Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Een tikkeltje lef en hard werken

Interview met professor Annette de Groot over haar hoogleraarschap

Annette de Groot

Hoogleraar experimentele taalpsychologie Annette de Groot is zelfs na haar pensioen nog even gepassioneerd over wetenschap als in haar beginjaren. Ik sprak haar over haar liefde voor de Nederlandse taal, carrière maken in de wetenschap en tips voor de wetenschappers van de toekomst.

In het teken van het Westerdijkjaar – een ode aan 100 jaar vrouwelijk hoogleraarschap – schrijven we bij Faces of Science iets over een inspirerende vrouw uit eigen vakgebied. Ik vertel daarom iets over professor Annette de Groot, hoogleraar experimentele taalpsychologie bij de afdeling psychologie aan de Universiteit van Amsterdam (waar ik ook mijn promotieonderzoek doe). Hoewel ze net met pensioen (‘emeritaat’) is gegaan, is ze nog geregeld te vinden op de afdeling. Daarom leek het me leuk om haar te interviewen over haar carrière. Wat volgde was een gepassioneerd gesprek.

Allereerst, hoe bevalt het pensioen? Of ben je eigenlijk stiekem nog aan het werk?

“Nou, ik ben nog aan het werk, maar niet stiekem. Mijn afscheidscollege ging over de verengelsing van het Nederlandse hoger onderwijs, een onderwerp dat behoorlijk in de belangstelling staat en dat veel mensen zorgen baart. Kort na die lezing kreeg ik een aantal verzoeken om hierover te schrijven en te vertellen. Binnenkort ga ik zelfs in gesprek met een aantal Nederlandse en Vlaamse volksvertegenwoordigers over dit onderwerp. Ik ben nog lang niet klaar. Ik heb nu even een missie.”

En dat is?

“Dat heeft alles met die onderwijsverengelsing te maken. Ik ben vanzelfsprekend geen tegenstander van het gebruik van het Engels aan de universiteit. Veel van de leesstof is Engelstalig, we publiceren in het Engels en het wordt erkend als internationale wetenschapstaal; allemaal prima. Maar dat veel bacheloropleidingen hier in Nederland volledig Engelstalig worden vind ik absurd. Daar heb ik niet alleen gevoelsmatige argumenten voor, ik kan mijn standpunt ook onderbouwen vanuit mijn vakgebied. In het kort is het mijn missie eraan bij te dragen dat die verengelsing wordt stopgezet. Natuurlijk kan het zijn dat op een gegeven moment de hele wereld constateert dat we toch die kant op moeten – dat is best – maar ik wil voorkomen dat we over tien jaar moeten zeggen: “met de kennis van nu, hadden we het destijds toch anders moeten doen.”

Het is me duidelijk dat je werk er dus nog niet op zit. In plaats van vooruit te kijken, wil ik even terug in de tijd. Hoewel je nu emeritus hoogleraar psychologie bent, ben je ooit begonnen als student Neerlandistiek. Hoe is dat gegaan?

“Ik had eigenlijk geneeskunde willen studeren, maar ik ben tot twee keer toe uitgeloot en dan moet je wat. Toen ben ik Nederlandse taal en letterkunde in Nijmegen gaan studeren en binnen die studie had je het vak ‘taalpsychologie’. Dat heb ik vervolgens als ‘kopstudie’ gedaan (een soort afstudeerrichting). Overigens in rap tempo: er stond drie jaar voor, maar ik heb er twee en een half jaar over gedaan. Ik had destijds het gevoel dat ik verloren tijd moest inhalen.”

Annette de Groot bij haar eigen portret.

Eveline Koopmans

Hoe kwam dat dan?

“Ik ben pas op mijn twintigste gaan studeren. In Uden, het dorp waar ik ben opgegroeid, was geen gymnasium voor meisjes. En alleen met zo’n diploma kon je geneeskunde studeren. Er was aanvankelijk alleen een gymnasium voor jongens die het klooster in wilden. Voor meisjes was het hoogst haalbare de ‘MULO’ (vergelijkbaar met het VMBO-T of de MAVO van tegenwoordig). Later werd het gymnasium open gesteld voor jongens die niet het klooster in gingen, maar het duurde daarna nog vijf jaar voordat meisjes ook naar dat gymnasium mochten. Tegen die tijd zat ik al twee jaar op de MULO en moest ik van voren af aan op het gymnasium beginnen, op mijn 14de. Daardoor had ik altijd het gevoel dat ik een achterstand moest inhalen. Achteraf weet ik ook wel dat dat onzin was – er waren er wel meer die op latere leeftijd pas aan een studie begonnen. Bovendien heb ik tijd gewonnen door snel te studeren en promoveren.”

En met het eindresultaat dat je hoogleraar werd aan de Universiteit van Amsterdam in een tijd dat er nog veel minder vrouwelijke hoogleraren waren dan nu. Hoe was het toentertijd om carrière te maken in de wetenschap als vrouw? Heb je daar ooit nadelen van ondervonden?

“Dit is een vraag die mensen mij vaak stellen, maar nee, ik heb dat nooit zo gevoeld, ook al heb ik altijd in mannenomgevingen gezeten. Op het gymnasium zaten we in het eerste jaar met 18 meisjes op een school van 400 leerlingen. Ook toen ik begon met mijn promotieproject was ik de enige vrouw bij de vakgroep. Ik heb overal het gevoel gehad gewaardeerd te worden om mijn academische kwaliteiten. Ik vond het destijds wel heel verrassend dat ze mij hebben aangenomen bij de faculteit Psychologie, aanvankelijk als universitair hoofddocent, want ik had immers geen Psychologie gestudeerd en voldeed bij lange na niet aan de vereisten voor die baan. Misschien had het te maken met iets in mijn persoonlijkheid waardoor ze er toch vertrouwen in hadden: een eigenaardig mengsel van een tikkeltje lef en onzekerheid dat anderen lijken te houden voor bescheidenheid.”

