Naar de content

Het Amsterdam van drie eeuwen terug

Gezicht op de Nieuwe Brug met het Paalhuis, gezien vanaf het IJ, 1663.
Gezicht op de Nieuwe Brug met het Paalhuis, gezien vanaf het IJ, 1663.
Stadsarchief Amsterdam, kaart uit 1663

Voor zijn onderzoek naar het Amsterdamse straatleven in de 17e en 18e eeuw ploegde Bob Pierik duizenden pagina's aan getuigenverklaringen door. Dat leverde een aantal nieuwe inzichten op.

Pieter Aarnouts en zijn vrouw Barendje Hardwijks lopen om half twee ’s nachts door de Amsterdamse grachtengordel. Het is vrij donker, op wat straat- en deurverlichting na. De lantaarns, die branden op olie, zijn er neergehangen omdat er ’s nachts te veel mensen, al dan niet met een stuk in de kraag, de grachten in vallen. Een andere reden voor de verlichting is dat de ratelwachten meer kunnen zien.

Pieter is zo’n ratelwacht: een nachtwacht die over straat loopt met een ratel, waarmee hij alarm kan slaan als er iets gebeurt. Ratelwachten hebben geen fantastische reputatie, omdat enkelen hun beroep misbruiken om ’s nachts over straat te gaan en zelf te stelen, zo beschrijft Pierik in zijn boek 'Zo veel leven voor de deur'.

Gesloopte oesterkelder

Pieter en Barendje lopen in deze meinacht van 1742 langs de Reguliersgracht. Ze horen een flink kabaal. Een groepje mannen sloopt één van de kelders, waarin oesters liggen. Snel roepen ze meer ratelwachten op. Na het voorval brengen Pieter en Barendje verslag uit bij de secretaris van de hoofdofficier van Amsterdam. Deze vermeldt onder de getuigenisverklaring dat Pieter 's nachts ratelwacht is en overdag karreman (een soort vuilnisman), en Barendje huisvrouw.

Het onderzoek van Pierik nuanceert het clichébeeld dat vrouwen zich voornamelijk in de privésfeer bewogen en mannen in de publieke sfeer. “Die scheiding was in de praktijk aanzienlijk minder strikt”, zegt de historicus. Het voorbeeld van Barendje toont dit perfect aan. 

“Vrouwen zijn in de vroegmoderne archieven weinig zichtbaar, onder andere omdat ze achter het werk van hun man verscholen blijven”, vertelt hij. “Barendje doet in feite hetzelfde werk als Pieter, maar dat wordt niet zo genoteerd.”

‘Spelersmakelaar’ voor zeelui

Op eenzelfde manier kwam hij erachter dat de vrouwen van herbergiers veel meer deden dan alleen het huishouden. Niet alleen hielpen ze in de herberg, ze waren ook actief in het rekruteren van zeelui. Pierik vergelijkt ze met spelersmakelaars in het moderne voetbal of een uitzendbureau. “Heel Europa kwam naar Amsterdam voor werk. Veel herbergiers waren een soort eerste aanspreekpunt voor die migranten.”

De herbergier regelde onderdak, eten en de inschrijving bij de VOC voor de migranten. “Typisch iets waarbij de vrouwen van herbergiers een belangrijke rol speelden. Als een soort recruiter gingen ze met de matrozen mee naar VOC-gebouwen, om te zorgen dat ze officieel ingeschreven stonden. Vrouwen hingen daarom veel rond bij die VOC-gebouwen.”

Pierik zag ook dat mannen gemiddeld verder van huis waren dan vrouwen. Dat betekende ook dat vrouwen het in hun eigen buurt voor het zeggen hadden: zij waren belangrijk voor de sociale controle. Pierik omschrijft een voorval op de Hoogte Kadijk, vlakbij de plek waar nu het NEMO Museum staat. “Daar liep een naakte man, las ik in de stukken. Het waren niet de mannen die verhaal bij hem gingen halen, maar een groep vrouwen.”

Van haringpakkerij naar labradoodle

Café De Karpershoek, vlakbij Amsterdam Centraal, wordt door velen gezien als het oudste café van Amsterdam (er is wat discussie over). De ingang van De Karpershoek ligt aan de Martelaarsgracht. Zoals de naam doet vermoeden ligt de straat, die nu open ligt door werkzaamheden, op een plek waar vroeger water was. 

Een paar honderd meter verderop, waar nu het centraal station ligt, meerden vroeger schepen aan. Stel dat Pierik in de 17e eeuw op dezelfde plek in het café zat, wat zou hij dan zien? “Aangezien de haringpakkerij om de hoek zat en de vis- en graanmarkt een straat verderop, ga ik ervan uit dat het hier vol zou staan met zeelui, marktkooplui en marktbezoekers.”

Als Pieriks koffie op is geeft hij ook een korte rondleiding door een deel van de Nieuwezijde, een oud gedeelte van Amsterdam. Hij vertelt dat hij in de archiefstukken las dat mensen in de avond hun honden binnen riepen; overdag liepen die dus gewoon los op straat. Precies op het moment dat hij dit vertelt fietst er een vrouw van midden twintig langs op een e-bike, met in haar mandje een kleine labradoodle (pluizige kruising tussen een labrador-retriever en een poedel). Pierik schiet in de lach: “Tja, tijden veranderen.”

Café Karpershoek in 1981

Stadsarchief Amsterdam, Martin Alberts

E-bikes en koetsen in de binnenstad

De huidige discussie rond e-bikes, die op het fietspad rijden maar veel sneller zijn dan gewone fietsen, is vergelijkbaar met die rondom het vervoersmiddel dat Pierik ook onderzocht: de koets. De koets werd in 1634 verboden in de hele stad, later mochten koetseigenaren voor vijftig gulden per jaar toch in de koets rijden. Een fortuin, want dat stond gelijk aan vijftig daglonen van een gewone arbeider. “De minimale ruimte in de stad en de verschillende snelheden van weggebruikers brengen een gevaar met zich mee, net als nu bij gewone fietsen en e-bikes op het fietspad. Ook reden koetsen de straten kapot, zoals vrachtwagens nu schade aan de kade kunnen aanbrengen. Dat was één van de redenen dat die belasting voor koetsen zo hoog was.”

Waar historici eerder claimden dat het koetsverbod niet lang standhield (het zou worden gedoogd), toont Pierik met zijn analyse aan dat dit maar ten dele klopt. In zijn boek staat een plattegrond van de binnenstad, die laat zien waar de koetsen reden. Het valt op dat bepaalde delen koetsvrij waren. “Vooral in de kleinere straatjes kwamen ze niet.”

Net zoals sommige merken van e-bikes lijken te kampen met een wat elitair imago, gold dat in de 17e en 18e eeuw ook voor koetsen. “Koetsen werden gezien als moreel problematisch. Ze waren vaak rijk versierd en een statussymbool, wat niet altijd lekker viel in het nuchtere, calvinistische Amsterdam. Met een koets reed je letterlijk verheven boven het gewone volk op straat rond.”

Zo zijn er nog talloze voorbeelden te vinden in zijn boek, die ook nu nog relevant en actueel zijn. Wat zijn voornaamste boodschap is? “Als ik het tot één centrale, algemene stelling moet terugbrengen, zou dat zijn dat ruimte niet neutraal is. Het gebruik en de inrichting ervan is een constante machtsstrijd.”

Bron

Bob Pierik, Zoveel leven voor de deur. Een geschiedenis van alledaags Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw, Meulenhoff, oktober 2023.