Bodemfauna is een verzamelnaam voor een enorme vormenrijkdom aan soorten, die in afmeting variëren van minder dan een millimeter tot meer dan een meter. Hierbij geldt in grote lijnen: hoe kleiner de soort hoe algemener. Wat deze soorten met elkaar gemeen hebben is dat hun gehele levenscyclus, of het overgrote deel, zich in de bodem afspeelt. Sommige soorten zijn geheel aangewezen op de bodem voor hun voedsel, groei, voortplanting en overleving bij droogte, hitte of koude. Denk aan regenwormen, de mol of de veenmol (een soort krekel). Zij kunnen buiten de bodem niet overleven.

Andere soorten komen maar voor een deel van hun levenscyclus in de bodem voor, meestal als ei, larf of pop. Veel vliegen en kevers behoren tot deze groep. Menigeen zou deze insecten niet als bodembewoner benoemen. Toch leven ze als larf vele malen langer in de bodem dan dat zij als volwassen dier bovengronds worden waargenomen. De larven van deze soorten leven vaak van plantenwortels, afgevallen blad of mest, terwijl de volwassen stadia meestal boven de grond hun voedsel bij elkaar scharrelen als planteneter of bloembezoeker.
Er zijn ook vele soorten die bijna hun gehele levenscyclus boven de bodem doorlopen, maar die de bodem nodig hebben om te overwinteren en te verpoppen van nymf of larf naar volwassen stadium. Dit zijn geen typische bodemdieren maar in hun levenscyclus speelt vroeger of later de bodem wel een belangrijke rol. Voorbeelden van dergelijke soorten zijn vlinders en tripsen.

Voorzichtige schatting
Volgens het Nederlands Soortenregister (de webpagina met de burgerlijke stand van de Nederlandse natuur) kent ons land momenteel 34.220 geregistreerde soorten, waarvan iets meer dan driekwart meercellige dieren zijn. Volgens een voorzichtige inschatting zijn 6.300 soorten te classificeren als sterk afhankelijk van de bodem (zie de tabel hieronder). Dit is 22% van het aantal Nederlandse diersoorten. Daarmee maakt de bodemfauna een substantieel deel uit van de Nederlandse biodiversiteit. Daarnaast kan het aantal met het oog waarneembare exemplaren oplopen tot meer dan 100.000 per vierkante meter bodem, en dat maakt bodemfauna ook functioneel een belangrijke component van het ecosysteem.
De enorme verscheidenheid aan bodemdieren in een gemiddelde vierkante meter grond stelt ecologen voor problemen. Deze ongewoon grote rijkdom verhoudt zich slecht tot de gangbare ecologische theorie. Veel soorten zijn vergelijkbaar in hun keuze voor microhabitat en dieet, en delen dezelfde predatoren, wat een sterke concurrentie in de hand werkt.

Een deel van de verklaring zit in de heterogeniteit van de bodem en de aanpassing die soorten gevonden hebben voor een leven in grond. De bodem is voor dieren een lastige leefomgeving. Zo is deze in tegenstelling tot de lucht of het water ondoorzichtig, waardoor communicatie tussen individuen grotendeels via geuren verloopt. Bovendien is de bodem niet gemakkelijk om doorheen te bewegen, tenzij je kunt graven of gebruik kunt maken van andere soorten die de bodem van structuur voorzien, zoals regenwormen. Deze structuur geeft op zijn beurt samen met afgestorven bladstrooisel van boven naar beneden korte en scherpe gradiënten in vochtigheid, temperatuur en zuurgraad in de bodem. Het is deze heterogeniteit in abiotische bodemcondities die een belangrijke verklaring geeft voor de rijkdom aan bodemfauna.
In de tabel zijn soorten bodemdieren opgenomen die geheel of grotendeels aan de bodem zijn gebonden. Het aantal soorten per groep is gebaseerd op het Nederlands Soortenregister. Alleen groepen met vertegenwoordigers in de bodem zijn opgenomen. Informatie uit de literatuur, voor zover aanwezig, is gebruikt om soorten in te delen als bodemdier. Bij afwezigheid van informatie is er vanuit gegaan dat de soort niet aan de bodem is gebonden. Het is dus een voorzichtige schatting.
Diergroep | Aantal soorten in Nederland | Aantal soorten in bodem of gebonden aan de bodem | Als % van het totaal aantal soorten | Opmerking |
---|---|---|---|---|
Wormen | ||||
Regenwormen | 24 | 24 | 100% | |
Potwormen | 7 | 7 | 100% | |
Slakken | ||||
Naakt- en huisjesslakken | 342 | 116 | 34% | Allen longslakken |
Spinachtigen | ||||
Spinnen | 669 | 167 | 25% | |
Hooiwagens | 37 | 19 | 52% | |
Pseudoschorpioenen | 23 | 13 | 57% | |
Mijten | 1.132 | 453 | 40% | Voornamelijk mosmijten en roofmijten |
Duizendpootachtigen | ||||
Duizendpoten | 41 | 39 | 95% | |
Miljoenpoten | 51 | 50 | 98% | |
Weinigpotigen | 9 | 9 | 100% | |
Wortelduizendpoten | 15 | 15 | 100% | |
Kreeftachtigen | ||||
Vlokreeften | 180 | 5 | 3% | |
Pissebedden | 86 | 39 | 45% | |
Zespotigen | ||||
Springstaarten | 344 | 330 | 96% | |
Beentasters | 3 | 3 | 100% | |
Tweestaarten | 10 | 10 | 100% | |
Insecten | ||||
Rotsspringers | 5 | 5 | 100% | |
Sprinkhanen | 46 | 34 | 74% | |
Kakkerlakken | 8 | 4 | 50% | |
Oorwormen | 6 | 6 | 100% | |
Tripsen | 284 | 10 | 4% | De meeste Nederlandse soorten verpoppen en overwinteren in de bodem |
Wantsen, cicaden, bladluizen | 1.718 | 147 | 9% | Vooral wantsen |
Kevers | 4.528 | 1.950 | 43% | |
Gaasvliegen | 73 | 3 | 4% | Alleen mierenleeuwen |
Kokerjuffers | 180 | 1 | 0.6% | |
Vlinders | 2.206 | 83 | 4% | Nog eens 434 vlinders overwinteren en verpoppen in de bodem |
Schorpioenvliegen | 6 | 6 | 100% | Alleen de nymfen leven in de bodem |
Vliegen en muggen | 4.967 | 2.033 | 41% | Alleen de larven en de poppen leven in de bodem |
Vliesvleugeligen | 5.463 | 665 | 12% | Voornamelijk angeldragers (86% van de soorten), nog eens 530 soorten overwinteren en verpoppen in de bodem (bladwespen) |
Gewervelden | ||||
Amfibieën | 20 | 0 | 0% | 16 soorten overwinteren in de bodem |
Reptielen | 9 | 8 | 87% | |
Vogels | 203 | 19 | 9% | Broedend én fouragerend op of in de bodem |
Zoogdieren | 116 | 31 | 27% | In de bodem levend of graaft een hol |
Totaal | 22.663 | 6.304 | 28% |