Je leest:

Ambassadeur tegen wil en dank

Ambassadeur tegen wil en dank

Cornelis Haga in Istanboel

Auteur: | 21 februari 2012

Nederland viert dit jaar 400 jaar diplomatieke betrekkingen met Turkije. Dat de Nederlanders betrokken zijn geraakt bij de politiek van het Ottomaanse Rijk hebben we eigenlijk te danken aan de Spanjaarden.

Officieel vestigde de eerste Nederlandse ambassadeur zich in 1612 in Istanboel. Maar voor die tijd had Willem van Oranje al enkele malen via een oude vriend contact gezocht met de Ottomaanse regering. Hij kon wel wat hulp gebruiken tijdens de Opstand (de Tachtigjarige Oorlog) tegen de Spanjaarden. Helaas voor Willem kwamen zijn vertegenwoordigers in 1566 en 1569 onverrichte zaken terug. Ondanks dat droegen de Nederlandse opstandelingen Turkse symbolen zoals de halve maan, en voeren ze de leus “Liever Turks dan paaps (of paus)”.

Geuzenpenning met opschrift Liever Turks dan Paus (1570).

Wikicommons

Liever Turks dan…

Ottomanen, ook wel Turken genoemd, hadden geen goede naam in Europa. De mensen associeerden hen met wrede en onmenselijke woestelingen. Ook de oprukkende Islam werd als bedreiging gezien voor het Christendom. Wanneer de Ottomanen in 1529 voor de muren van Wenen liggen, siddert Europa op haar grondvesten. Pamfletten met het dreigende frontnieuws bereikten ook Nederland en daarin werden de Turken een stuk slechter afgespiegeld dan ze in werkelijkheid waren. Dat de Nederlandse opstandelingen toch liever onder Turks beheer zouden komen dan onder katholieke bevelhebbers, geeft aan hoe erg ze het gehad hadden met het Spaanse wanbeheer en de wrede Inquisitie. Het plunderen en uitmoorden van de steden Naarden en Zutphen in 1572 deed de Spaanse populariteit geen goed. De Turkse symbolen die rond die tijd werden gebruikt, waren dan ook voornamelijk bedoeld als belediging aan het adres van de katholieke overheersers.

Ottomaanse handelaren in Antwerpen

Spanje was ook de vijand van het Ottomaanse rijk. Dus hoewel de sultan Willem van Oranje niet gelijk te hulp was geschoten, bleef zijn regering de Opstand wel volgen. Na enkele jaren hadden de Ottomanen wel door dat het menens was in de Nederlanden en besloten ze geld in de Opstand te steken, onder het motto ‘steun de vijand van de vijand’.

Tussen 1579 en 1582 reisden vertegenwoordigers van de grootvizier Sokollu Mehmet Pasja diverse keren van Istanboel naar Antwerpen. In hun kielzog volgden de Turkse handelaren, dat wil zeggen Joodse, Armeense en Griekse inwoners van het immense Ottomaanse rijk. Vanaf 1582 kwam de Turkse stapelmarkt tot stand in Antwerpen.

De Levant.
wikicommons

Door de inname van deze stad door de Spanjaarden in 1589 en daaropvolgend de breuk tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden, verloren de Opstandelingen hun handelscontacten met de Ottomanen. Hollandse zeevaarders voeren nog wel op het Middellandse zeegebied en de Levant, maar onder Franse of Engelse vlag. Deze naties hadden nog wel handelsbetrekkingen met het sultanaat.

De schepen hadden erg veel last van de kaapvaart bij Noord-Afrika, ook wel de Barbarijse zeeroverij genoemd. Hierdoor zaten er aardig wat Nederlandse krijgsgevangenen in de Marokkaanse cel. Om hen vrij te krijgen besloten de Staten-Generaal om de sultan te paaien. Na de overwinning van prins Maurits op Spaanse galeischepen bij Sluis in 1604, lieten de Staten-Generaal moslims vrij in plaats van losgeld voor hen te vragen. Deze mannen hadden als slaven op de Spaanse schepen moeten roeien. Ze konden meevaren op een schip met Nederlandse gezanten naar Marokko.