Toch blijft het feit dat anno 2017 minder dan een op de vijf hoogleraren vrouw is. Hoe komt dat dan toch, denk je?

“Waarom die balans zo scheef is, blijft moeilijk te zeggen. Wat kan meespelen is dat vrouwen relatief vaak voor een parttime baan kiezen, en dat blijkt vaak moeilijk te combineren met een loopbaan in de wetenschap, al was het maar omdat kwaliteit vaak simplistisch wordt gemeten in aantallen publicaties. Maar er zijn ook veel subtielere oorzaken aan te wijzen, die onder de noemer “impliciete gender bias” vallen. Er is veel over te lezen op de website van Athena’s Angels, opgezet door vier zeer succesvolle vrouwelijke hoogleraren die opkomen voor de belangen van vrouwen in de wetenschap. Mensen, ook vrouwen, lijken om allerlei, doorgaans onbewuste, redenen eerder aan mannen te denken bij het verdelen van taken en functies. Mannen krijgen gemakkelijker het voordeel van de twijfel terwijl vrouwen hun kwaliteiten explicieter moeten aantonen. Creativiteit wordt meer geassocieerd met mannen dan met vrouwen. Vrouwen worden als minder talentvol gezien dan mannen. Op die site valt ook te lezen dat zo’n impliciete gender bias in stand wordt gehouden doordat kwaliteitseisen zo worden geformuleerd dat ze beter passen bij het mannelijke stereotype dan het vrouwelijke. Hoe dan ook bestaat dat glazen plafond echt. Om een paar voorbeelden te noemen: mannen verdienen meer dan vrouwen voor hetzelfde werk. Mannelijke wetenschappers krijgen aan het begin van hun loopbaan gemiddeld grotere onderzoeksubsidies dan vrouwen. Zonder dat er sprake is van een aantoonbaar kwaliteitsverschil in de aanvragen, vallen er in elke fase van de beoordelingsprocedure voor VENI beurzen van NWO (de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek) meer vrouwen af dan mannen.”

Is er iets dat we kunnen doen om deze balans recht(er) te trekken?

“Een belangrijke stap is de bewustwording van het bestaan van die impliciete gender bias en van al die onbewuste en onbedoelde vooroordelen. Ook moeten sollicitatie-, selectie- en beoordelingsprocedures doorgelicht worden op de aanwezigheid van factoren die onbewust mannelijke kandidaten bevoordelen. En als er op goede gronden is vastgesteld dat een man en een vrouw even goed gekwalificeerd zijn voor een bepaalde functie, kies dan vooral voor de vrouwelijke kandidaat. Maar ik ben niet voor positieve discriminatie in de zin dat voor de vrouw gekozen wordt op basis van voldoende geschiktheid, ook al heeft de man aantoonbaar een beter CV. Kwaliteit moet de doorslag geven. Daar doet zich wel een probleem voor, want hoe beoordeel je kwaliteit objectief?”

Die vooroordelen, dat lijkt me iets waar we aan kunnen werken in de wetenschap. Maar wat voor advies zou je een vrouw geven die psychologie studeert en de wetenschap in wil?

“Om te slagen moet je binnen de studie een specialisatie kiezen die je echt interesseert en moet je bereid zijn hard te werken. Het heeft weinig zin om een stappenplan naar een vaste baan binnen de wetenschap uit te zetten, want die banen zijn er weinig en of het lukt er een te krijgen hangt van veel factoren af waar jezelf geen controle over hebt. Als het dan niet lukt zou je gemakkelijk teleurgesteld of zelfs gefrustreerd kunnen raken, terwijl er na een universitaire studie natuurlijk ook veel mooie banen zijn buiten de wetenschap. Ik heb zelf eigenlijk nooit vooruit gekeken maar deed gewoon wat ik moest doen. Ook na mijn promotie was een loopbaan in de wetenschap niet per se mijn doel. Sterker nog, ik heb me toen opnieuw aangemeld voor geneeskunde en op allerlei banen buiten de universiteit gesolliciteerd, zoals voor een baan als studieadviseur en een als handschriftdeskundige. Ik wil maar zeggen: ik fixeerde me niet op een loopbaan binnen de wetenschap. Uiteindelijk ben ik er door toeval toch in beland omdat er op het goede moment door NWO een nieuw subsidieprogramma werd geïntroduceerd waarvoor ik in aanmerking kwam.”

“En ben vooral niet al te timide. Durf mensen te benaderen voor advies en goede raad. Maar dit blijkt in de praktijk een enorme drempel voor studenten. Zij vergeten soms dat hoogleraren, en wetenschappers in het algemeen, gewone mensen zijn die het fijn vinden om anderen te adviseren en coachen. Ikzelf heb me tijdens mijn studie en promotietraject een aantal keren laten adviseren door mensen op sleutelposities. Ik ben ervan overtuigd dat ik zonder de adviezen en informatie die ik van hen kreeg niet in de wetenschap was beland. Maar nogmaals, doe vooral wat je interessant vindt en doe dat goed, dan kom je uiteindelijk vast terecht in een functie die bij je past, al dan niet in de wetenschap.”

ReactiesReageer