Je leest:

Aan één woord genoeg

Aan één woord genoeg

Auteur: | 9 november 2006

Heb je wel eens medelijden gehad met Duitsers omdat ze bij iedere zin moeten bedenken welke naamvallen ze gaan gebruiken? Of met Fransen omdat ze iedere keer al die verschillende vormen van het werkwoord moeten onthouden? Het kan nog veel ingewikkelder. De Yurakaré-indianen gebruiken één woord daar waar wij een hele zin gebruiken.

Het Yurakaré is een indianentaal die wordt gesproken door nog ongeveer 2500 mensen in Midden Bolivia, waar het Andesgebergte ophoudt en de jungle begint. Vroeger waren de Yurakaré-indianen nomaden: ze trokken met hun kano’s over de rivieren op zoek naar wild. Tegenwoordig wonen de meeste Yurakaré-indianen op een vaste plek en zijn ze boer. Veel land hebben ze niet, meestal net genoeg om zichzelf te onderhouden. Misschien denk je dat volkeren die een dergelijke, primitieve levensstijl hebben ook primitieve talen spreken, maar dat is een misvatting. De taal van de Yurakaré-indianen is in sommige opzichten zelfs veel ingewikkelder is dan de talen die we hier kennen.

1.WAT EEN ONDERWERP

Talen hebben vaak verschillende manieren om duidelijk te maken wat het onderwerp (subject) van een zin is en wat het lijdend voorwerp (direct object). Om dat goed te kunnen begrijpen is het nuttig eerst even naar talen te kijken die je al kent: Engels, Nederlands, Duits, Frans en Latijn:

Als je kijkt naar de uitgangen, dan zie je dat van links naar rechts steeds beter aan de werkwoorduitgang af te lezen valt wat het onderwerp is. Het Engels onderscheidt alleen maar de derde persoon enkelvoud van alle andere personen. Het Nederlands maakt al iets meer onderscheidingen op het werkwoord. De eerste persoon enkelvoud wijkt af van de tweede en de derde persoon, maar alledrie de personen van het meervoud zijn weer gelijk. Bij het Duits ligt het nog een beetje anders: de eerste en de tweede persoon enkelvoud hebben beide een aparte uitgang. De derde persoon enkelvoud heeft echter weer dezelfde uitgang als de tweede persoon meervoud. En de eerste persoon meervoud heeft dezelfde uitgang als de derde persoon meervoud. Het Frans onderscheidt alle personen op het werkwoord, behalve de 1e en de 3e persoon enkelvoud, die dezelfde uitgangen hebben. In het Latijn tenslotte, hebben alle personen een andere uitgang. Je kunt de verschillen mooi zien in de volgende rijtjes:

Wat je hier ziet is dat de talen aan de rechterkant steeds één onderscheid meer maken op het werkwoord. Het Latijn heeft ook een andere eigenschap die de vier andere talen niet hebben: je kan het onderwerp weglaten. Dit heeft te maken met het feit dat alle personen op het werkwoord een andere uitgang hebben. Want als je al aan het werkwoord kunt zien wat het onderwerp is, waarom zou je dat onderwerp dan nog apart erbij zeggen? Talen zijn over het algemeen zeer efficiënt: dingen die dubbelop zijn, worden er vaak in de loop van de tijd ‘uitgefilterd’.

Het Yurakaré is net als het Latijn: je kunt het onderwerp gewoon weglaten. Dat levert geen problemen op, want de werkwoordsvormen zijn allemaal verschillend. We zullen verderop zien dat het Yurakaré nog veel verder gaat dan het Latijn. Maar nu eerst een voorbeeld van het werkwoord ‘werken’ in het Yurakaré:

Tussen haakjes staan de persoonlijke voornaamwoorden, die je dus mag weglaten, daarachter het werkwoord sawata ‘werken’ en daarna, vet gedrukt, de persoonsuitgangen.

Kortom: •Er is in talen een verband tussen de rijkdom van werkwoordvervoeging en de al dan niet verplichte aanwezigheid van een onderwerp. •In het Yurakaré kun je het onderwerp van de zin weglaten.