Dit gezantschap had echter de macht van de sultan in Marokko overschat want hier kregen ze geen Nederlandse krijgsgevangen mee. Maar het gebaar was niet onopgemerkt gebleven en een briefwisseling met het sultanaat volgde. De minister van marine, Khalil Pasja, zag wel wat in een bondgenootschap met de Nederlanden tegen Spanje. Hij nodigde namens de regering van de sultan, de Verheven Porte genaamd, de Republiek uit om een ambassadeur te steuren om formeel de handelsbetrekkingen te regelen en vriendschap te sluiten.

Opkomst Ottomaanse rijk

Op verzoek van de Byzantijnse keizer Johannes Cantacuzenus kwamen de eerste Ottomaanse troepen in het midden van de 14e eeuw naar Europa. Cantacuzenus wilde de Turken gebruiken om zijn Byzantijnse tegenstanders uit te schakelen. Tot zijn schrik gingen ze alleen niet meer weg. De Ottomanen vestigden zich permanent in Griekenland en begonnen van daaruit hun opmars in Europa. Overwinningen op de Balkan leidden tot een kruistocht in 1389 maar de christenen werden verpletterend verslagen. De Ottomanen stootten door en versloegen halverwege de 15e eeuw opnieuw kruisridderlegers. De verovering van Constantinopel (nu Istanboel) in 1453 bracht een enorme schok teweeg en een roep om een nieuwe kruistocht bereikte zelfs de Nederlanden. Die kwam er alleen niet vanwege de verdeeldheid in het Christelijke kamp. In het begin van de 16e eeuw vergrootten de Ottomanen hun rijk met Syrië, Egypte, Palestina – inclusief de heilige stad Jeruzalem – en de heilige moslimsteden Mekka en Medina. Sultan Süleyman de Grote (1520-1566) bereikte het hoogtepunt van macht en welvaart voor het Ottomaanse rijk. Hij belegerde in 1529 voor het eerst Wenen. De Turken waren doorgedrongen tot het hart van Europa.

Na maanden van wikken en wegen – het waren dure tijden – bemoeiden de invloedrijke Levanthandelaren en zelfs Raadspensionaris Johan van Oldenbarneveld zich met de kwestie. Op hun aandringen besloten de Staten-Generaal op het aanbod van Khalil Pasja in te gaan. Ze zouden voorlopig een gezelschap sturen die moest onderzoeken of een gunstige capitulatie ten behoeve van de vrije handel er in zat. In zo’n capitulatie legde de regering van de sultan bepaalde commerciële, juridische en fiscale voorrechten van buitenlandse mogendheden vast.

Johan van Oldenbarneveld stelde eigenhandig het capitulatievoorstel op. De Staten-Generaal hadden hoge verwachtingen van het bezoek. De delegatie kreeg daarom dure en strategische geschenken mee zoals kaarten met nieuwe zeeroutes. Voor de Spaanse koning was het erg ongunstig dat dit materiaal in Turkse handen kwam.

Cornelis Haga, eerste Nederlandse ambassadeur in Istanboel 1612-1639.
Rijksmuseum

Handelsbelangen en beruchte feestjes

De jonge meester in de Rechten Cornelis Haga, die zijn diplomatieke kwaliteiten eerder had bewezen, was de aangewezen persoon om de taak van tijdelijk ambassadeur op zich te nemen. Na een reis van een half jaar kwam hij in 1612 met zijn gezelschap aan in Istanboel. Khalil Pasja zag er persoonlijk op toe dat Haga wegwijs werd gemaakt in het protocol en de diplomatieke verhoudingen in het machtscentrum van Istanboel.

