Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Onderzoek mét pride, zonder prejudice

Alf van Beem voor Wikimedia

Het is weer tijd voor de jaarlijkse Pride Amsterdam: een feest van de diversiteit. Helaas is het ook een reminder dat (gender)diversiteit en inclusiviteit nog niet vanzelfsprekend zijn in onze samenleving. Ook niet in wetenschappelijk onderzoek. Waarom niet?

Ik ben in opleiding tot wetenschapper. Voor mij houdt dat in dat ik ervan overtuigd ben dat goed en objectief onderzoek de basis vormt voor bijna alles. Maar wat ligt er eigenlijk aan de basis van goed onderzoek? Ik denk dat goed onderzoek voortkomt uit goed gestelde vragen en het verzamelen van betrouwbare data om deze vragen te kunnen beantwoorden. Helaas is dat in mijn veld niet altijd even makkelijk. Ik doe namelijk onderzoek naar de samenhang tussen geslacht, gender en gezondheid. Maar hoe stel je goede vragen over geslacht en gender? En waarom willen wetenschappers hier soms liever geen vragen over stellen?

Nulletjes en eentjes

Als je mensen vraagt naar hun geslacht, lijkt dat op het eerste gezicht nog redelijk makkelijk in cijfers te vatten. Immers: man versus vrouw, 0 versus 1. Simpel toch? Maar, zoals ik eerder schreef, is het niet zo simpel. Intersekse variaties zijn bijvoorbeeld aangeboren verschillen in lichamen die niet passen bij de gangbare medische of sociale ideeën over mannelijke of vrouwelijke lichamen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan mensen geboren met ovotestes: zij hebben zowel weefsel van vrouwelijke geslachtsorganen (ovaria), als van mannelijke geslachtsorganen (testes). Iemands geslacht is dus niet altijd met een 0 of 1 aan te duiden; we moeten in goed onderzoek ook rekening houden met intersekse variaties.

Alf van Beem voor Wikimedia

Gender is wellicht nog lastiger om te bevragen. Gender is namelijk een sociaal begrip; het omvat onder andere hoe iemand zich identificeert (genderidentiteit), wat de maatschappij van iemand verwacht op basis van het geslacht of gender (genderrollen) en in hoeverre iemand uiting geeft aan diens genderidentiteit (genderexpressie). Genderidentiteit, -rollen en -expressie zijn geen ja/nee-kwesties of nulletjes en eentjes; bovendien hangen ze allemaal samen en beïnvloeden ze elkaar. Je snapt dat het met al deze dimensies en nuances ingewikkeld is om gender(diversiteit) goed te bevragen.

En hoewel gender en geslacht twee verschillende zaken zijn, kan je ze eigenlijk niet los van elkaar zien. In veel vragenlijstonderzoeken wordt bijvoorbeeld gevraagd aan te vinken wat van toepassing is op de deelnemer: ‘Ik ben man/vrouw/anders, namelijk …’. Maar, dit kan verwarrend of zelfs beledigend zijn voor transgender of genderdiverse mensen. Wordt er naar hun geboortegeslacht gevraagd of naar hun huidige genderidentiteit?

Combineer gender en geslacht

Gender en geslacht zijn dus losse onderwerpen die toch onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Kunnen we ze dan beide in één vraag uitvragen? Canadees onderzoek waarbij transgender en genderdiverse mensen nauw betrokken zijn geweest, heeft twee aparte vragen over gender en geslacht geëvalueerd. Wij hebben hier weer op verder gebouwd, en een gecombineerde vraag ontwikkeld, waarin zowel gender als geslacht worden aangegeven. Vraag mensen welke situatie het meest op hen van toepassing is, met antwoordopties als: ‘Ik ben geboren als man en identificeer me als vrouw’, ‘Ik ben geboren met een intersekse variatie en identificeer me als non-binair’ of ‘Ik ben geboren als vrouw en identificeer me als vrouw’. Zo krijg je een goed beeld van zowel het gender als geslacht.

Waarom wordt zo’n vraag dan toch vaak niet gesteld in onderzoek? Hier liggen meerdere oorzaken aan ten grondslag. Ten eerste zijn veel wetenschappers zich niet bewust van de rol van diversiteit in gender en geslacht in gezondheid. Gelukkig zijn we goed op weg om dat te veranderen. Daarnaast heerst het hardnekkige vooroordeel onder wetenschappers dat onderzoeksdeelnemers zulke gevoelige informatie niet prijs willen geven. Fun fact: mensen praten makkelijker over hun gender en geslacht dan over hun salaris. Zelf gebruik ik data van meer dan vijftigduizend mensen die de bovenstaande vraag over hun geslacht en gender(diversiteit) hebben kunnen beantwoorden: slechts 0,2 procent van hen heeft deze vraag niet beantwoord. Het is dus een mythe dat mensen dit niet willen delen.

World's Direction via Flickr CC0 1.0

Tot slot proberen wetenschappers hun onderzoek ‘futureproof’ te maken. De invulling van gender verandert namelijk door de tijd heen. Tien jaar geleden had bijvoorbeeld queer een andere betekenis dan nu, en kreeg het ook een andere reactie vanuit de maatschappij. Doordat diversiteit in gender tijdsafhankelijk is, zouden de verzamelde data hierover onbetrouwbaar zijn na verloop van tijd. Maar betekent dat dat je er dan maar helemaal niet meer naar moet vragen? Ik denk het niet. Het betekent vooral dat je mensen de kans moet geven om uit te leggen wat hun gender(identiteit) inhoudt, en hoe zij daar op dat moment invulling aan geven.

Op deze manier wordt goed onderzoek steeds iets inclusiever. En wie weet roepen variaties in genderdiversiteit over tijd weer nieuwe en interessante onderzoeksvragen op. Zo blijven we mét pride, maar zonder prejudice goede vragen stellen met z’n allen.

ReactiesReageer