De ziekte van Kawasaki. Het beeld van een motor doemt automatisch op. Ten onrechte. Het gaat niet om vijftigers die opeens en masse motor gaan rijden, maar om een zeldzame kinderziekte. Alleen de afkomst is de overeenkomst. De Japanner dr. Tomisaku Kawasaki beschreef de aandoening voor het eerst in 1967.
Arts-onderzoeker Maarten Biezeveld bestudeert sinds enkele jaren deze ziekte in samenwerking met Taco Kuijpers, kinderarts en hoogleraar Kinderimmunologie, en kindercardioloog Irene Kuipers.
Taco Kuijpers: ‘De ziekte van Kawasaki lijkt op het eerste gezicht op een virale aandoening of roodvonk. Kinderen hebben hoge koorts en krijgen onder meer last van rode ogen, vlekken op de huid en opgezwollen handen en voeten. Bovendien zijn de lippen gebarsten en zetten de lymfeklieren op. Regelmatig wordt de aandoening daardoor verward met andere ziektebeelden, zoals rode hond of hersenvliesontsteking. Al snel blijkt echter de antibioticakuur van de huisarts niet te werken. De koorts houdt aan en het kind wordt zieker en zieker. Meestal stelt een kinderarts pas in het ziekenhuis de juiste diagnose op basis van klinische symptomen.’
Erfelijke aanleg
Bij een Kawasaki-patiëntje ontstaan door het hele lichaam ontstekingen in de bloedvaten. De meeste kinderen ondervinden daarvan geen blijvende gevolgen, vertelt Kuijpers. ‘Ze knappen snel weer op: de koorts neemt af en de huid vervelt. Bij een kwart van de patiëntjes verloopt het ziektebeeld dramatischer. Zij reageren niet op de therapie en hun kransslagader wordt blijvend aangetast. Al is de aandoening zeldzaam – in Europa vijf tot vijftien per honderdduizend inwoners – het is wel de meest voorkomende hartziekte bij kinderen.’
Hoe de ontstekingen ontstaan, is nog steeds een raadsel. De meest gangbare theorie gaat uit van een infectie door een virus of bacterie, maar erfelijke aanleg is ook niet uitgesloten. Bij Kawasaki gaat het immers om een ontspoorde reactie van het afweersysteem: in plaats dat het beschermt, slaat het op hol.
Met steun van de Hartstichting is het AMC enkele jaren geleden gestart met een studie om markers in het bloed te vinden. En niet voor niets. Onlangs is een gendefect gevonden bij een bepaald eiwit dat met het afweersysteem te maken heeft. Deze vinding leverde de onderzoekers een publicatie op in The Lancet.
Maarten Biezeveld: ‘Het gaat om het zogenaamde mannose-bindend lectine (MBL). Bij negentig patiënten hebben we dit eiwit vergeleken met dat van gezonde kinderen. Meer dan de helft van de Kawasaki-patiëntjes bleek het gendefect te hebben. Bovendien stelden we vast dat kinderen met deze mutatie die jonger dan een jaar waren, een veel groter risico lopen op het ontwikkelen van een beschadiging van de kransslagader. De volgende stap zou bijvoorbeeld kunnen zijn om deze kinderen met een gendefect vanaf het begin een andere vorm van therapie te geven, bijvoorbeeld gezuiverd MBL. Hoewel er binnenkort trials van start gaan om het effect daarvan te onderzoeken bij kankerpatiënten, is het nu nog te vroeg voor toepassing bij Kawasaki.’
