Naar de content

Walvisvaarders in de ontdooiende permafrost

Klimaatverandering stelt archeologen voor duivelse dilemma’s

Studenten van het Groninger Instituut voor Archeologie aan het werk op het Noorse eiland Ytre Norskøya bij Spitsbergen. Ze onderzoeken er de oude graven van walvisvaarders.
Studenten van het Groninger Instituut voor Archeologie aan het werk op het Noorse eiland Ytre Norskøya bij Spitsbergen. Ze onderzoeken er de oude graven van walvisvaarders.
Sarah Dresscher, Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen.

Honderden Nederlandse walvisvaarders vonden in de zeventiende en achttiende eeuw op Spitsbergen hun laatste rustplaats. De bevroren bodem heeft hen al die tijd beschermd, maar de eilanden warmen op, de bodem ontdooit. In een race tegen de klok proberen archeologen te redden wat er te redden valt.

Na openen gekoeld bewaren en beperkt houdbaar. Je leest het vaak op etenswaar uit de supermarkt. Hop, de koelkast of vriezer in en je hoeft je voorlopig geen zorgen meer te maken. Maar wat nou als die vriezer uitvalt? Voor die vraag staan archeologen in de poolgebieden – zij het op wereldschaal en met iets groter belang voor de mensheid. Lange tijd beschermde de altijd bevroren bodem (permafrost) archeologische vondsten. Tot de aarde begon op te warmen. Klimaatverandering bedreigt niet alleen onze toekomst, ook onze geschiedenis.

Als klimaatverandering ergens snel gaat, is het op Spitsbergen. Het westelijk deel van de eilandengroep is sinds 1980 al vier graden warmer. In de permafrost van Spitsbergen ligt ook een geschiedenis van Nederland begraven. De archipel was in de zeventiende en achttiende eeuw een belangrijke bestemming voor de Nederlandse walvisvaart. Op Amsterdameiland (Amsterdamøya) lag het dorp Smeerenburg, waar walvissen tot levertraan verwerkt werden. Overleden walvisvaarders begroef men op omliggende eilanden zoals de Zeeuwse Uitkyk, tegenwoordig Ytre Norskøya. Verspreid over Spitsbergen liggen honderden graven.

De walvisvaarders zijn al die tijd goed bewaard gebleven. Archeologen groeven op Ytre Norskøya tussen 1979 en 1981 vijftig graven van een grafveld op voor onderzoek. Niet alleen vonden ze intacte skeletten, maar ook veel wollen en zijden kledingstukken waarmee de overledenen waren begraven. Door de permafrost was het textiel van dierlijke vezels nog in puntgave staat. Het vormt de grootste collectie werkmanskleding uit de zeventiende en achttiende eeuw. Een serie wollen mutsen uit de opgravingen prijkt sindsdien in de vaste collectie van het Rijksmuseum.

Het grafveld op Ytre Norskoya vanuit de lucht, recht van boven (een zogenaamde orthofoto). De inzet geeft de locatie van het grafveld aan.

Frits Steenhuisen, Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen.

Erosie

Het grafveld van toen ligt er nog steeds, maar het klimaat is flink veranderd vergeleken met de jaren 1980. Maarten Loonen is onderzoeker bij het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschappelijk coördinator van de Nederlandse SEES-expeditie afgelopen juli naar het nabijgelegen eiland Edgeøya. Hij schetst de situatie: “De enige stevigheid van de grond is gebaseerd op de permafrost, maar die ligt bij de meeste graven ’s zomers nu twintig centimeter onder het graf. De zee bevriest niet meer en heeft meer golven, dat maakt kusterosie een groot probleem.” De bodem spoelt weg in de oceaan, en daarmee ook allerlei archeologisch materiaal.

Loonen organiseerde nieuw onderzoek aan het grafveld op Ytre Norskøya in 2019. Het veranderde klimaat stelde het grafveld bloot aan erosie. De meeste graven lagen nog op hun plek, maar onder de graven het dichtst bij de kust leek de grond weggespoeld. Ook waren drie spekovens, waarmee levertraan uit walvisvet werd gekookt, volledig in zee verdwenen. De ovens lagen nog dichter bij de kust, net boven de vloedlijn.

