Maar muzikale emotie is idiosyncratisch en daardoor lastig te onderzoeken. Niet elke muziek maakt bij iedereen dezelfde emotie los. De een wordt gelukkig van een cantate van J.S. Bach, de ander somber.
De Britse psycholoog John Sloboda onderving dit probleem met een grote groep proefpersonen. Zij kregen muziek te horen en moesten met een joystick aangeven wanneer de muziek meer of juist minder emotioneel werd. Zo kon Sloboda de vaak zeer persoonlijke associaties met muziek er uit filteren.
Uit die experimenten bleek dat mensen op dezelfde muzikale momenten emoties vertonen. Dat is als de melodie wordt onderbroken door een noot die geen onderdeel is van de melodie, een appoggiatura. De eerste noot van Yesterday van The Beatles is een appoggiatura. Yes-ter-day, all my troubles seemed so far away. De noot op ‘Yes’ valt buiten de melodie die vanaf ‘ter’ klinkt. Na analyse blijkt dat muziek met melodieuze verrassingen veel appoggiatura’s bevatten.
Ook nuttig voor de componist die emotie wil oproepen, is het gebruik van ritmische syncopatie. Daarbij komt een noot buiten het gangbare ritme van – bij een vierkwartsmaat – een-twee-drie-vier-een-twee-drie-vier. Illustratief is de eerste a van away in ‘all my troubles seemed so far away’.
Luisteraars zoeken – meestal onbewust – naar een ritmisch en melodisch patroon. Een verandering daarin valt dat op en leidt tot emotie. Welke emotie dat is, verschilt per persoon en cultuur. Jonge mensen vertonen doorgaans meer emotie bij pop en rock dan bij klassieke muziek. Voor de westerse bevolking klinkt gezang uit een moskee vals. Wij associëren de zogeheten mineurnoten in de blues met verdriet en tragiek, boeddhistische monniken hebben die associatie niet.
Sommige kenmerken roepen wel een universele emotie op. Muziek die langzamer en zachter wordt, wordt wereldwijd geassocieerd met somberheid. Denk aan Paul McCartney’s langzaam en laag gezongen noten op ‘why she’ in de zin ‘Why she had to go I don’t know’. Al dan niet bewust speelden The Beatles op de emotie.