In het Yurakaré heeft iedere persoon een andere werkwoorduitgang. Tot zover is er dus geen verschil met Latijn. Maar we hebben het alleen nog maar gehad over éénplaatsige werkwoorden (met alleen een onderwerp) zoals ‘werken’. Het wordt pas echt leuk als we gaan kijken naar meerplaatsige werkwoorden.

2.WIE DOET WAT MET WIE

Tweeplaatsige werkwoorden zijn werkwoorden waar niet alleen een onderwerp bij hoort, maar ook een lijdend voorwerp, zoals bijvoorbeeld de werkwoorden zien, slaan, repareren en kussen. Naast iemand die ziet, slaat, repareert of kust (het onderwerp), is er ook een voorwerp of een mens dat gezien, geslagen, gerepareerd of gekust wordt (het lijdend voorwerp). Omdat deze werkwoorden steeds twee personen ‘bij zich nemen’ worden ze wel tweeplaatsige werkwoorden genoemd.

We letten even niet op de volgorde van de woorden. Waar het om gaat is dat in al deze talen het lijdend voorwerp apart vermeld moeten worden. Je kunt aan het werkwoord zelf niet zien wat het lijdend voorwerp is. Dus is het logisch dat je in deze talen het lijdend voorwerp erbij moet zeggen, anders zou er verwarring ontstaan.

In het Yurakaré is dat anders. Deze taal haalt eigenlijk dezelfde truc uit met lijdende voorwerpen als met onderwerpen. Omdat je aan het werkwoord kunt zien wat het lijdend voorwerp is, hoef je dat er niet speciaal bij te zeggen. Het lijdend voorwerp kan, net als het onderwerp, worden weggelaten. Wat het lijdend voorwerp is, wordt vooraan het werkwoord aangegeven, met een voorvoegsel (prefix). Het werkwoord slaan ziet er dan zo uit (de klank ë spreek je uit als de a in het Amerikaans-Engelse apple).

De haakjes om het lijdend voorwerp in het schema hierboven betekenen dat je het lijdend voorwerp er wel bij kúnt zetten, maar dat het niet het hoeft. Het is wel verplicht om op het werkwoord aan te geven wat het lijdend voorwerp is. Dit levert geen misverstanden op, want alle personen hebben een andere vorm op het werkwoord. Je ziet dat in het Yurakaré in één woord gezegd kan worden waar wij drie woorden nodig hebben.

Nederlands: Jij slaat mij.[3 woorden] Yurakaré:Tibobom[1 woord]

Kortom: Als je Yurakaré wilt leren, zul je dus de vormen op het werkwoord voor het onderwerp en het lijdend voorwerp moeten onthouden, en de rest is van minder belang.

Maar let nu op, want het systeem in het Yurakaré is nog veel ingewikkelder dan dit. Meewerkende voorwerpen (indirecte objecten) kunnen in het Yurakaré ook op het werkwoord aangegeven worden. Dat gaat als volgt.

Je ziet nu twee voorvoegsels (prefixen) aan het werkwoord geplakt. Eerst een prefix dat sprekend lijkt op dat van het lijdend voorwerp en dan een n-. Het eerste element geeft aan om welke persoon het gaat, het tweede elementje, de n-, kun je misschien het beste vergelijken met ons voorzetsel aan of voor. Met andere woorden, niet alleen persoonsvormen worden op het werkwoord geplakt, ook voorzetsels (hoewel je hier trouwens beter van achterzetsels zou kunnen spreken). Zo kun je ook het element të- toevoegen, dat betekent ‘(samen) met mij’.

Kortom: We hebben nu gezien dat je op het werkwoord in het Yurakaré verschillende dingen kan aangeven: het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en het ‘samen-met-voorwerp’.

Dit artikel maakt deel uit van Dat is andere taal! Een leergang Taalwetenschap voor bovenbouw VWO, samengesteld en bewerkt door Helen de Hoop, Nijmegen 2005. De gedrukte versie van deze leergang is nog niet verkrijgbaar, maar in de loop van dit jaar zullen alle 7 hoofdstukken op Kennislink gepubliceerd worden in de vorm van artikelen. Ook komen bij elk onderwerp opdrachten beschikbaar.

Dit artikel is een publicatie van Radboud Universiteit Nijmegen.
© Radboud Universiteit Nijmegen, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 09 november 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.