Kusterosie door de ontdooiende permafrost gebeurt via twee routes. Door het jaarlijks bevriezen en ontdooien scheurt de bovenlaag van de bodem (1); en door het verdwijnen van het zee-ijs holt de sterkere golfslag de kustlijn uit (2).

Alfred-Wegener-Institut, Michael Fritz/Yves Nowak, CC-BY 4.0. Bewerkt door Stijn Schreven (Nederlandse tekst).

Te laat

Sommige graven staan dus letterlijk op de rand van de afgrond. Maar om ze te redden is het al te laat, meent Loonen. “Noorse wetenschappers hebben eerder graven meegenomen om de inhoud te analyseren. De bedreigde graven bleken leeg: botten en kleding waren al weggerot. Als je je beperkt tot noodopgravingen, graaf je alleen troep op.”

Naast erosie is er namelijk een onzichtbare dreiging door de dooiende permafrost, legt Sean Desjardins uit. Hij is archeoloog van de Rijksuniversiteit Groningen en ging mee op de SEES-expeditie. “Als de bodem dooit, kan biologisch materiaal ondergronds beginnen af te breken. Denk aan hout, botten, ivoor, huid en textiel. We weten niet wat en hoeveel we verliezen.” Bovendien ligt het meeste materiaal in de eerste halve meter van de bodem. Als de permafrost zich terugtrekt dieper de grond in, zijn dit de eerste lagen die dooien.

De graven van de zeventiende-eeuwse walvisvaarders gaan klimaatverandering volgens Loonen niet overleven. Dat stelt archeologen voor een dilemma. “Wat graaf je op en wat niet? De regel in de archeologie is: als er niets aan de hand is, laat je het in de bodem zitten. Dat geldt niet meer voor het noordpoolgebied. We hebben een nieuwe strategie nodig, maar die is er nog niet.” Een strategie kan zijn om de aandacht te verleggen van bedreigde graven (waarvan de inhoud wellicht vergaan is) naar graven met de best bewaarde inhoud. Door in kaart te brengen hoe de graven hier vergaan – zo is zijn gedachte – kan de alarmklok elders op tijd geluid worden.

Studenten van het Groninger Instituut voor Archeologie aan het werk op het Noorse eiland Ytre Norskøya bij Spitsbergen. Ze onderzoeken er de oude graven van walvisvaarders.

Studenten van het Groninger Instituut voor Archeologie meten een van de graven op Ytre Norskoya op in 2019.

Sarah Dresscher, Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen.

Prioriteiten

Onderzoek zoals dat van Loonen is belangrijk, meent collega Desjardins. “Ik denk dat de bedreiging van arctisch erfgoed een groot probleem is, maar eerlijk gezegd weten we het nog niet goed. De eerste stap is om te bepalen hoe snel de permafrost dooit.” Die dooi gaat niet overal even snel, en verschillende materialen breken ook in verschillend tempo af. Stap twee is volgens Desjardins triage: “In Noord-Alaska, waar kusterosie in rap tempo erfgoed verzwelgt, is het duidelijk. Daar moeten reddingsopgravingen plaatsvinden. Maar in een regio als Centraal-Nunavut in Canada waar ik zelf werk, is geen risico op erosie aan de oceaan. Wel een risico op ondergrondse afbraak.”

Desjardins werkt samen met lokale gemeenschappen in Nunavut om hun cultuur en geschiedenis te onderzoeken. “Hoewel veel erfgoed tot nu toe goed bewaard is gebleven, zijn opgravingen in de poolgebieden logistiek helaas moeilijk. Archeologen moeten samenwerken met lokale gemeenschappen om te bepalen waar de prioriteiten liggen: welke plekken moeten we als eerste redden of onderzoeken. Niet alle archeologen doen dat. Dat zijn moeilijke beslissingen.”

Voordelen?

Met de dooi van de permafrost komen ook nieuwe dingen aan het licht, zoals intacte mammoeten. Is dat niet een voordeel van klimaatverandering? Voor Desjardins is het antwoord simpel: nee. “Het materiaal dat vrijkomt uit gletsjers is niet gefossiliseerd, het vergaat snel. We zullen het vaak mislopen en niet op tijd kunnen conserveren. Bovendien is het materiaal uit zijn oorspronkelijke context gehaald en daarmee verlies je een hoop informatie. De verliezen door klimaatverandering wegen veel zwaarder dan de voordelen.”

Bronnen
ReactiesReageer