Na drie maanden onderhandelen mocht Haga op audiëntie komen bij de sultan. Dit was een soort vernederend ontgroeningsritueel waarbij veel blingbling en machtsvertoon te pas kwam, maar gelukkig kreeg Haga uiteindelijk zijn gunstige capitulatie mee. De voorwaarde was alleen wel dat de nieuwbakken ambassadeur permanent in Istanboel zou blijven. Dit lag niet helemaal in de planning, maar Haga had geen keus. Hij huurde een huis met de allure van een paleis in het oude stadsdeel Pera, dat samen met het drukke handelscentrum Galata het rijke Europese deel van de stad vormde.

Haga kon dit makkelijk betalen met een jaarsalaris van 10.000 guldens, het dubbele van wat Johan van Oldenbarneveld verdiende. Maar de Staten-Generaal moesten hem dit wel betalen als ze wilden dat Haga serieus genomen zou worden. Aan het Ottomaanse hof en onder de andere diplomaten heerste een overdadige cultuur en was statusvertoon belangrijk, inclusief een hele rits onnodige werknemers. Om wat gedaan te krijgen had je geld en dure cadeaus nodig en feestjes met veel drank waren dé methode om informatie uit mensen te krijgen.

Om voor vol aangezien te worden moest Haga hier ook aan meedoen. Uit de bronnen komt echter niet naar voren dat hij dit vervelend vond. Een jonge officier, die met zijn oorlogsschip in de haven van Istanboel lag en een feestje van Haga bezocht, gaf erg af op diens zedeloze levenswijze. Hij zou zijn geld moeten besteden aan het vrijkopen van krijgsgevangen in plaats van aan hoeren en snoeren! Ook had de 34-jarige Haga al kort na zijn aankomst in Istanboel een vrouw moeten afkopen om onder een akte van vaderschap uit te komen.

Aankomst Cornelis Haga in Istanboel (1612).
Enkhuizer Almanak

Tijdens zijn ambassadeurschap was Haga’s belangrijkste taak de bevordering van de handel en bescherming van de vrije scheepvaart. Maar met de jaren verslapte de aandacht van de Staten-Generaal voor de Nederlandse activiteiten in Istanboel. De handel veranderde en door de opening van de Perzische Golf konden schepen direct naar Syrië varen om Perzische tapijten en Indische specerijen te halen.

Vanaf 1621 kreeg Haga helemaal geen opdrachten meer vanuit de Republiek en moest hij het zelf maar uitzoeken. Tijd om te vertrekken en een Nederlandse bruid te zoeken dacht Haga, maar helaas. Zonder zijn aanwezigheid zou ook de gunstige capitulatie vervallen. Om toch aan een goede vrouw te kunnen komen, trouwde hij met de handschoen: zonder zelf aanwezig te zijn trouwde hij in Nederland met de Delftse burgemeestersdochter Aletta Brasser. Na haar komst in Istanboel kwam het leven van Haga in een rustiger vaarwater. Het zou echter nog tot 1639 duren voor hij eindelijk terug mocht keren naar de Republiek.

Palais de Hollande, het Nederlandse Consulaat-Generaal, te Istanboel.
Flickr

Echte vervangers kwamen er voorlopig niet: Haga’s werkzaamheden zouden worden waargenomen door zijn vroegere assistenten. Desalnietemin zouden de Nederlanders bijna de volle 400 jaar in Istanboel blijven, met korte uitzonderingen tijdens de Bataafse Revolutie en het bewind van Napoleon. Vlak bij de plek waar Haga ooit zijn riante huis huurde, bleef de Nederlandse delegatie gevestigd. Het huidige pand van het Consulaat-generaal, het Palais de Hollande, verrees in 1858 nadat meerdere houten voorgangers waren afgebrand.

Meer lezen Vanaf april 2012 ligt de biografie Cornelis Haga, Pioneer & diplomaat in Constantinopel, geschreven door Ingrid van der Vlis en Hans van der Sloot, in de winkels. Deze biografie belooft belangrijke nieuwe inzichten in de geschiedenis te leveren. Wegbereiders als Cornelis Haga zouden er voor hebben gezorgd dat Nederland in de zeventiende eeuw kon uitgroeien tot een van de machtigste handelsnaties ter wereld.

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 21 februari 2012
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.