Behandeling
De rest van medisch Nederland weet het AMC inmiddels goed te vinden als het om de ziekte van Kawasaki gaat. Irene Kuipers geeft aan dat zo’n één à twee keer per maand kinderen met de ziekte worden gepresenteerd. ‘De behandeling bestaat doorgaans uit een hoge dosis intraveneus immunoglobulinen (IVIG), een eiwitcomponent uit menselijk bloed dat de ontstekingen vermindert. Deze therapie combineren we meestal met een hoge dosis aspirine. Als te laat wordt gestart met de behandeling is de kans groot dat de ontsteking door de wand van de kransslagader sijpelt, waardoor deze verwijd raakt of zich ontwikkelt tot een zogenaamde kralenketting – een serie van die verwijdingen of aneurysmata. Op termijn kunnen dan ook hartproblemen ontstaan. Zo kunnen de grote bloedvaten die de hartspier voeden, beschadigd raken, evenals het hart zelf. Bovendien bestaat de kans op een verdikking van de slagaderwand als gevolg van een infiltratie door ontstekingscellen en een toename van het aantal spiercellen in de vaatwand. Soms is de ziekte fataal en overlijdt het patiëntje, bijvoorbeeld door trombose in de kransslagader’, aldus Kuipers.
Het beloop van de ziekte van Kawasaki is moeilijk te voorspellen. Zo is het nog een raadsel waarom het ene kind wel goed reageert op immunoglobulinen en de ander niet. Biezeveld is op zoek naar kandidaat-genen die dit verschil kunnen verklaren.
Irene Kuipers bestempelt de aandoening als een agressieve ziekte. ‘Je hebt als arts het gevoel dat je achter de feiten aanloopt. Je weet niet hoe een kind reageert op de gangbare therapie. Je zou zo graag een vlaggetje willen geven aan die kinderen die niet positief zullen reageren op de standaardtherapie, voordat je met de behandeling start. Zij zijn immers gebaat bij andere therapievormen. Inmiddels weten we bijvoorbeeld dat baby’s jonger dan een jaar het grootste risico lopen. Als er bij hen aanwijzingen zijn voor vaatafwijkingen, moeten we misschien uit voorzorg starten met antistolling om acute trombose te voorkomen. Standaard aspirine voor Kawasaki is dan niet genoeg’, vervolgt Kuipers.
Taco Kuijpers suggereert dat prednison wellicht raadzaam is voor een deel van de baby’s. ‘Dit middel heeft zich bewezen als een krachtige ontstekingsremmer. Binnen de kindergeneeskunde bestaat er wel weerstand tegen, gezien de heftige bijwerkingen en het mogelijke risico op verergering van de aneurysmata aan de kransslagaders. Maar dat laatste is slechts gebaseerd op enkele discutabele studies. Vanuit de korte termijn gedacht is het wellicht logisch kinderen niet zo heftig te behandelen, maar op de lange termijn kan je een heel ander beeld krijgen.’
Voetbalveld
Niet alleen op therapiegebied moet er het nodige gebeuren. Volgens de onderzoekers is het belangrijk Kawasaki-patiënten langere tijd te volgen. Inmiddels zijn meer dan 200 patiënten opgenomen in een dergelijke studie.
Irene Kuipers: ‘De lange-termijneffecten kennen we nauwelijks. Ik kan me zelfs voorstellen dat de onverklaarbare dood van sommige jong-volwassenen – bijvoorbeeld die dood neervallen op het voetbalveld – het gevolg is van een in hun jeugd opgelopen ziekte van Kawasaki. Misschien gebeurt er microscopisch meer dan we macroscopisch kunnen zien. Als dat zo is, moeten we andere of aanvullende methoden gebruiken die ons nog beter zicht geven op afwijkingen zoals kleine verwijdingen in de kransslagader. Mogelijk stel je afwijkingen vast waar je tijdig wat aan kan doen, zoals iemand een bypass geven.’
Kuipers en Kuijpers pleiten er dan ook voor alle Kawasaki-patiënten om de drie tot vijf jaar te onderzoeken. ‘We hebben immers de expertise in huis: de techniek, de kennis én de specialisten. Vergeet niet dat zo’n terugkerend onderzoek door ouders wordt gewaardeerd en hen geruststelt. Ook dat is veel waard’.