijvoorbeeld rond 1730 heerste de angst. Toen werden Adrianus van Vleuten en Pieter Goddeeus zonder pardon ter dood veroordeeld op het Rotterdamse VOC-schip Patmos. Wat hadden ze gedaan? ‘Met malkanders mannelijkheijd gespeelt.’ Nu iets om over te glimlachen, maar in de achttiende eeuw een griezelig idee.
Ook prostitutie vond men gevaarlijk. Die angst was niet helemaal onterecht, want het besmettelijke syfilis (de Venusziekte) maakte veel slachtoffers. In alle grote Hollandse steden zaten bordelen die goed bezocht werden. Maar liefst 12% van de Nederlandse landmacht leed in 1850 aan ‘venerische en syphilitische ziekten’. Prostituees moesten daarom regelmatig medisch gekeurd worden. Dat zorgde voor meer hygiëne, maar hielp niet tegen de halfnaakte dames op straat. Dominee Hendrik Pierson was bang voor het zielenheil van deze verloren schapen en probeerde hen te redden. Met enig succes: in 1911 kwam er een bordeelverbod. Pas in 2000 is dat verbod weer afgeschaft.