Of hij daadwerkelijk vloog, valt waarschijnlijk nooit meer te achterhalen. Maar de beantwoording van de vraag of hij in staat was om te vliegen, is een stuk dichterbij gekomen.
Onderzoekers van het Museum voor Natuurlijke Historie in Londen hebben namelijk de hersenpan uit het in hun museum aanwezige exemplaar geïsoleerd; dit onderdeel van de schedel is ongeveer 2 cm groot. Deze hersenpan is op de Universiteit van Texas onderzocht met een vorm van hoge-resolutie tomografie. Bij die techniek wordt met behulp van röntgenstralen een beeld verkregen van een bepaald vlak in een voorwerp. In feite onderzoekt men dan dus een heel dun plakje van het betrokken voorwerp. In dit geval waren die plakjes extreem dun: minder dan de helft van een blaadje papier. Door al deze extreem dunne plakjes als het ware op elkaar te leggen, wordt een drie-dimensionaal beeld van het voorwerp verkregen. Niet alleen van de buitenkant (die kan men immers ook gewoon zien), maar ook van het inwendige.
Het Londonse exemplaar van Archaeopteryx
Zo kreeg het onderzoeksteam onder meer een beeld van het binnenoppervlak van de hersenpan. Die is niet geheel glad, want de hersenen (met hun kronkels, etc.) laten daar in de loop van tijd hun sporen op achter. Aan de hand van die sporen (indrukken) konden de onderzoekers dus heel nauwkeurig de vorm van de buitenkant van de hersenen reconstrueren. Dat gebeurde met digitale technieken. Ook van het binnenoor werd zo een zeer precies beeld verkregen. Vergelijking van de zo verkregen gegevens met soortgelijke gegevens van huidige vogels en reptielen kon op deze manier inzicht verschaffen in de ‘verstandelijke’ vermogens van Archaeopteryx.
De onderzochte hersenpan
Het blijkt dat de hersenen van deze vogel veel gemeen hadden met die van de huidige vogels, al waren ze primitiever. Ze waren groter dan die van een hedendaags reptiel met vergelijkbare afmetingen, maar kleiner dan die van recente vogels van gelijke grootte. De opbouw was in wezen gelijk aan die van vogels, maar de gebieden die gericht waren op beweging waren groter. Ook waren de visuele centra groter dan bij de huidige vogels. De oudste vogel was sterk gericht op zien.
De resultaten van het onderzoek van het binnenoor zijn zeer belangwekkend, omdat uit recent onderzoek is gebleken dat de karakteristieken daarvan sterk samenhangen met gedrag en leefwijze. Bij Archaeopteryx blijkt ook in dit opzichten een veel grotere gelijkenis te bestaan met recente vogels dan met recente reptielen, en bovendien blijkt dat coördinatie van hoofd- en oogbewegingen zeer goed moet zijn geweest.
Hiermee is de vraag of Archaeopteryx kon vliegen nog niet echt beantwoord. Daarom hebben de onderzoekers de verkregen gegevens vergeleken met die van soortgelijke gegevens die bestonden van een pterosauriër: een goed vliegend dier dat echter duidelijk tot de sauriërs (en dus de reptielen) behoorde. De verhouding tussen omvang van de hersenen en lichaamsgewicht blijkt voor Archaeopteryx en pterosauriër vrijwel identiek. Op basis van al deze (en meer) argumenten komen de onderzoekers tot de conclusie dat de hersenen van Archaeopteryx vliegen mogelijk moeten hebben gemaakt. En hun onderzoek bevestigt dat Archaeopteryx een tussenvorm is tussen sauriërs en vogels, maar meer met de laatste groep gemeen heeft dan met de eerste.
Literatuur:
Dominguez Alonso, P., Milner, A.C., Ketcham, R.A., Cookson, M.J. & Rowe, T.B., 2004. The avian nature of the brain and inner ear of Archaeopteryx. Nature 430, p. 666-669. Stokstad, E., 2004. X-ray scan shows oldest known bird had a brain. Science 305, p. 764. Witmer, L.M., 2004. Inside the oldest bird brain. Nature 430, p. 619-620.
Zie ook:
- Hoe vliegt de oervogel? (Kennislinkartikel)
- Vreemde vogels (Multimediafragment, VPRO’s Noorderlicht)
- Unieke oervogel gevonden (Kennislinkartikel)
Lees ook meer nieuws op de website van NGV Geoniews