Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Twee talen leren op de kinderopvang: slim of niet?

Pixabay CC0

Het klinkt heel mooi: als kind een nieuwe taal leren via de crèche. Hoe makkelijk gaat dat eigenlijk? Samen met collega’s dook ik de wetenschappelijke literatuur in. Ik vertel je hier de resultaten. Tipje van de sluier: kinderen kunnen zeker een vreemde taal leren op de kinderopvang, maar verwacht geen wonderen.

Tweetalig onderwijs is al heel populair in Nederland. Er zijn ook plannen om tweetalige kinderopvang vanaf 2024 structureel wettelijk mogelijk te maken. Op die manier kunnen baby’s, dreumesen en peuters al vroeg een tweede taal leren, is het idee. Maar wat zijn eigenlijk de effecten? In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deden we binnen Project MIND onderzoek naar tweetalige kinderopvang. Het MIND-team onderzocht tweetalige kinderdagverblijven in Nederland, maar we wilden ook weten wat er bekend was uit eerdere onderzoeken wereldwijd en deden daarom een reviewstudie.

Wat zegt de wetenschap over meertalige opvang? Leren kinderen inderdaad een vreemde taal, zoals het Engels? En gaat dat ten koste van het leren van de hoofdtaal van het land, bijvoorbeeld het Nederlands? Is het leuk voor kinderen of misschien ook stressvol om een andere taal te horen? Om daarachter te komen doken Kyra Hanekamp, Sible Andringa, Josje Verhagen, Folkert Kuiken en ik de wetenschappelijke literatuur in.

Vreemde taal

In een reviewstudie pluis je wetenschappelijke artikelen over het onderwerp uit en kijk je wat we er op dit moment al wel en niet over weten. Zo kom je erachter waar de gaten in de literatuur zitten en waar al wel duidelijkheid over is. In onze reviewstudie zochten we in de database Web of Science naar artikelen over tweetalige kinderopvang. We wilden studies vinden over meertalige dagopvang voor jonge kinderen (0-4 jaar), waarin kinderen op de opvang een vreemde taal horen. Daar bleken 32 studies over te gaan. In sommige van die studies hoorden kinderen een paar uur per week de vreemde taal en de rest van de tijd de andere taal. In andere onderzoeken hoorden ze de hele dag door beide talen: dan sprak de ene pedagogisch medewerker bijvoorbeeld de ene taal en de andere medewerker de andere taal (one teacher one language).

Uit de 32 studies kwam naar voren dat kinderen in het algemeen de vreemde taal op de opvang leerden, en dat dit niet ten koste ging van de andere taal die ze op de opvang hoorden. Hoe meer kinderen de nieuwe taal hoorden op de opvang, hoe meer ze de vreemde taal leerden. Ze leerden wel voornamelijk passieve taalkennis, dus vooral de vreemde taal begrijpen, en ze leerden het niet per se vloeiend spreken. Dat is ook niet zo gek, want om een taal te leren moet je die taal heel vaak horen en gebruiken. Denk maar aan hoeveel uur je als kind naar jouw moedertaal luisterde voordat je deze echt goed kon gebruiken! Kinderen vonden het over het algemeen leuk om een nieuwe taal te leren op de opvang. Dit was wel vooral als pedagogisch medewerkers de taal speels aanboden en zich niet strikt vasthielden aan de vreemde taal. Soms was het bijvoorbeeld nodig om even terug te schakelen naar de moedertaal als een kind getroost moest worden.

Het gebruik van meerdere talen op de opvang heeft nog meer voordelen: kinderen met verschillende taalachtergronden herkennen zich en voelen zich welkom!

Pixabay CC0

Speels leren

Ook werd uit de reviewstudie duidelijk dat we nog veel niet weten. Er was weinig bekend over verschillen tussen kinderen en of tweetalige opvang voor elk kind even geschikt is. Veel studies gingen bijvoorbeeld voornamelijk over kinderen van hoogopgeleide ouders – we weten minder over kinderen uit lager opgeleide gezinnen. Er bleek een tekort aan groot opgezette langetermijnonderzoeken.

De 32 studies keken vooral naar kleine, specifieke groepen kinderen die vaak maar kort werden gevolgd. Daardoor is onduidelijk hoeveel kinderen in de toekomst aan hun nieuwe talenkennis hebben. Dat is belangrijk om te weten, want het promotieonderzoek van Claire Goriot laat zien dat vroeg starten met Engelse lessen niet altijd een enorm groot verschil maakt. Ook was door het gebrek aan langetermijnstudies niet altijd duidelijk hoe de talenkennis van kinderen zich over de tijd ontwikkelde en hoeveel kinderen nou precies leerden. Het MIND-project zelf was wel zo’n langlopend onderzoek, en de resultaten leken erg op de bevindingen van de reviewstudie. Kinderen leerden op de Engels-Nederlandse kinderopvang een beetje Engels en dat ging niet ten koste van hun Nederlands.

In deze video van SPUI25 vertellen Darlene Keydeniers en ik je meer over de uitkomsten van het MIND-project. Ook op NEMO Kennislink kun je verder lezen over dit project.

Onze reviewstudie laat dus net als het MIND-project zien dat er voordelen aan tweetalige opvang zitten. Hoewel er ook nog veel onbekend is, zijn de resultaten van onderzoeken tot nu toe vooral positief. Kinderen maken kennis met een vreemde taal en dit gaat niet ten koste van de andere taal die ze leren. Als pedagogisch medewerkers het speels aanpakken en af en toe ook terugschakelen naar de moedertaal, vinden kinderen het meestal leuk om een extra taal te leren. Zolang we niet verwachten dat kinderen daarna vloeiend een nieuwe taal spreken, is tweetalige opvang dus mooi meegenomen!

_Veel dank aan Linda Duits voor haar nuttige feedback op deze blogpost.
Vanuit het MIND-project is ook deze toolbox over Meertaligheid in de Kinderopvang gemaakt._

ReactiesReageer